Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koninklijke omnibus (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koninklijke omnibus
Afbeelding van Koninklijke omnibusToon afbeelding van titelpagina van Koninklijke omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.59 MB)

Scans (30.78 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koninklijke omnibus

(1984)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 259]
[p. 259]

7

Toen hij lang was weggebleven, was de barones opgestaan en had vrijmoedig op de deur van het toilet gebonsd.

Het klonk hol. Er kwam geen antwoord.

Ze had nog eens gebonsd, verdraagzaam als ze anders nooit was; want iemand die zich opwond nadat hij de vorige dag blond was geworden, kon natuurlijk enig mankement hebben, dat hem tot zwijgen bracht.

Maar ze had toch niet meer dan twee seconden nodig, om enkele sluizen van paniek open te trekken en naar het vóórvenster te rennen, zo snel als haar hoge hakken toestonden. Daar loosde ze een gil als een aria. De baron en de hertog waren direct achter haar.

Ze aanschouwden een ramp in wording: Jules stond bij het hek en speelde met de vlaggestok, terwijl er een hond omheen dartelde, en een agent van zijn fiets stapte.

De barones wilde nog waarschuwen; te laat. Ze dook als een meermin op het droge achter de geraniums en lag daar te kronkelen terwijl ze in uitermate klare termen veel actieve ongelukken voorspelde.

De hertog bleef er koel onder. Hij trok zich terug achter een gordijn, vanwaar hij nauw contact hield met de gebeurtenissen buiten. ‘Als hij wordt meegenomen,’ sprak hij, ‘rennen we gewoon door de achtertuin weg. Hou je klaar.’

Dat was gemakkelijk gezegd, maar de barones was zwaar belemmerd door haar vermomming. Van rennen en achtertuinen zou geen sprake zijn.

Ze trok liggend al vast haar schoenen uit en deed haar

[pagina 260]
[p. 260]

ringen in haar decolleté.

De baron vroeg belangstellend of het niet prikte - maar God, wat prikte er op dat moment niet?! - Ze had hardop willen gillen, doch ze had de indruk dat die smeris alles kon horen, tot het donderen van haar hart toe.

‘Hij gaat al,’ zei de hertog, kalm maar een beetje hees.

O, ze kon die vent soms zo bewonderen! Ze herinnerde zich nog, hoe hij op het Noordeinde in Den Haag een greep had gedaan van een tablet met ringen. Hij rende die zaak uit, stond buiten stil, deed zijn jas aan en zette een pet op. ‘Het gaat regenen,’ zei hij, en liep heel kalm een modezaak binnen om naar dassen te kijken. Achter hem plofte de juwelier naar buiten, schreeuwend van houdedief en pakkem, eenkerelineengrijspakzeg! - maar de Fijne had een beige regenjas aan met een geruite pet erbij, en hij liet zich in de dassenwinkel enkele dingen voorleggen.

‘Jules komt al,’ kondigde de hertog aan.

Ze hoorden de garagedeur klappen. Ook veel te hard, - als de smeris dat hoorde, kwam hij terug!...

Maar die kwam niet terug. De barones had niet tot honderdachtentwintig geteld, dat was het.

Ze wrikte zich verticaal en deed een decente poging, haar ringen tot zichtbaarheid te brengen. ‘De ròtvent!’ zei ze. Ja, ze prikten erg.

En terwijl ze adem in nam voor een historisch te worden toespraak, kwam de Boom gewoon binnen alsof hij thuis was, en zei simpel: ‘Waar is de vlag?...’

Ze blikten hem allen ietwat verwezen aan bij deze koelbloedigheid. Hij moest oerstom zijn of een held. En misschien was hij allebei.

De barones antwoordde: ‘Het is pas kwart over negen.’ Een idiote repliek, maar echt vrouwelijk.

De knecht legde met fröbelgeduld uit: ‘De post is geweest, en die smeris komt over zes minuten terug. Dan het 'ie z'n rondje gemaakt, en gaat op het bureau melden dat de hele laan nog bestaat. De bakker komt pas om tien uur, en dan is het geen schande, as t'r hier een vlag uithangt. Dat zal niemand opvalle. Of leve die rijke mieters niet met mekaar

[pagina 261]
[p. 261]

mee?...’

De barones gaf een wrange schouderschok: ‘Ze groeten mekaar alleen, en converseren!...’

‘Behalleve as t'r een prinses en een hertog krijgertje gaan spele op de laan!...’ onderwees Jules. ‘As jouw mevrouw in d'r buiteland leest dat op háár eigen laan een èchte hertog een stikzuivere prinses heeft gevonde, bijt ze d'r nagels in splinters van berouw. D'r kerel zal tobben dat ze ook àltijd weg motte, terwijl d'r eige laantje uitpuilt van het deftigste gedonder....’ Hij moest even nadenken, waar hij heen wou met zijn speech. ‘In ellek geval zal 't ze trooste, as ze later hore, dat 'r bij hullie een vlag het uitgehange!... Ze zalle met trane in de oge 'n prijs uitlove voor de goser, die dàt heeft gedaan!...’

Hij liet het inzicht even ontbotten.

‘Waar ìs die vlag?...’ herbegon hij toen. En terwijl het inzicht uit de pit barstte en worteltjes kreeg, reed over de goudgroene laan een schaduw-eenling: de agent op terugtocht. De kust moest vrij zijn.

‘In de garderobe,’ zei de barones. ‘In de Indische kist met het Perzische tapijtje....’

Jules liep zwaar terug naar de deur. Bij de uitgang stond hij stil en waarschuwde: ‘Je staat te krabben of je luis heb!’

Ja, ze miste nog één ring - die grote met die stervorm. Bij iedere ademhaling zakte hij dieper, en sterren tussen je gemoed verdraagt niet iedereen. -

 

Je kon van de Boom zeggen wat je wou - en dat was bij sommige dames een heleboel - maar hij beheerste één ding volmaakt: de argeloosheid. Hij was op Vastenavond eens door een drukke straat gelopen met een stuiptrekkende agent in zijn greep, wiens mond onder het mombakkes was dichtgeplakt met leukoplast, en de mensen hadden zich paars gelachen omdat iedereen dacht dat het een mop was.

Zoals hij daar nu naar buiten schreed op plichtsgetrouwe uniformbenen, de vlag over de arm - zoals hij die vlag begon vast te leggen op het koord om haar omhoog te hijsen, was hij de top van gedienstige betrouwbaarheid, vol toe-

[pagina 262]
[p. 262]

wijding aan blauw bloed en bevelende heersers.

De barones raakte haar nerveuze irritatie kwijt, terwijl ze naar hem keek. Ze werd bevangen van een soort vertedering. ‘Geen zenuwen, hè,’ zei ze hoogachtend. ‘Dan moet je mij zien!... Die eerlijkheid heeft me gesloopt....’

‘Veel te zwaar voor je,’ stemde de baron in.

‘Ik sta te trillen op m'n benen,’ bekende de barones, en krabde haar ring, ‘ik hèb 't niet meer!...’ Ze zuchtte en schudde het hoofd in voorbarig mea culpa.

Maar de aanwezige heren zagen met het blote oog dat ze dan altijd nog zo veel wèl had, dat ze best mocht mee doen.

De vlag hing als een verzopen jurk aan de lussen. Jules begon te trekken. Een briesje bolde het doek, dat wulps uit de vouwen schaterde en wuivend de zomermorgen vierde tot de bries even adem moest halen.

‘Kom, ik ga maar eens naar de achtertuin,’ converseerde de hertog.

Dat trof de barones, die het regisseren niet scheen te kunnen laten. ‘Wat moet je in de achtertuin?!’ vroeg ze, alsof hij daar een bot begraven kon hebben.

‘Daar ga ik een sigaretje roken,’ legde de hertog uit, ‘dan kun je me roepen, als mijn verloofde is gearriveerd.’

‘Ze ìs je verloofde nog niet,’ wees de dame hem terecht. ‘Je moet haar nog vragen.’

‘Dat doe ik na de koffie,’ pareerde hij elegant.

Het bedierf even haar stemming, want hij had al eerder een prinses met wie zij innig bevriend was geweest, na de koffie gevraagd. Ze beheerste zich en streek met een symbolisch gebaar de gordijnen glad. Dat zou haar ook wellicht hebben geholpen, als door haar te actief strelen niet de stof een beetje was gedraaid, zodat de voering zich toonde. Daar werd een schattig kroontje zichtbaar, zwart op het bleke rose, lieflijk gebogen met zeven punten.

De barones leek zich eraan te steken. Ze vergat er haar diepgezonken ring voor. ‘Hoe kàn dat!...’ zei ze.

Maar terwijl ze zich had gebogen, was beide mannen opgevallen, dat het klapje, door de Boom vroeg in de morgen van dit bezoek op enig dik gedeelte van de barones gegeven,

[pagina 263]
[p. 263]

ook niet zonder gevolgen was gebleven: een dergelijk kroontje kenden zij reeds, en dat pronkte nu ook op het zuidelijk halfrond van haar brokaten zitje. De baron en de hertog blikten mekaar aan.

‘Ach,’ sprak de eerste blasé, ‘dat is een grapje van Jules, Thera.... Hij doet iets met -’

Maar Thera kon hem niet laten uitpraten. Ze wist opeens verschrikkelijke dingen te verwoorden. De hertog trok verveeld de wenkbrauwen op. In zijn kringen schenen zulke scènes toch niet gewoon te zijn.

‘Je hebt er op je achterste ook een,’ zei hij sjiek. ‘Het gaat er met water af. Ja, daarom heb ik een tennisbroek aan. Mijn pak heeft 'ie ook gekroond - ik kon het zo niet dragen.’

Zij kronkelde om haar eigen as, maar bereikte de heuvels niet. Dat deed meer rossige woordkeuzen in haar ontbloeien. ‘Ik zàl hem!’ siste ze. Haar geestelijk landschap was lang niet eentonig. -

‘Thera,’ suste de hertog.

De baron zei nog: ‘Wat hindert dat gordijn nou!...’

‘Wat moet die prinses denken, als ze straks binnenkomt!’ zei Thera.

‘Ach, die rent toch niet meteen naar de gordijnen om te kijken of de knecht er soms kroontjes op heeft gestempeld!’ kalmeerde de hertog.

Maar zij was niet te bedaren, want dat andere kroontje deed het hem eigenlijk, en dat wil toch geen vrouw zeggen. ‘Ik zàl hem!’ herhaalde zij. En geen mens hoefde te twijfelen, wat de barones de knecht zou.

Amadeüs haalde zijn schouders op. ‘Nou,’ converseerde hij, ‘ik ga dus naar de tuin, hoor!...’ En hij slenterde kostbaar de gaarde in, waar op het grasveld een bleekgouden schommelbank pronkte. De vogels musiceerden trillers en kleine passages uit een zomersymfonie, ze stemden en gorgelden en dansten daarbij gevleugeld door takken en bloeiende plantjes. De borders waren als een juwelen rand om de fluwelen grasmantel van koning Zomer - daar kon geen hertog tegenop. Hij ging dan ook maar op de schommelbank liggen en stak zijn sigaret op.

[pagina 264]
[p. 264]

Hij hoorde niet meer de deurbel, die fors als een klaroen ‘ring-ring-ring-ring - rìngngng!...’ riep; en de barones, die geen ander programma wist te bedenken dan hem te zullen zallen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken