Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De avonturen van Pinkeltje (1939)

Informatie terzijde

Titelpagina van De avonturen van Pinkeltje
Afbeelding van De avonturen van PinkeltjeToon afbeelding van titelpagina van De avonturen van Pinkeltje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.37 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De avonturen van Pinkeltje

(1939)–Dick Laan–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 163]
[p. 163]

XXVII Pinkeltje en mijnheer Paashaas



illustratie
Gauw nam Pinkeltje zijn mutsje en zwaaide er mee.
blz. 163


De zon scheen op de bloem, waar Pinkeltje in lag te slapen. Dit vond de bloem erg prettig en daarom deed ze gauw alle blaadjes open en daar werd Pinkeltje wakker van.

‘Zoem! Zoem! Zoem! Goedenmorgen, Pinkeltje,’ zei Brommertje, die boven op een grasspriet zat.

‘Dag Brommertje,’ zei Pinkeltje, ‘ik heb toch zo lekker geslapen.’

‘Zoem, zoem, zoem, ik heb mijnheer Paashaas gezien Pinkeltje, en die komt straks hier langs.’

‘Dan ga ik gauw kijken of hij er al aankomt,’ en Pinkeltje klom boven in een heel lange rietstengel. En ja, daar zag Pinkeltje in de verte de lange oren van mijnheer Paashaas. Gauw nam Pinkeltje zijn mutsje en zwaaide er mee.

‘Spring-sprang-sprong,’ daar kwam mijnheer Paashaas aanspringen.

Wat zag die mijnheer Paashaas er deftig uit, op zijn rug een grote mand en op zijn neus een heel grote bril.

[pagina 164]
[p. 164]

‘Goedenmorgen, Pinkeltje,’ zei mijnheer Paashaas, ‘wil je met me mee gaan naar het Paasveld en al de Paashaasjes?’



illustratie

‘Heel graag, mijnheer Paashaas,’ zei Pinkeltje.

‘Ga dan maar in het mandje op mijn rug zitten,’ zei mijnheer Paashaas.

[pagina 165]
[p. 165]

Dat deed Pinkeltje natuurlijk gauw en ‘spring-sprang-sprong,’ daar hipte mijnheer Paashaas met Pinkeltje hard weg.

Wat kon die mijnheer Paashaas hard lopen, ze gingen eerst over een weiland en toen over nog een weiland en toen door een groot, donker bos en opeens kwamen ze op een heel groot stuk land, midden in het donkere bos en daar - neen, maar dat was prachtig - Pinkeltje wist niet, waar hij het eerst zou kijken. Weten jullie, wat hij daar zag?’

Overal lagen hoge bergen van prachtig gekleurde paaseieren, rode en blauwe en groene en zilveren en gouden eieren, wel duizend en duizend en duizend. En overal wipten er haasjes rond, zo veel haasjes, dat Pinkeltje ze helemaal niet tellen kon en al die haasjes hadden kleine potjes verf en héél, héél kleine kwastjes en daarmee beschilderden ze al die paaseieren. Pinkeltje keek heel goed naar een van de haasjes. En dat haasje schilderde op elk ei een prachtige ster en weer een ander haasje schilderde een mooie bloem. En alle haasjes hadden het erg druk. Toen vroeg Pinkeltje aan mijnheer Paashaas: ‘Zijn nu al die eieren voor lieve kinderen?’

‘Ja,’ zei mijnheer Paashaas, ‘en ik schrijf in grote boeken, wie van de kindertjes een ei krijgen. Wil je dat eens zien, Pinkeltje?’

‘Graag,’ zei Pinkeltje.

Toen stapte mijnheer Paashaas naar een dikke

[pagina 166]
[p. 166]

boom en klopte met zijn poot tegen de boom...

‘Klop-klop-klop,’ en daar ging een klein deurtje in de boom open en nu zag Pinkeltje een heel lange smalle trap, die trap wandelde Pinkeltje en mijnheer

illustratie

Paashaas helemaal af naar beneden en toen... toen zag Pinkeltje allemaal andere haasjes en die maakten allemaal eieren, van chocola en van suiker, en er kwamen weer andere haasjes met kleine wagentjes en daar legden ze de eieren op en brachten die dan naar de haasjes boven op de open plek in het bos. Daar
[pagina 167]
[p. 167]

beschilderden de andere haasjes ze dan weer en maakten ze mooi.

‘Mijnheer Paashaas,’ vroeg Pinkeltje, ‘brengt u ook alstublieft een paar mooie eieren aan de kinderen in het grote huis en aan den vader en de moeder?’

‘Dan zullen we eerst eens in de grote boeken kijken of die wel allemaal lief zijn geweest,’ zei mijnheer Paashaas.

Toen nam mijnheer Paashaas een van zijn grote boeken, zette zijn bril recht en keek in het boek.

Ja, daar stond het geschreven:

‘De vader en de moeder en de twee meisjes en het jongetje zijn erg lief geweest en krijgen allemaal een groot paasei.’

‘Hoera! dat is fijn!’ riep Pinkeltje.

Maar nu liep mijnheer Paashaas weer uit het hol onder de boom vandaan en boven gekomen klapte hij heel hard met de pootjes tegen elkaar.

En toen zag Pinkeltje, dat alle haasjes opeens heel vlug kwamen aanlopen.

‘Haasjes,’ zei mijnheer Paashaas, ‘haal allemaal je mandje, en doe daar heel veel eieren in,’ en ‘rrrrt-rrrrt-rrrrt,’ weg holden de haasjes en ‘rrrt-rrt-rrrt,’ daar waren ze alweer terug met de mandjes op hun ruggetjes, vol met Paaseieren.

‘Allemaal netjes op een rij gaan staan!’ riep mijnheer Paashaas. En toen zag Pinkeltje een heel, heel

[pagina 168]
[p. 168]

lange rij van haasjes met mandjes met gekleurde eieren op hun rug.

Toen zei mijnheer Paashaas: ‘Wie van jullie moet er naar het grote huis in de stad?’

‘Ik,’ zei Langoor.

‘En heb je alle eieren?’ vroeg mijnheer Paashaas.

Maar wat schrok Pinkeltje daar, want Langoor zei:

‘Neen, mijnheer Paashaas, ik heb nog geen eieren voor den vader en de moeder!’

Wat vond Pinkeltje dat akelig.

‘Dan,’ zei mijnheer Paashaas, ‘moet je die morgen maar brengen.’

‘Gelukkig,’ dacht Pinkeltje, ‘dat de vader en de moeder toch nog wat krijgen zouden.’

En toen klapte mijnheer Paashaas weer in zijn pootjes en ‘huppelde-huppelde-hup,’ weg huppelden alle haasjes met hun mandjes met eieren overal naar toe, naar alle lieve kinderen en alle aardige mensen.

‘Dank u wel, mijnheer Paashaas,’ zei Pinkeltje, ‘dat u zulke mooie gouden en rode eieren voor de kindertjes hebt gemaakt.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken