Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In het hol van de tamme leeuw (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van In het hol van de tamme leeuw
Afbeelding van In het hol van de tamme leeuwToon afbeelding van titelpagina van In het hol van de tamme leeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (13.07 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In het hol van de tamme leeuw

(1977)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

kleine klucht


Vorige Volgende
[pagina 141]
[p. 141]

19

Van Dalen, ondermaats en schichtig, met een fototoestel onder de jas zodat hij een scheve borst had als een kalkoense misgeboorte, stapte neuriënd de deur van het hotel uit en keurde de straat op veiligheid.

In zijn rechterzak bobbelden flitslampjes en in zijn hoofd tjingelde het avontuur. De straat leek er niets van te willen ervaren en kende Van Dalen niet; hetgeen hem geruststelde.

Hij wandelde super achteloos een andere kant op dan hij meende en blikte naar de blauwe zomeravondhemel. Een oud boertje met kromme benen en een vermolmd gebit wenste hem goeienavond, zodat Van Dalen terzijde sprong en wantrouwig van achter een boom terug-stotterde. Ook goeienavond, ja. Ja. Hm. Goeienavond - dat moest het nog worden. Hij liep snel door; want het roverachtige voornemen in zijn brein maakte dit dorp tot een oord van politie en dreigende revolvers achter alle horretjes, en stille rechercheurs met o-benen op straat.

Hij bonkte een brug over die hij beslist niet nodig had. En hij koos een straat waar hij niemand kende behalve het haastige spiegelbeeld met dat spiedende vogelsmoeltje, wat hem uit elke vensterruit aanblikte. En zo belandde Van Dalen na een omzwerving van ruim een kwartier op de weg: de landelijke straat waaraan Vrederust lag.

En in de eenzame avondstilte die door niets werd verstoord - of het moest hoogstens wat vogelgefluit zijn en een suizende boomtop - grinnikte hij lang en voldaan als een toneelboef. Hij ging nu stilletjes, héél ongemerkt, naar het huis van zijn concurrent. Hij wist de werkkamer van deze onwillige doedelkop te vinden en hij wist precies, waar hij zich moest verbergen!!!! Hij zou deze precaire zaak nu eens allergladst aanpakken - Van der Spa zou er geen cent van terughebben!

Het was een kwestie van doodstil wachten. En als Van der Spa dan vanavond bezoek kreeg van die drie verklede vrouwen, tegelijk, dan zou hij, Van Dalen, te voorschijn springen

[pagina 142]
[p. 142]

op het alleronvoorzienste moment, en een foto maken. Een compromitterende foto.

Natuurlijk hoefde er niets raars op die foto te staan (hoewel Van Dalen God dankbaar zou zijn voor het raarst denkbare); een kiek van een man als deze Van der Spa met drie onbekende vrouwen was altíjd compromitterend. De kerel moest een wildebras zijn. Er werden woelige dingen over hem verteld. Met zo'n gezicht was zelfs een pasfoto compromittant! En de betrokken drie dames zouden, zijn temperament in aanmerking nemende, vanzelf zwijgen over hun identiteit, om nooit verraden te blijken.

Van Dalen vond zichzelf geniaal. Die twee warhoofden vanmorgen in die tuin, hadden geen letter teveel gezegd toen ze hem loofden. Hij moest gewoon stilstaan om eens even helemaal te glimlachen. Het leven was heerlijk, verrukkelijk. En na vanavond zou het sprookjesachtig worden bovendien. Van der Spa zou op zijn knieën naar de concurrent toe komen kruipen, met alle aandelen in zijn sidderend opgeheven handen. Een innig bevredigend beeld. Hij zou schreien van geluk, als hij ze mocht inleveren tegen het negatief van de foto.

Van Dalen rilde van vreugde. Met acute kippeborst marcheerde hij langs de stille straatweg die ruim baan maakte voor heldhaftige aanwezigheden. Hij kon bijna niet over het fototoestel heenkijken van trots. Dat lieve, brave toestel, dat zijn plicht ging doen!... Hij moest het even aaien met zijn schrale grijpvingers, hij floot tegen een lijster met een bekend gezicht die op een tak naar hem zat te kijken en schamper iets liet vallen. Van Dalens stappen klapten over de stenen, als van een dapper soldaat. Dat wàs hij ook. Een gewapend man.

Eigenlijk kwam hij veel te snel bij het hek van de grote villa. Maar wellicht was het goed, een beetje vroeg te zijn. Hij meende te beseffen dat het al over half acht was. Langs het hek sloeg Van Dalen meteen linksaf, en staarde met ogen vol afwachting naar het lege portiershuis. Was het die morgen niet nog bewoond geweest...?

Hij vermoedde een valstrik, en frommelde zichzelf tussen het groen. Het huisje bleef hem nakijken met grote lege ogen. Sluipend langs achterpaadjes welke hij op zijn speurtocht naar Bibi had ontdekt, geraakte hij in de correcte richting - schrok

[pagina 143]
[p. 143]

zich de vlammen van een tak, die zo-maar uit een boom tuimelde, en bleef een beetje dood van een krekel, welke vlak voor zijn voeten fortissimo signaleerde. Hij sprong omhoog en schuurde zijn mouw tegen een glibberig bemoste boomtak, terwijl een te laag groeiende uitsteker zijn hoofd poogde te demonteren.

Van Dalen werd een ogenblik woest op deze Van-der-Spatuin vol gemene streken. Hij vergat het heerlijke leven, onderwijl links en rechts in het gras schoppend naar de krekel, die achter een paardebloem zat te gieren. Maar snel besefte de man, hoezeer hij zijn roeping zou mislopen als hij zo voortging, en hij herstelde zich tot Winnetoutje.

Met vernieuwde ijver sluikerde hij voort. Op een schaduwig plekje stak hij, wapperend als een vleermuis, over naar een struik die tegen de huismuur leunde en schijnheilig witte bloemen droeg, vol opdringerig zoete geur. De avond wilde nog aldoor niets weten van dreigende rampen.

Bij die struik bleef Van Dalen even zitten hartkloppen, om dan de grote sprong te wagen naar de volgende struik, naast de openstaande (ja, God dank stond zij open!) deur van de beoogde werkkamer. Het gelukte, het gelùkte!... - Het leven begon weer te stralen en te wenken, vol rose en lichtgroene verschieten, om van de goudene maar niet te reppen.

Ook de kamer was leeg en geluidloos. Ze zouden toch niet allemaal zijn gevlucht voor een ontzettendheid...? Of had iemand gifgas gespoten, en was hij nu gevangen in een griezelfilm-situatie? - -

Even stond Van Dalen stil. Maar het Lot moest hem welgezind zijn, dat was alles. En door deze conclusie dapper geworden, stapte hij binnen en keek rond. Ja, daar bevond zich dat slecht geïmiteerde bureau met de snertstoel erachter en de rotstoel ervóór. En daar was het rooktafeltje, en daar hing de spiegel met die belabberde lijst - of was die echt antiek? Bij zo'n schoft kon je àlles verwachten... En daar had je die schemerlamp..., en de telefoon...

Wat gèk, dacht Van Dalen, dat het hier zo stil is...!

Want zelfs het kleinste geluid hield zich verborgen. De insluiper had zonder enige moeite kunnen geloven dat het ganse luidruchtige gezelschap van de voorbije ochtend zich erop

[pagina 144]
[p. 144]

spitste, hèm zo dadelijk in een hartaanval te jagen door allemaal tegelijk achter de gordijnen vandaan te springen. En dan hielden zij nu hun adem ook nog in - als zij tenminste niet gezamenlijk op zeer korte termijn hun laatste adem hadden uitgeblazen. Ja, het huis was een beetje dood.

Van Dalen kreeg kippevel. - Zou hij even een kijkje nemen in dat gemene bureau...? Je kon nooit weten, wat je er vond... Maar ja, als alle bewoners inderdaad het tijdelijke - -

Dan hoorde hij eensklaps - en dat was reusachtig eens en vreselijk klaps - een krakende stem die hij sedert de eigen ochtend kende: ‘NEE; IK KAN GEEN COCKTAILFUIF GEVEN, ALS AL DIE GEKKEN UITGAAN!...’

M-mooi. Z-ze gingen dus allemaal - - uit... zogenaamd dan... Van Dalen zuchtte trillend, en haastte zich naar zijn schuilplaats, nu er toch enkelen niet voldoende overleden bleken.

‘En als je ooit weer durft te beginnen over die oefeningen, dan knel ik je in tweeën tussen de deur!... Ik kàn niet lachen. Ik ben geen Paljas! Als ik nog éénmaal moet glimlachen, begin ik te bráken!... Ik ben zàt van àlles!... Ik wil een sigaar roken, en dan wil ik een humoristische roman lezen met een èrnstig gezicht...!’

Van Dalen snoof, terwijl hij zich als een spook in de gordijnen voegde en tot bewegingloosheid verstarde. Hij leunde gemakkelijk tegen de muur en wist zich volkomen in de zware plooien van velours opgenomen.

En zo wachtte hij op de komende dingen.

 

Toen Kees de bovengang af kwam, vond hij Bob in een nis bij de trap reeds staan wachten. Ze blikten mekaar wat vreemd aan, want de ontmoeting bleek beiderzijds onverwacht te zijn. Trouwens, Kees begreep niet waarom Bob op zo'n roversachtige plek moest wachten! Maar ze hadden mekander getroffen, en dat was hoofdzaak. ‘Ben je klaar?’ vroeg Kees zachtjes.

‘Is het al zo laat?...’ vroeg Bob aarzelend, ‘eh - ja, ik ben eh...’

Kees keek op zijn horloge. ‘En òf het tijd is!’ zei hij.

Achter elkaar liepen ze de trap af: effen gezichten met een vernisje van wandelzucht. Geen engel zelfs kon geloven, dat

[pagina 145]
[p. 145]

ze zich verdekt gingen opstellen - desnoods de hele avond en nacht in een struik samen te klitten om dieven en grootmoeders te vangen.

Zij vonden Gerrit ook al op zijn plaats; hij ontving de heren met een brede macht-grijns, en spoog als een geheim wapen een straal bloedrood pruimsap weg. ‘D'r is nog niks langs gekomme,’ meldde hij luidruchtig fluisterend. Al had hij dan zijn stem uitgeschakeld - hij wist met adem en letterwerk alleen nog zo'n raspend gesis te ontketenen, dat er geen vogel in zijn buurt wou avondzingen. Ach, en een inbreker komt toch gemeenlijk niet om kwart voor acht in de zomerna-dag met zijn instrumententasje een grindpad op wandelen, om onder de roodgouden pracht van zinkende zon zijn entree te maken.

Ze gingen er gemakkelijk bij zitten, overwegende dat ze waarschijnlijk minstens tot elf uur zouden moeten toeven, voordat er enige vangst zich zou aanbieden.

Hoe weinig vermoedden zij, voor enig kijkspel al te laat te zijn - dat de verdachte al lang binnen was! Zo is het leven nu eenmaal - oneerlijkheid blijft snel ter been. Bovendien waren er, vlak voordat de jongemannen zich verscholen en Gerrit zijn post bezette, enige zeer vreemde dames uit het huis komen sluipen, waarvan eerst een groepje van drie zich naar het leegstaande tuinmanshuis begaf. ‘Heeft u het niet koud?’ vroeg een slanke dame in een gedrapeerde japon en met wit-blond haar aan een andere, die ondanks de zonnige temperatuur een mantel met hoog opgeslagen kraag droeg, en weinig minder haast vertoonde dan een kip die de weg oversteekt vlak voor een auto. De witblonde glimlachte daarbij met een bloedrood o-mondje en abnormale wimpers, die als een dubieuze zwarte vegetatie haar blik verloochenden tot huiveringwekkende lichtzin met een huilerige ondergrond, en zij knikte animerend.

‘Nee, mevrouw, heus niet,’ antwoordde de beduchte voor nachtvorst. ‘Ik vind 't niets erg zo, en als ik u d'rmee kan helpen... Ik krijg toch straks m'n jurk terug...’

‘Natúúrlijk!’ zei nummer drie, die een zware stem en gitzwart haar aan een zeldzaam figuur paarde, dit alles bekroond en ietwat overblonken door een gezicht als een lekke voetbal na de match. Ze had een overslank lichaam met bepaaldelijk

[pagina 146]
[p. 146]

magere heupen, maar haar buste was van zo legendarische afmetingen, dat men zijns ondanks geneigd was, aan kunstmatigheid te geloven. En dat niet onrechtvaardig; want mevrouw Gravelinc had van genoemd lichaamsdeel een heel leven lang te weinig bezeten, om in ogenblikken van vermomming de juiste maat te kennen, en er dus vier paar kousen in verwerkt.

Enkele minuten later was een ongebruikelijk opzichtig meisje uit het huis gekomen. Zij blonk uit door aangrijpende gelaatskleuren en een coiffure als een bloeiende rododendron. Na te hebben rondgeloerd, had ze zich als zeer schuldig in draf verwijderd.

Dit alles echter was gepasseerd, vóórdat Kees, Bob of Gerrit, zoals reeds gemeld, op uitkijk gingen zitten. Gelukkig maar, anders zou ons verhaal wellicht geen voortgang hebben gekregen. Iedereen had aldus het plezierige gevoel, te doen wat moest worden gedaan.

En vervolgens ging gebeuren, wat in geen enkel plan becijferd stond - dat komt nu.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken