Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In het hol van de tamme leeuw (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van In het hol van de tamme leeuw
Afbeelding van In het hol van de tamme leeuwToon afbeelding van titelpagina van In het hol van de tamme leeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (13.07 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In het hol van de tamme leeuw

(1977)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

kleine klucht


Vorige Volgende
[pagina 108]
[p. 108]

14

Die middag na de lunch had er een lange en ernstige confrontatie plaats tussen meneer Van der Spa en zijn leermeester in de vrolijkheid: Joris.

‘Ik heb haast met deze oefeningen,’ zei meneer. Fabrikanten hebben altijd haast, behalve met behandeling van klachten. ‘Ik wil er meer van weten, Joris, en op zeer korte termijn!’

En aangezien Joris een keurige dienaar was en zich dus niet leraarachtig aanstelde, zei hij niet ‘De eerste dagen alleen oefening 1, en heb niet het hart aan no. 2 te beginnen!’, nee. Hij legde zich neer bij de wensen van zijn werkgever. Hij bleef ernstig zijn vrolijke plicht betrachten. Hij liet de leerling oefening 1 doen, keek keurend in een nijlpaardengrijns met plomben, trok zijn ogen dicht zodat het geheel werd beooghaard en meer globaal was, en sprak: ‘Dat is goed, meneer.’

Voor oefening 2 moest de leerling boord en das afdoen; en in deze ontklede toestand bracht hij het ook thans aardig ver. Hij werkte iets teveel met zijn rug inplaats van met zijn nek, zodat hij het risico liep, met stoel en al achterover te zwiepen. ‘U moet het hóófd achterovergooien, meneer,’ doceerde Joris. ‘Dat geeft een luchtig, suggestief-meegesleept effect. Maar als u met het gehele bovenlichaam achterover leunt (meneer Van der Spa smakte zich dermate in de namaakschater dat zijn zetel kraakte), dan is de uiting te massief - dan wordt zij dramatisch. Emotionele mensen als bij voorbeeld mevrouw Gravelinc - - als ik zo vrij mag zijn, een voorbeeld te noemen -’

‘Ja, o, ja!’ gaf meneer gretig toe.

‘- reageren verkeerd op de rug-techniek. Zij worden er agressief van en voelen zich in verdediging gedrongen.’

‘Dat zit toch al los bij haar,’ gromde de lacher.

Nummer 3 bleek absoluut onvoldoende. Joris vermat zich, vast te stellen dat deze oefening te zwaar was voor meneer de leerling. Maar meneer Van der Spa had die dag reeds zoveel tegenkanting ondervonden, dat hij direct verviel tot kleinzielig

[pagina 109]
[p. 109]

wenkbrauwfronsen en een lila voorhoofd.

Zij deden no. 3 dus een half uur lang, zodat meneer was getemd met een geknakte rug en kramp in zijn wangspieren. En in deze machteloze toestand was hij prachtig rijp voor oefening 4, want hierbij kon men rustig blijven zitten: het was een kwestie van concentratie op blij kijken. Joris deed het voor en meneer deed het na. Maar zonder deugdelijke voorbereiding bracht hij van blijkijken geen flits terecht. Het zag eruit als onbetaalde-rekeningen-controleren met een zure appel. Waar Joris' ogen straalden van een kinderlijk blijde verrassing vol levensvreugde en van hartelijkheid, zodat meneer Van der Spa er verlegen onder werd omdat hij dit niet verdiend wist te hebben, bracht de leerling het niet verder dan cynisch ingetrokken mondhoeken als een kip, die zichzelf betrapt op het leggen van een voetzoeker. ‘U moet aan iets heerlijks denken,’ suggereerde Joris. ‘Iets heel liefs, meneer, hm, hm...’ Maar God! het was immers niet heerlijk of lief meer, nu Van Dalen de brieven bleek te hebben.

‘Nee, het kàn beter,’ waarschuwde Joris (en dat was ook zo). ‘U moet uw ogen sluiten en dan denken aan iets héérlijks - om daarna uw ogen weer te openen als een herboren mens, meneer - alleen maar denkende aan dat prettige...’ En Joris opende een paar ogen, die onwaarschijnlijk straalden van prettige gedachten. Zo had meneer Van der Spa hem nimmer gezien.

De leerling klapte nu met verbeten ijver zijn ogen toe; ging àl zijn vroegere illusies na, waarvan er geen enkele meer bruikbaar bleek; en schiep uit het vrije brein nieuwe. Wat zou het verrukkelijk zijn, als hij mevrouw Gravelinc in de teugel mocht laten ronddraven, zoals 's morgens circuspaarden werden afgedraafd. En dan met een lange, knallende zweep. Hij zou haar desnoods niet raken - alleen maar van die saluutslagen langs haar oren laten fluiten, dat ze steigerde en galoppeerde.

‘Jááá, véél beter!’ zei Joris. ‘En nu doet u uw ogen open, meneer...’

Maar op het moment dat meneer Van der Spa ze opende, wist hij, dat zijn schoontje nooit zó in de toom zou springehopsen en met de kop zwaaien, als hij achter zijn gesloten oogleden had aanschouwd. Hij had de haarspelden in 't rond

[pagina 110]
[p. 110]

zien vliegen, en haar beroerde adem horen gierepiepen. Wèg, in vol daglicht.

‘Doet u uw ogen nu nòg eens dicht,’ drensde Joris, bezeten van abnormale vlijt, zijn oorspronkelijke reserve in acht genomen. Meneer Van der Spa gehoorzaamde en verdacht zijn knecht van telkens een greep uit het sigarenkistje, als hij daar zat in zijn kortstondige onmacht. ‘En nu denkt u aan iets prettigs,’ vervolgde Joris.

Meneer Van der Spa zuchtte en overlegde wat er nog voor prettigs bestond. Hij was geschrokken van het aantal brieven, dat Van Dalen in bezit zei te hebben. Had hij dan zó veel bloemetjes helemaal buiten gezet?...! Was hij bezig, seniel te worden, dat hij de tel kwijtraakte...? Wìst hij dan ook niet meer, wat er allemaal --

‘Nòg prettiger,’ maande Joris.

De deftigerd struikelde over gebrek aan pret. Dit was niks, dit was hard werken. Er moest een spreukje bestaan dat je slechts hoefde te prevelen. Omski Tomski Bomski, of Pipief Papaf Papaver, om iemand onherstelbaar in de vrolijkheid te smijten...

‘Zo gaat het beter, meneer,’ meldde Joris. Aap van een vent, om meneer Van der Spa te storen, net nu de inspiratie leek te willen dóórbreken! - Stel dus, dat je zo'n spreukje had en dat je tegen je schoonmoeder zei: ‘Pipief Papaf Papaver’ (waarna zij derhalve zonder commentaar begon te glimlachen en te zingen), ‘ellendige oude sliert van een dondersteen! Wil je nou wel eens als de gierende bliksem op je onmogelijkste erewoord beloven, dat je in 't vervolg - -’

- Op je erewoord!... Vreselijke term!... Dat lamme tuinmanskind, met haar erewoord en haar cheque. Het was griezelig zonde geweest van die honderdduizend gulden. Maar wat had je niet over voor het geluk van je kinderen...?!

‘Fóút!’ zei Joris. ‘U moet véél vrolijker denken! Meneer.’ Dat laatste woord had hij bijna vergeten in het vuur.

‘Ik kàn niet meer vrolijk denken!’ antwoordde meneer Van der Spa intiem. ‘Het leven ìs niet vrolijk, Joris. Nooit, nergens, niemand. Als het dat wèl was, hoefde ik deze belabberde apekunsten niet te doen. Dan làchte ik!...’

‘Ja, meneer,’ zei Joris; en dacht nee. ‘Dan moet u proberen

[pagina 111]
[p. 111]

om het vrolijk te máken, meneer.’

Maar meneer dacht aan het harde ei en aan zijn vrouw met zere tenen en aan zijn schoonmoeder met helaas niets pijnlijks en aan de hond in de boomgaard. Hij vond het leven onwelletjes.

‘U zoudt het niet zo ver hebben gebracht, als u geen doorzettingsvermogen had gehad, meneer,’ vermat de knecht te zeggen. Een brutaal compliment voor de driftkop.

‘Het is òpgebruikt,’ constateerde meneer Van der Spa lamzakkig. ‘Geef me dus dat recept voor die cocktail. Als die anderen opgewekt kan maken, zal 'ie op mij ook wel werken.’

Joris begoot hem met vrijpostig afkeurende blikken en spande een zwijgen. ‘Een mens die zichzelf dwingt tot opgewektheid,’ oreerde hij, ‘vindt geen treurige dingen op zijn weg. Alles wordt lichter en beter om hem heen. Hij ziet geen zwarte schaduwen meer.’ Het moest een soort bijbelse uitspraak zijn, ontstaan lang voor de schepping van enige mevrouw Gravelinc.

‘Geef me die cocktail dan maar gauw,’ drong meneer aan; en hield zijn hand op, alsof Joris daar een scheutje in moest schenken.

Maar er gebeurde niets. Het leek geen vruchtbare dag voor plezierige feiten. Meneer Van der Spa geeuwde afwachtend achter zijn vrije hand en wierp een blik op zijn boordje, omdat je als beschaafd mens gekleed was, bij enig gesprek met Bacchus. Alleen verslaafden en vrouwen traden de wijngod ietwat ontbolsterd tegemoet. Meneer Van der Spa keek nog eens naar zijn onbevredigde hand, en vandaar naar Joris.

Deze stond tegenover zijn werkgever, minachting te tonen. Hij deed dat even meesterlijk en evident als blij kijken.

‘Joris,’ sprak de meester zeer gewichtig, ‘ik wàcht!...’ En hij bewoog zijn hand op en neer, omdat die eveneens wachtte.

‘Dat spijt me,’ antwoordde Joris, ‘ik wacht ook.’ En hij wierp het hoofd in de nek als een dromedaris.

‘Hoe kàn ik ooit vrolijk worden, als níémand me meer gehoorzaamt?!’ informeerde meneer Van der Spa bij de stoel tegenover hem, welke zweeg.

Joris zei: ‘Als u nu, een half uur lang, oefening 1 en 2 wilt doen, en verder niets, dan zal ik voor vanavond een grote

[pagina 112]
[p. 112]

cocktailfuif laten arrangeren, en het recept dat ik u heb beloofd, presenteren.’

Meneer trok zijn nutteloze hand in en dacht na. ‘Ik wil oefening 4 doen,’ pingelde hij.

‘Daar bent u nog niet rijp voor,’ constateerde Joris met gezag.

Het viel meneer Van der Spa op, dat zijn dienaar al in geen drie keren ‘meneer’ had gezegd. Hij voelde zich treurig worden. Zo was het met Nero ook begonnen.

‘U moet eerst de oefeningen 1, 2 en 3 ferm onder de knie hebben, voordat u kunt beginnen met nummer 4,’ betoogde Joris ferm.

Meneer Van der Spa kon nog alleen aan de cocktail denken, en dat juist nam hij Joris heel, héél kwalijk. ‘Ik zal het toch niet leren,’ gaf hij ten antwoord. ‘Ik ben úítgelachen. Ik wil me verdiepen in ernstige problemen, Joris.’ Hij dacht aan de brieven in het bezit van Van Dalen.

‘Dan heeft u die cocktail niet nodig,’ besloot de als huisknecht vermomde treiter, en wendde zich om.

Meneer Van der Spa overwoog de mogelijkheid van boos worden. Doch dat had hij ook al zo dikwijls gedaan, die dag. Als hij nooit meer kon lachen, kon hij stellig nooit weer boos worden - hij was temet uitgebrand. Hij blikte kommervol naar zijn dienaar, welke juist met een achteloze blik zijn successen peilde. De slaaf toonde geen medelijden. Al zijn de dienstbaren in goud gekleed, dan nog is hun ziel die van een ongeschoren scharesliep.

‘Ik kàn niet meer lachen,’ poneerde meneer Van der Spa met klem. ‘Als ik nog éénmaal lach, dan scheur ik.’

‘Dan lacht u verkeerd,’ wees Joris hem terecht. ‘U moet uw oefeningen doen, dat is zeer duidelijk.’

‘Ik ben oud en afgemat en arm,’ beweerde zijn baas beklagenswaard. Hij vond dit een aangrijpende vondst, die hij niet waar hoopte te maken. ‘Ik ben héél arm, Joris. Ik heb geen---’

Wat had hij niet...?

Alles had hij; behalve hoofdhaar en charme en een goed humeur. En dit miste hij al zo'n tijd, dat een klacht hierover lachwekkend zou klinken. Hij bezat geld, een vrouw, kinderen

[pagina 113]
[p. 113]

en nog andere verwanten, een mooi huis en een grote tuin, een werkkring en vijanden, een auto en bedienden en een goede gezondheid en een slecht humeur. Nou ja, een toegewijde huisknecht had hij kennelijk niet, want Joris liep zonder toestemming naar de deur en verliet het vertrek.

Een ogenblik staarde meneer naar de sluitende deur. Toen begon hij te roepen. Eigenlijk was het een schreeuwerig loeien. ‘Joris!... Joris!... JORIS!!!.. .’

‘Heb u geroepen, meneer?’ informeerde de trouweloze, om de hoek van de deur.

‘Als ik die stìnkoefeningen doe, wat gebeurt er dan?’ wilde zijn werkgever weten. Hier moest een cocktail uit druppen.

‘Dan wordt u opgewekt, en kunt iedereen overwinnen,’ verklaarde Joris.

‘En als ik ze niet doe?!’ overwoog meneer Van der Spa dreigend.

‘Dan neem ik mijn ontslag en ga weg,’ lichtte Joris hem in. ‘Ik zou me graag in de stad willen vestigen als leraar in de opgewektheid, meneer.’

‘Laat me niet lachen!’ bitste meneer kortaf en tegenstrijdig.

‘Nee, meneer,’ zei Joris gelaten.

Meneer dacht na. Niet erg lang; dat was niet nodig. ‘Het is goed,’ zei hij koninklijk. ‘Ik zal nu een half uur lang die afschuwelijke oefeningen doen; maar dan verwacht ik van je, dat vanavond iedereen die snertcocktail drinkt, en gèk doet tot ik misselijk ben van het lachen.’

‘Ik zal ervoor zorgen, meneer,’ zei Joris gedienstig.

Daarna bleef meneer Van der Spa alleen. Hij zat een momentje stil en kneep zichzelf in de arm. Hij zag geen toekomst in gelach. Toekomst maakte je met jiu jitsu, of met een aardappelmesje. Het leven, overdacht de heer Van der Spa, was lang niet zo gemakkelijk, als zonneschijn en rare fluitende vogels zouden doen geloven. Vooral, als het zich in een Van Dalende lijn bewoog.

Moeizaam kreukelig begon hij aan oefening 1.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken