Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De avonturen van Pinkeltje (1939)

Informatie terzijde

Titelpagina van De avonturen van Pinkeltje
Afbeelding van De avonturen van PinkeltjeToon afbeelding van titelpagina van De avonturen van Pinkeltje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.37 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De avonturen van Pinkeltje

(1939)–Dick Laan–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 156]
[p. 156]

XXVI Pinkeltje gaat mijnheer Paashaas zoeken

Pinkeltje had het heel, heel druk in zijn holletje, achter de etenskast.

‘Wat is er toch, Pinkeltje?’ vroegen alle vijf de muisjes tegelijk.

‘Ik moet op reis, ik wil mijnheer Paashaas zoeken.’

‘Mijnheer Paashaas?’ vroeg Knabbeltje verbaasd.

‘Ja,’ zei Pinkeltje, ‘ik ga aan mijnheer Paashaas vragen, of hij ook bij de vader en de moeder en de kindertjes wil komen.’

Pinkeltje stopte nog een paar stukjes brood in zijn zak, zette zijn aardig blauw mutsje recht op zijn hoofd en keek de kamer in. Gelukkig was er niemand. Toen stapte Pinkeltje de kamer door en liep gauw naar buiten. Wat was het buiten lekker weer, vond Pinkeltje en voorzichtig liep hij de grote tuin door. In de schutting was een klein gaatje, daar stapte Pinkeltje doorheen. Maar... nu stond hij zo maar in de grote straat van de stad en nu schrok Pinkeltje vreeslijk,

[pagina 157]
[p. 157]

want boven hem zag hij de grote schoen van een man, die over de straat liep. Gauw, gauw, Pinkeltje sprong opzij en ‘boem!’ - daar kwam de grote laars vlak bij Pinkeltje op de grond. Hè, wat schrok hij daar van.

‘Ik ga maar weer terug,’ dacht Pinkeltje, ‘want het is veel te gevaarlijk hier voor zo'n klein mannetje

illustratie

als ik...’ Maar - wat was dat? Daar gooide iemand een volle emmer water leeg, juist tegen Pinkeltje. Hij rolde met het water helemaal ondersteboven en kwam tegen een hoop modder van de straat te liggen.

Och-och, wat zag die Pinkeltje er nu vies uit! Maar-O!-O!, wat gebeurde er nu weer! Een man, met een grote schep, schepte alle vuil en modder van de straat in een grote vuilniswagen.

[pagina 158]
[p. 158]

‘O, o,’ gilde Pinkeltje, en hij wilde heel hard weglopen, maar de man zag hem niet en schepte Pinkeltje mee en... in de vuilniswagen. Daar reed de wagen weg.

‘Help! Knabbeltje, Zwartsnoetje, Langstaartje, Grijshuidje, Kraaloogje!’ riep Pinkeltje, ‘help me, gauw, help me gauw, Snorrebaard.’ Maar niemand hoorde Pinkeltje en Pinkeltje reed in de vuilniswagen al verder en verder van het grote huis vandaan. Pinkeltje zat op vieze papiertjes en lapjes en huilde, huilde héél erg.

‘Zoem-zoem-zoem-zoem!’ hoorde hij.

‘Hoera!’ riep Pinkeltje, ‘dat is Brommertje, de vlieg.’

En ja, gelukkig, het was Brommertje.

‘Brommertje! Brommertje! Wat moet ik doen, we gaan zo ver van het grote huis.’

‘Zoem, zoem, zoem, ik weet niet Pinkeltje, wat we doen moeten, ik kan je niet optillen, Pinkeltje.’

‘Blijf je bij me, Brommertje?’ vroeg Pinkeltje.

‘Ja zeker!’ zei Brommertje.

‘En waar gaan we helemaal naar toe?’ vroeg Pinkeltje weer.

‘Naar de grote vuilnishoop, buiten de stad,’ zei Brommertje.

En de wagen reed maar verder en verder, hélemaal de stad uit.

‘Ho paard,’ hoorde Pinkeltje een der mannen roe-

[pagina 159]
[p. 159]

pen, toen ze bij de vuilnisbelt waren. Ze tilden de bak van de wagen en gooiden alles wat er in zat, met Pinkeltje er bij, op een hele grote berg modder.

‘Kijk,’ zei een der mannen, ‘daar ligt een klein poppetje.’

Nu schrok Pinkeltje zo vreeslijk! Zouden de mannen hem oppakken en meenemen?

Pinkeltje werd er helemaal bleek van. Met verschrikte ogen zag hij, hoe daar de grote hand van den man al naar hem toekwam.

‘Zoem-zoem-zoem,’ daar kwam Brommertje aanvliegen en... ‘pik,’ daar stak hij den man in zijn hand. ‘Au, au,’ riep de man, ‘ga je weg, lelijke vlieg!’ en hij sloeg naar Brommertje en toen hij dat deed, kroop Pinkeltje gauw weg onder een groot stuk papier.

‘Waar is dat poppetje nu?’ vroeg de man aan den anderen man.

‘Dat weet ik niet. Bah! laat die rommel toch liggen.’

En gelukkig deed de man dat en samen gingen ze met de wagen weer haar de stad terug.

Pinkeltje kroop nu gauw onder het papier vandaan en naar beneden.

‘Brommertje,’ riep Pinkeltje, ‘daar in de verte is een weiland, daar ga ik heen...’ Maar och och, dat ging niet, want er was een grote sloot om het weiland.

‘Kwik-kwak-kwik-kwak,’ daar kwam Groenpootje, de kikker, aangesprongen.

[pagina 160]
[p. 160]

‘Groenpootje, wil je mij niet naar de overkant brengen?’ vroeg Pinkeltje.

‘Kom maar hier Pinkeltje,’ zei Groenpootje. Nu klom Pinkeltje op Groenpootjes rug en wip, daar sprong hij al met Pinkeltje in het water.

‘Brrrrr,’ daar werd Pinkeltje nat van, maar Groenpootje zwom gauw naar de andere kant en nu stond Pinkeltje in het weiland. Maar... hij was helemaal nat. Daarom ging Pinkeltje gauw in de zon zitten drogen.

Brommertje ging naast hem zitten op een grassprietje en zei:

‘Maar wat doen we nu Pinkeltje, je kunt niet naar de stad lopen, dat is véél te ver.’

‘Weet je wat,’ riep Pinkeltje, ‘vlieg jij naar de stad terug en zeg aan de muisjes dat ik hier ben, anders worden ze heel bang. Misschien kom je vader Duif wel tegen, en wil die me wel terug brengen.’

‘Goed,’ zei Brommertje, ‘dan vlieg ik al vast weg.’

‘Brommertje! Brommertje,’ riep Pinkeltje de vlieg nog na, ‘als je mijnheer Paashaas tegenkomt, zeg dan, dat ik hier ben.’

‘Ja Pinkeltje,’ riep Brommertje terug, ‘dat zal ik doen,’ en ‘zoem-zoem-zoem-zoem,’ vloog Brommertje naar het grote huis terug.

Maar wat was dat, waar was de zon gebleven? Daar

[pagina 161]
[p. 161]

kwamen heel grote wolken en ‘klik-klik-klik,’ daar vielen grote regendruppels.

Pinkeltje keek erg bang om zich heen, waar moest hij zich nu verstoppen?

‘Kwik-kwak-kwik-kwak.’



illustratie

‘Groenpootje,’ riep Pinkeltje, ‘waar kan ik me verstoppen voor de regen?’

‘Kom maar gauw mee,’ riep Groenpootje, ‘hier onder deze grote paddenstoel, dat is net een paraplu. Zie je wel, Pinkeltje?’

‘Ja,’ zei Pinkeltje, ‘maar Groenpootje, waar moet ik nu slapen vannacht?’

[pagina 162]
[p. 162]

‘O,’ zei Groenpootje, ‘zie je die grote gele bloem? Nu, daar klim je vanavond maar in.’

Dat deed Pinkeltje en toen het heel laat in de avond was, deed de bloem zijn blaadjes dicht en zat Pinkeltje in een heerlijk, warm huisje en sliep erg lekker.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken