Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Blonde Martijn (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Blonde Martijn
Afbeelding van Blonde MartijnToon afbeelding van titelpagina van Blonde Martijn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (10.49 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Blonde Martijn

(1988)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

5

Zijn tante, mevrouw Van Haysmaal, heb ik pas later ontmoet. Ik vond haar een mal mens; zo totaal verschillend van Martijn, dat ik haar met verbazing heb bekeken toen ik besefte, dat ze die tante Aleid van hem was. Een corpulente vrouw met strakke, rimpelloze kleren over een massieve buste en een even gedegen zitwerk. Haar stem leek uit spelonken geboren; een wankel geluid tussen sonoor en kraaiend. Ze droeg een dikke bril die haar ogen klein en wantrouwend maakte - ja, ik had eigenlijk de indruk dat die bril haar hele zieleleven omglaasde. Haar kapsel was in het midden gescheiden (‘net als alles bij haar,’ zoals Martijn zei, ‘'t wijf heeft een slangetong’), en van een zorgvuldig niet-opvallende kleur grijs-bruinblond. Ik had een hekel aan haar op een medelijdende manier.

Wat ze met haar neefje Martijn had beleefd, moet haar enorm hebben geschokt. Zij was een vriendin van mijn moeders meest lasterlijke vriendin, door wier opgewonden mond ik Martijns naam waarschijnlijk voor het eerst heb horen noemen toen ik twaalf was. Blonde Martijn was toen - dit zeg ik voor de goede orde der duidelijkheid - zeventien. Ja, en dat geeft dan te denken.

Op een middag kwam mijn moeders vriendin bij ons thuis binnen hijgen en plofte neer op een stoel. ‘Anna!’ zei ze, ‘nu moet je toch es hóren!...’

Mijn moeder werd op slag één groot oor, al keek ze uit een oog-rest naar mij, zichtbaar overleggend of ik soms even de tuin in moest om de poes te roepen.

‘Je kent toch Aleid van Haysmaal!’

Dat mijn moeder nee-schudde, hinderde niets.

‘Nou, gisteren kwam ze bij Charlotte de Schencker, je weet wel, dat Franse vrouwtje van de notaris. Ze hebben daar zo'n vlégel van een zoon, zeg! dat is gewoon schàndelijk!... Toen Aleid de salon binnenkwam, zat die slungel op de canapé, met de benen op tafel, verbeeld je! en snoepte uit een slabak met chocola, die naast hem stond. Hij keek op en zei: “Mams heeft vandaag geen jour, omdat ze vannacht nuit heeft gehad.” Je begrijpt, dat Aleid zich dodelijk geshockeerd voelde! Ze kon niet dadelijk begrijpen wat hij bedoelde, en kreeg een kleur.

[pagina 27]
[p. 27]

Goed, Charlotte was met haar man naar een bal geweest, dat erg laat bleek te zijn geëindigd. Ze kon dus best niet gedisponeerd zijn voor een ontvangst die dag. Maar Aleid zei: “Martijn, ik ben je tante, ik heb met geen jour iets te maken!” - heb jij die jongen ooit gezien?...’

Hier kreeg mijn moeder ademruimte om ‘nee’ te zeggen.

‘Ach, een vlegel, zeg! met een bleek, laatdunkend gezicht en van dat gedegenereerde blonde haar, zie je... en een paar ogen als - als - als íéts... Ik weet zo gauw niet, wàt!... Hij zei tegen haar: “Tante Aleid, ga zitten en neem een dik stuk chocola, dan kan je eindelijk es uit je mantelpak barsten.”’

Mijn moeder schoot in de lach. Maar ik lachte zonder geluid, want ik wou de poes nog niet roepen.

‘Nee, làch niet, Anna!’

Doch mijn moeder kon zich niet beheersen. Ze kende mevrouw Van Haysmaal uit de verte voldoende om het tafereel voor zich te zien.

‘Enfin,’ ging de vriendin voort, ‘ze ging zitten, en ze zei tegen die jongen, dat ze hem onbeschoft vond. Dat was per slot de waarheid.

“Ja,” zegt die vlerk, “ik heb er ook al over getobd - maar de wetenschap beweert, dat er in elke bundeling van schoonheid íéts lelijks moet zijn - anders heeft zij geen levenskracht.” Stel je vóór!... En toen Aleid wóédend werd, liet hij haar eerst een hele poos praten, en zei toen: “O, u begrijpt me volstrekt verkeerd - ik bedoel mezelf met het lelijke.” En net toen ze dus kalmeerde, en niet wist, hoe ze het weer een beetje goed moest maken - want ze had natuurlijk wel vervelende dingen tegen hem gezegd, knikte hij en zei: “Het lelijke, dat levenskracht schenkt” en ging zitten lezen in een gemeen boek met een bloot omslag.’

Mijn moeder knikte. ‘Maar wat ìs dat voor een jongen?!’ vroeg ze, met meer interesse.

‘Nou, dat is die blonde Martijn,’ kreet de vriendin. ‘Aleid zegt, dat ze niet weten, hoe ze met hem áán moeten! Dat blijkt trouwens wel. Want toen zijn moeder binnenkwam, bleek zij wel degelijk jour te hebben, maar in de Blauwe kamer!... Daar zat al een heel stel visite - en al die tijd had Aleid daar met die snotjongen opgescheept gezeten, en voor haar fatsoen nog geen stukje chocola kunnen nemen!...’

‘Voor haar fatsoen?’ herhaalde mijn lieve moeder, die om de een of andere reden altijd zeer belangstellend was naar dit fenomeen.

[pagina 28]
[p. 28]

‘Nou ja, hij had toch gezegd, dat ze dan eindelijk es uit haar mantelpak kon barsten!’

‘O, ja,’ zei mijn moeder teleurgesteld, dat het fatsoen geen dieper perspectief toonde.

‘En toen ze opstond om mee te gaan naar de Blauwe Kamer, schopte ze kribbig tegen een witte lap die voor haar voeten lag, en dat bleek de hond te zijn, want Aleid's bril is niet goed. Ze heeft erg slechte ogen!... En die hond janken!... en dat monster van een zoon zeggen: “Pàk die kluif!” Hoe vìnd je zo-iets??...’

Nu weet ik niet meer, wat mevrouw Van Haysmaal verder beleefde, die middag, aangezien dat mijn belangstelling niet had. Alleen het slot van het verhaal vond ik vlammend goed. Halverwege de jour was Martijn binnengekomen en had silhouetjes van de dames geknipt. Ook van tante Van Haysmaal; en dat was heus heel aardig geworden.

‘Ja,’ had hij gezegd, ‘ik hoef toch niet boos op ú te zijn, als u míj verkeerd begrijpt?’ op zo'n zachte toon, dat ze allemaal vertederd waren. Ach ja, en Aleid was zo'n goeierd - die had hem natuurlijk al bijna vergeven!...’

‘Wàt vergeven?’ wilde ik toen weten. Dat was dom, want mijn moeder had mijn aanwezigheid vergeten. Of ik even de poes wou gaan zoeken.

Dat hoefde niet, want de poes zat onder de tafel.

En intussen was die vriendin al doorgezeild met haar praatschip.

Toen de dames later weggingen, bleef tante Aleid nog even zitten - ze was toch familie! En bij het weggaan deed ze het hek zorgvuldig dicht, en daar klonk uit het sierlijke oeil de boeuf midden in de daktop: ‘Dag tante Aleid! Nu bent u toch niet meer boos?’

Tja, ze had haar binnenkant zorgvuldig aangeplempt met boerejongens en voelde zich nu mild tegenover een ieder. Ze wendde zich breed om, glimlachte naar boven, en knipperend met haar bijziende ogen naar het blank in dat ronde venstertje, riep ze: ‘Nee, hoor! Dag Martijn! Dààg!... Dààg!... Dag beste!...’ En ze wuifde met een dik dames-handje; tot ze merkte, dat om haar heen de mensen op straat grinnikten en twee kerels luid-op schaterden. Eén vertelde haar in zeer Nederlandse termen, dat die jongen daarboven zijn broek had afgestroopt, en met z'n blote zitvlak voor de ruit stond, zodat ze beter kon ophouden met wuiven.

Wellicht hadden de boerejongens haar nog bijziender ge-

[pagina 29]
[p. 29]

maakt - ze had ontroerd gemeend, Martijns bleke wangen toe te wuiven.

‘Hoe vìn-je zó'n schòft!’ zei de vriendin, en spuugde ervan.

Mijn moeder schudde verbijsterd het hoofd, terwijl ze de suikerpot afveegde.

‘Stond ze daar te wúíven! Naar die - - eh - nou ja, je begrijpt me!...’ De vriendin bette haar bovenlip.

Mijn moeder schudde pijnlijk getroffen het hoofd en haalde haar lapje langs het melkkannetje. ‘Schandelijk!’ zei ze. ‘Schàn-de-lijk!...’ en schudde nogmaals het hoofd.

‘Je begrijpt, dat Aleid gebroken was, Anna!’ zei de vriendin. ‘O, het is een schoft, een schòft!... Blonde Martijn!... Het klinkt zo onschuldig, als bijnaampje... Nou, geef hem de ruimte, dat hellekind!...’

Mijn moeder fronste de wenkbrauwen.

‘Ik vind het ergerlijk, dat iets dergelijks vóórkomt bij zulke voorname mensen,’ zei ze. ‘Die jongen moet wel een verdorven geest hebben!’

‘Verdorven géést?!’ kreet de bezoekster, ‘o, Anna, als ik je dáárvan vertel!...’

En dat was het moment, waarop mijn moeder zei: ‘Daantje, wil jij even op paps z'n bureau gaan kijken, waar dat adressenboekje ligt?... Een groen, klein boekje, in leer gebonden.’

Ik móést wel. Ik ging heel langzaam. Vol opstandige spijt. Achter de deur hoorde ik het gesprek weer los bruisen, als een ontdooid lek in een buis met hoge druk.

 

En dat alles glimlacht me weer toe, nu ik vanavond langs de Lagendijkselaan heb gewandeld. Ze zijn begonnen de top van de gevel te slopen. Dat sierlijke zoldervenstertje, het oeil de boeuf, zoals mevrouw Charlotte de Schencker geboren Du Pont de Monteverde het altijd noemde bij zijn ouderwetse naam - dat is weg.

Adieu, stenen krullen en glas, waarachter eens zo-iets ondeugends te kijk heeft gestaan!... Het huis stond stil en afgestreken in de kille avondlucht, onder haastige wolken: ontkroond. Tante Aleid is ook al lang klaar met wuiven. -


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken