Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In het hol van de tamme leeuw (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van In het hol van de tamme leeuw
Afbeelding van In het hol van de tamme leeuwToon afbeelding van titelpagina van In het hol van de tamme leeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (13.07 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In het hol van de tamme leeuw

(1977)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

kleine klucht


Vorige Volgende
[pagina 114]
[p. 114]

15

Na het koffiedrinken slenterde Hetty de tuin in en ontmoette vlakbij het huis haar moeder en grootmoeder, die samen uiterst geanimeerd liepen te praten. Zo gauw zij haar zagen, klapten hun monden toe tot tegennatuurlijke stilte.

‘Dag meisjes,’ zei Hetty opgewekt, ‘heeft oma weer een vieze mop?’

‘Een vieze mop?!...’ herhaalde Liza, en liet haar gezicht uitzakken, ‘hoe kòm je erbij dat oma vieze moppen zou kennen?’

‘Ach kom,’ schouderschokte Hetty, ‘met zo'n gezicht zit je vòl vieze moppen. Ze is door strenge opvoeding verbogen; maar magere mensen zijn nooit zedig.’

‘Hetty!’ zei oma, en ze stond stil omdat ze te oud was om tegelijkertijd tong en benen naar behoren te gebruiken, ‘houd me asjeblieft buiten je Vanderspa'se verdachtmakingen. Wij spraken over iets belangrijks.’

‘Mams heeft de hele ochtend gejankt,’ weerlegde Hetty, ‘en nu is ze eensklaps droog. Dat betekent dat ze òf iets in haar schild voert, òf is afgeleid. En afleiden kun je mams alleen met verhalen over juwelen of met beroerde moppen.’

‘Je moeder,’ wees mevrouw Gravelinc terecht, ‘is mijn dochter, en ik -’

‘Zie je wel!’ zei Hetty.

‘Ik kan nooit lang huilen,’ weerde Liza af. ‘Mijn teint lijdt er zo van.’

‘Ach, ik weet best dat jullie bezig zijn, iets krankzinnigs op touw te zetten,’ polste Hetty.

‘Níémand zet íéts raars op touw!’ sprak mevrouw Gravelinc over-ijverig. ‘Ik práát alleen, om je moeder van haar zorgen af te leiden! Zorgen, waarvan jullie de schuld zijn!...’

‘Belachelijk!’ zei Hetty. ‘Ik ben toch geen auto!’

Intussen waren zij gezamenlijk al wandelpratend het huis genaderd. En uit het venster van de werkkamer des huisheren

[pagina 115]
[p. 115]

vernam mevrouw Gravelinc, gescherpt door veelvuldige oefening, stemmen. Zij besefte, na alles wat zij die dag alweer van hem had meegemaakt, geroepen te zijn tot toezicht met het oog op haar dochters welzijn. Geheel instinctief ving ze de woorden op. Lichtzinnige - nee, ònzinnige woorden (zoals meestal), die haar toch altijd weer schokten. Hendrik eiste van iemand (die aan de stem te horen Joris zou kunnen zijn - arme Joris, slachtoffer van zijn beroep), dat hij de huisheer zou misselijk maken van het lachen. Dit was langs geen enkele lijn te begrijpen. Iemand met zo'n humeur en zulke gelaatstrekken. Mevrouw stond stil en legde de vinger op de mond, zodat Liza en Hetty, die toch net zwegen, deze prestatie continueerden, beiden ook hun schreden inhielden en oren spitsten.

‘Ik zal ervoor zorgen, meneer,’ hoorden ze Die Andere Stem spreken. Nonsens, natuurlijk. Maar zelf zouden ze precies hetzelfde hebben gezegd, om de woesteling rustig te houden. Het was intens slecht, je misselijk te willen lachen, als je een vrouw zonder auto had, en een zoon en dochter die op trouwen wilden staan, en een schoonmoeder met een tweedehands secretaris door omstandigheden. Maar zo wàs Hendrik.

Mevrouw Gravelinc sloop op haar tenen naar het raam, en in haar spoor tippeteenden Liza, bevend en in huil-aanslag, en Hetty met aandrang om iemand te redden. Ze had keus tussen oma en paps. De deur sloot zeer normaal. Joris was een juweel. Al zou hij gekweld worden door vijf zenuwinzinkingen tegelijk, dan nog zou hij eerst permissie vragen.

Ze zagen, - ze zágen!, dat meneer Van der Spa zichzelf met een uitdrukkingloos gezicht in de arm kneep, zoals hij het niemand anders had moeten lappen. Nou ja, zelfkennis wellicht. Ze zagen dat hij zuchtte. Ook niet gek. Dat hij zich uitstrekte. Dat hij zich op zijn buik krabde. Mevrouw Gravelinc vond dat primitief en onwelvoegelijk; maar zij was overmatig goed opgevoed. Ze namen waar dat hij achterover leunde, en dat hij weer, in volle overgave, het afschuwelijke gezicht trok, dat mevrouw Gravelinc die eigen ochtend dermate tot gillen had gebracht, dat ze daarna alleen nog maar kon fluisteren en zich voortslepen als een verregend spook.

‘Zíén jullie het nu??!’ fluisterde ze, links en rechts blikkend. Ze voelde bewogen aan haar broche, die er gelukkig nog

[pagina 116]
[p. 116]

zat. ‘Zíén jullie het zèlf???!!!’

‘Jja,...’ bibberde Liza, overweldigd door de mimische lenigheden van haar echtgenoot. ‘W-wat wil 'ie nou...?’ alsof ze niet zelf drieëntwintig jaar met hem in de boot had gezeten. Wat leer je daar ook van? -

‘Ik wéét niet, wat hij wil,’ fluisterde mevrouw Gravelinc. ‘Ik weet nóóit wat hij wil - behalve als ik het begrijp...’

‘'t Lijkt wel vastenavond,’ prees Hetty, met het hoofd scheef om beter mee te kunnen kijken met Pa's kramptrekkingen. ‘Wat een smoel!’

‘Hij is krankzinnig,’ stelde mevrouw Gravelinc droevig vast. ‘Hij doet me aan iemand denken, maar ik weet niet aan wie... Die was ook gek, en die begòn altijd met diezelfde grijns...’

‘En dan? - -’ drong Liza aan. Ze was als kind al heet op nare verhalen geweest.

‘Dan viel hij op zijn knieën,’ meldde mevrouw Gravelinc en maakte haar hals extra lang om geen centimeter van het verloop der ziekte daarbinnen te hoeven missen, ‘en dan wou hij lucifersdoosjes eten. Soms vond hij alleen pianotoetsen lekker, en eenmaal heeft hij mij gebeten, omdat dat volgens hem geen verschil maakte. - Nu weet ik zeker, wie het was: mijn zwager. En ik was bij hem om hem te vermanen, omdat hij naar niemand meer wilde luisteren, zonder op een teen te zuigen.’

‘Eigen?’ wilde Hetty weten.

‘Ach, maar natuurlijk,’ stemde haar grootmoeder toe, met haar ganse aandacht bij schoonzoon en wringend toetmasker, dat telkens als hij zijn lombrosobol achterover mikte, openspleet tot onmenselijke hapgraagte. Ze meende te mogen vaststellen dat hij de pianotoetsen lang achter zich had gelaten.

‘En toen...?’ informeerde Liza rillerig. ‘Is hij niet genezen...?’

‘Nee,’ stelde mevrouw Gravelinc vast met enige voldaanheid. ‘Hij verslikte zich in een wasknipje.’ Ze richtte zich tot de anderen door haar nek in te schroeven, en zei indrukwekkend: ‘Wij moeten een zenuwarts roepen, als we niet vóór de avond allemaal vermoord willen zijn!’

‘Hemel!...’ kreet Liza, en bedacht dat ze nooit had ver-

[pagina 117]
[p. 117]

moed, zo gemakkelijk aan een zwarte auto te kunnen komen, ‘maar dat wil ik natuurlijk niet!’

‘Gut, paps mag toch wel een beetje grijnzen?’ pleitte Hetty. ‘Ik denk, dat hij zijn schade inhaalt, van een paar dagen tegelijk.’

‘Spot er asjeblieft niet mee, Hetty,’ vermaande haar grootmoeder. ‘Ik weet wat ik zeg. Vanmorgen heeft hij me in de eetkamer opgewacht met net zo'n afschuwelijk gezicht, en toen wou hij me bijten... Kijk maar - dat is geen normale, vriendelijke lach!... Dat is de wulpse, bloeddorstige grimas van een bezetene...!’

‘Misschien heeft hij buikpijn,’ opperde Hetty.

‘Een zénuwarts!’ drong mevrouw Gravelinc aan.

‘Ja!’ stemde Liza in, die, voordat ze dan van de aardbol moest worden weggevaagd, toch graag eerst nog de bridge-drive bij de Warenaers wilde hebben beleefd met een nieuwe wagen. En terwijl ze daar nog stonden te overwegen, zagen ze weer alle drie, hoe hun vader, man en schoonzoon zich, nog aldoor met die wijd-open orang-oetan-schater, achterover in zijn stoel smeet, zodat hij hen bijna op de kop aankeek, met weggedraaide oogballen en overal wit waar het niet hoorde. Mevrouw Gravelinc deinsde betrapt terug en liet ook haar tanden zien van ontsteltenis.

‘Gáúw!’ site ze tegen Hetty, toen ze zich had hersteld. ‘Bel een zenuwspecialist! Twéé!’ Het was toch ook maar dubieus volk met te grote kennis van dolligheid. Een kon nooit voldoende zijn. ‘En zeg tegen Joris, het elektrisch licht af te sluiten, voordat je vader zich verhapt aan het belleknopje. En verberg alle messen en scharen in huis - mijn borduurschaartje ligt nog in de telefooncel bij een adres voor lekkere hapjes!...’

‘En de wasknipjes,’ interrumpeerde Liza, doodnerveus. Ze had juist nieuwe besteld.

‘En leg véél dìk touw klaar!...’ vervolgde mevrouw Gravelinc met gezag. ‘En-ne... dat ouwe dwangbuis van je moeder - dat kunnen we gebruiken als mouwschort... - ik bedoel omgekéérd... En waarschuw de dienstboden, dat ze niet hardop zingen en het gas afsluiten.’

‘Níét afsluiten?’ vroeg Hetty verwonderd.

‘Wèl afsluiten,’ verbeterde haar grootmoeder. ‘En bel de

[pagina 118]
[p. 118]

politie op. En - - -’ Hij bewoog weer daarbinnen: grijpklauw met de rode tanden! Zo dadelijk zou hij zich uit het raam storten en in een jubel joel van tak tot tak zijn weg zwengelen, met een verbrijzelde namaak-antieke tafel om zijn nek.

‘Hè, jullie moeten ook iets doen,’ zei Hetty ontevreden. ‘Jullie staan daar lekker te kijken, en je laat mij alles opknappen. Ik bel de dokter op, Joris sluit het gas en de elektriciteit af, de meiden houden hun mond, oma zoekt die mouwschort en mams haalt touw bij De Bruin. Dan zal ik paps naar het dorp sturen om de brandweer te waarschuwen, want ik geloof dat hij alleen behoefte heeft aan afleiding.’

‘Ben je - bèn je? - -’ vroeg mevrouw Gravelinc hijgend. ‘Wil jij dan het eerste slachtoffer zijn?!...’

Toen zagen ze meneer Van der Spa de ogen sluiten en nadenken. Er kwam een verzaligde uitdrukking op zijn trekken. Hij moest zijn ogen afvegen van ontroering. In de eenzaamheid was oefening 4 hem veel beter gelukt, nu hij had bedacht dat een scheermesje best per ongeluk in de gevulde koek van zijn schoonmoeder kon zijn geraakt. Hij deed de oefening nog eens en nòg eens. O, het lukte, het lùkte!...

‘Haast je!’ siste mevrouw Gravelinc met dunne lippen tegen haar kleindochter. ‘De crisis nadert!...’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken