Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot schilderboek (1712)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot schilderboek
Afbeelding van Groot schilderboekToon afbeelding van titelpagina van Groot schilderboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.00 MB)

XML (2.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot schilderboek

(1712)–Gérard de Lairesse–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

Tafereel van de schilderkonst.

DE Schilderkonst, zijnde een schoone Maagd in 't beste van haar leeven, deftig, zedig en opmerkende van weezen; zit op een zwarte Marmore vierkante steen, alwaar Geometrisse en Optise figuuren in gegraveerd staan.

Zy heeft kastanjebruin hair, versierd met een goude diadema of hoofdband.

Haar kleedinge is een blaauwe borstlap, roode rok, wit onderkleed en een zwarte gordel met zilver gestikt om de middel.

De Natuur, met vyf borsten verbeeld, staat voor haar, die zy in Haar volkomenheid met de penseel afbeeld.

De Theorie vertoond zich naakt, hebbende alleen een blaauwe sluyer met dewelke zy omgord is, staan de ter regter zyde der Schilderkonst, welkers lokken zy met de linkerhand opligt, en haar alzo in 't oor luisterd: wyzende met de vinger der regterhand op het Tafereel: Zy heeft op haat hoofdhulszel een passer met de punten om hoog.

Aan de linkerzyde, zit Practica, als een bedaarde matroon, op eene knie ter aarde, houdende in de linkerhandeen lyn, een borsteltje en een passer met de punten om laag: en met de rechter, leidze de hand der schilderkonst naar het tafereel: op haar hoofd heeft zy een geelachtig witte doek, en om het lyf een donkerachtig geel kleed: de rechtermouw is tot de elboog opgestroopt: haar mantel legd neevens haar op de vloer, zijnde heel donker groen en byna zwart van koleur.

Achter de Schilderkonst staat het Verstand, wat verheeven, lichtende haar met een groote brandende fakkel in de hand, hebbende een purpere mantel aan bezaait met goude starren, en gevoerd met goud laaken: aan zijn zyde ziet men een adelaar.

Boven hem zit Iris op een wolk, leunende met de linkerarm op de Reegenboog, welkers einde op Picturaas Palet straald. Zy heeft een wit kleed aan, en een blaauw hulszel om 't hoofd.

Ter linker zyde deezes vertreks, zietmen Anteros een donkere gordyn opschuiven, van achter het welke, door een venster, eenige straalen van Hemellicht op de natuur schieten.

Hy heeft een Laurierkrans op het hoofd, een bloedrood manteltjen aan, en een fakkel in de hand, voor zijne voeten legt een palmtak.

Aan 't einde deezer kaamer, een tree hooger, zietmen, door een groo-

[pagina 4]
[p. 4]

te opening, als een poort, in een ander vertrek: ter zyde deezer poort, staan in nissen, de Historia ter regter en Poëzia ter linker zyde: booven het rond der poort, is een wit marmor borstbeeld van Pallas geplaatst, rustende op een plint, waar in een Sfinx uitgehouwen is.

Dit vertrek is met duister graauwe stof bekleed, en rondom met Schilderyen in ronde lysten behangen, verbeeldende Geschiedenissen, Gebouwen, Landschappen, Konterfytzels, Zeën, Beesten, Bloemen, Vrugten, Stilleeven, en diergelyke oeffeningen en uitwerkzels der konst.

Aan 't einde der kaamer, zietmen, door een groot venster dat oopen staat, de Faam uitvliegen, blaazende op haar bazuyn.

En in 't verschiet, beschoutmen een opgerechte Piramide.

Uytlegginge.

DAt wy de Schilderkonst hier een schoone maagd in 't beste van haar leeven, deftig, zeedig en opmerkende van weezen vertoonen; is, dat in die jaaren de grootste kracht en standvastigheid onzer geest betoond werd: om dat die tyd haar van alle lossigheid en onbedachtzaamheid bevryd, laatende niets ontglyen dat opmerkens waardig is.

Zy zit op een zwarte marmore vierhoekige steen, overmids het zwart een onveranderlyke en natuurlyke eigenschap is welke aan de koleuren behoord; gegraveerd met Geometrisse en Optise figuuren, door dien zy op de wiskonst haar onfylbaare gronden boud.

Dat wy haar met Kastanjebruin hair verbeelden, is om dat die koleur de beste, bestendigste en met die jaaren meest is overeenkomende: hebbende tot haar hoofdsieraad een goude Diadema, waar meede een der drie hoofdkoleuren, zijnde het geel, werd aangeweezen.

Haar Borstlap en rok, werd door het blaau en rood onderscheiden, beteekenende de twee andere hoofdkoleuren, welke door haar zoete vermenginge, en aanwyzinge van dag en schaaduwe, door de gordel, met een aangename streelinge ons gezicht vergenoegen.

De volkoomen Natuur met al haar naakte geheimenissen, is het voorwerp dat zy nabootst, met raadpleeginge van de Theoria.

Deze vertoond haar naakt, ten deele omgord met een blaauwe sluyer, om dat zy door haar geduurige bespiegelinge iets Goddelyks in zich heeft, hebbende een volkomen kennisse, van alle het geene zich zichtbaar aan haare oogen ontdekt.

Zy staat ter rechter zyde van Pictura, om dat zy door opligtinge der hairlokken, voortreffelyke en uitmuntende gedachten inblaast, waar door de Schilderkonst, tot haare kracht en volmaaktheid, geraakt en tot groote uitvoeringen bekwaam gemaakt werd: onderrichtende haar verder met

[pagina 5]
[p. 5]

de vinger der rechterhand op het tafereel, om haar tot de geheimenissen der weetenschappen aan te porren.

De Passer, welke Theoria op haar hoofdhulzel heeft, verbeeld de gegeduurige inspanninge der gedachten, waar meede zyde Hemelsche geheimenissen gestaadig bespiegeld.

Dat Practica of de werkende oeffening een lijn, borsteltjen en passer met de punten om laag in de linkerband houd, ende ter linker zyde op eene knie geboogen zit, beteekend haare dienstbaarheid welke zy geduurig en onvermoeid aan pictura opofferd: zijnde bedaard van weezen, om dat zy zelden als by dien ouderdom gevonden werd: Zy leid de regterhand van pictura naar het tafereel, om dezelve tot geuurige en naarstige oeffeninge te vermaanen. Haar hulszel of geelachtige witte doek en donkergeel kleed, betoond dat zy door den ouderdom en geduurige yver tot de konst, weinig acht neemd op haar uiterlyke oppronkencheid of optoojinge, waar door zy nalaatig is om haar weederom met een wit hulszel en andere kleedinge te verschoonen.

De opgestroopte regtermouw, beteekend de daadelyke werkzaamheid.

Haar afvallende donkergroene mantel op de vloer, geeft te verstaan, dat zy alles uit de duisterheid der natuure ophaalende, het zelve te voorschyn, brengt.

De Werktuigen die zy in de linkerhand houd, verbeelden het noodige dat pictura van doen heeft: haar passer wyst met de punten oopen na de aarde, om dat zy het aardsche en het geene daar van afhankelyk is, afmeet.

Het verstand, meede deel neemende om pictura in volmaaktheid te doen voortgaan, verlicht haar met de straalen van zijn Goddelyk vernuft, het welke ook de Fakkel, als een brandend vier, dat by de oudheid de Goddelykheid beteekende, werd vertoond.

Zyn purpere mantel met goude laakenze voering, en van buiten met goude starren bezaaid, beteekenen meede de Heemelsche invloejinge, welke alle, volgens de order haarer loop van trap tot trap, onophoudelyk moeten voortgaan.

Den Adelaar aan zyn zyde, doet ons meede verstaan, dat hy, als de voogel van Jupiter, de hoogstvliegende ende de blixemdraager is.

Iris, op de wolk zittende, leunende met den arm op de regenboog, welkers verscheide koleuren het Palet van pictura verlichten, vermaand pictura, de tempering der aangenaame, en verscheiden, doch allengskens zaamenvoegende koleuren, voorachtiglyk, na de konst, werkstellig te maaken.

Haar wit kleed en blaauw hulszel, beteekend dat zy haar heemelsche gedachten met alle zuiverheid diend uit te voeren.

Anteros meede ter linker zyde des vertreks staande, ende een donkere

[pagina 6]
[p. 6]

gordyn opschuivende, met de palmtak aan zijn voeten, toond, dat hy, zijnde de broeder van Kupido, de lust tot de konst beteekend: om deeze palmtak zeggen de Poëten, dat hy lange met zijn broeder getwist, en eindelyk dezelve hem uit de handen gerukt hadde.

Hy oopend het donkere gordijn, betoonende alzo dat de liefde tot de konst, de Chaos der duisternis en verwarringe weg neemd, waar door de straalen van licht en klaarheid, de Natuur verlichten en aangenaamer maaken.

De Lauwrierkrans, mantel en fakkel, beduyden zynen yver en branden de liefde tot de konst, welke eindelyk ter volmaaktheid gekoomen zijnde, tot haar eeuwigduurende loon, met Laurieren gekroond werd.

Historia en Poëzy, in nissen, ter regter en linker zyde der poort staande, geeven te kermen, dat zy de voornaamste hulpmiddelen zijn aan de konst, om haar ryke gedachten en bekwaame stoffe tot oeffeninge te verschaffen, en dezelve sierlyk op te tooyen.

Het borstbeeld van Pallas, vertoond de Godinne der Wysheid, als bevorderaarster deezer konst; en het wit marmor, om de zuiverheid haarer kennisse meede te deelen.

De Sfinx, onder in de plint uytgehouwen, geeft te kennen, dat dit wyze wangedrocht, het welke zeer duistere raadzelen uitgaf, en dien verstond die dezelve niet oplosten; gelyk de konst mééde doed, den geenen die niet tot haar geheimen indringen, dezelve in den poel der onweetenheid jammerlyk smooren en omkoomen laatende.

Het tweede vertrek met duister graauwe stof bekleed, word hier vertoond, om den verdere inhoud des zaals, ons met meerder luister ende helderheid te doen voortkoomen.

De Schilderyen met Beelden, Gebouwen, Landschappen, Konterfytzels, Zeën, Beesten, Bloemen, vruchten, stilleevens enz, zyn de uitwerkzels deezer konst. Dat dezelve in ronde lysten hangen, verwekt onze aandacht, om een nette en wel afgedeelde schikking, zo in 't waarneemen der teegenstreevige veranderingen van de gestalten der Bouwkonst, midsgaaders het plaatzen der Schilderyen, de zinnen der aanschouwers met bevalligheid te streelen: geevende daar by ook verder te kennen, dat de rondigheid, het oneindige beteekend, en den roem der naavolgers deezer konst, in haar byzondere neigingen en verkiezingen, met een bestendige en onsterffelyken lof en eer, gedraagen word op de wieken van de overal vliegende en verkondigende Faam, welke hen in de volgende eeuwen komt te kroonen.

De opgerechte Piramide in 't verschiet, word hier ook, gelyk by de oude Egiptenaaren gebruikelyk was, tot een teeken van treffelyke en helddaadige stervelingen, ter eeuwiger gedachtenisse geplaatst, met dit opschrift, AEternae memoriae sacra: Dat is, Dit zy der eeuwiger gedachtenisse toegeweid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken