Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koninklijke omnibus (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koninklijke omnibus
Afbeelding van Koninklijke omnibusToon afbeelding van titelpagina van Koninklijke omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.59 MB)

Scans (30.78 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koninklijke omnibus

(1984)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 275]
[p. 275]

9

Toen de hertog schreden hoorde nader-ruisen door het gras, had hij begrepen, dat Thera hem weer kwam vermanen. Waarschijnlijk mocht hij niet schommelen in dat rotding, of niet roken, of niet liggen. Of misschien moest hij juist liggen, en voortdurend schommelen. Hij besloot, haar vóór te zijn. En dus riep hij over zijn schouder: ‘Zeg, breng es een kop koffie, voordat de deftigheid losbarst!’

Het enige antwoord was een kristallen lach die hij niet kende.

Hij leunde uit zijn bank als een roeier en aanschouwde het meisje, dat zijn gedachten met zilveren golven overspoelde.

De zon leek een moment zijn ogen gezweept te hebben. Hij zag een halve seconde alleen wit schijnsel. Een kramp van geluk schoot door zijn lijf.

Hij besefte, te staan.

Toen zag hij haar gelaat van zeer nabij. Hij blikte met zijn eerlijkste dievenogen in haar gezichtje, en voelde zich onkruid. Dit was heerlijk en vreselijk.

Ze zei een beetje verlegen, en toch zo onbeschrijfbaar edel: ‘Het leek me zo prettig, u de eerste keer niet-formeel te ontmoeten.’

Hij knikte. Dit was een echte prinses. Hij wist, alsof hij bij haar behoorde - alsof hij bij haar kòn behoren!, dat er van de zitkamer uit naar hen werd gekeken.

Hij ontwaarde haar kleine, smalle hand. Hij boog zich en nam die in zijn vingers. Hij ervoer de zachtheid. Hij kuste de nobele huid, en besefte met leedwezen, alles te menen wat

[pagina 276]
[p. 276]

hij deed, en juist daarom een oplichter te zijn.

‘Ja, dat vind ik ook,’ beaamde hij haperend. ‘H-hebt u een goede reis gehad, hoogheid?...’

Terwijl ze wilde antwoorden, verloren haar nerveuze vingers het zakdoekje, dat als verbloeid naar het gras dwarrelde. De koelte pakte het, en droeg het bloembladspeels even verder.

Amadeüs voelde zich warm over zijn hele lengte en was er met twee stappen bij, bukte zich en raapte het doekje op. Hij gaf het haar terug. Hij gebaarde naar de schommelbank - zij konden samen gaan zitten. De prinses en de dief. God, God, God!... -

Zij, van haar kant, had een knappe jongen ontmoet. Hij was veel aardiger dan de portretten hadden doen geloven. Vlotter vooral. Wat een lenige, sterke handen!... En zo helemaal niet het affreus-beschaafde van de jachtpartijjongens, de speelzaal-adel.

Het ergerde haar dat haar zakdoek viel - maar wat was hij snel van reactie! Alleen - toen hij zich bukte met de rug naar haar toe, en zij, onwillekeurig, haar blik naar hem gericht hield, zag ze iets, wat haar als kenteken van adel toch vergezocht leek: Op het zitvlak van zijn witte pantalon had hij een idioot klein kroontje in zwart staan.

Dat benam haar even de stemming van ontroering, waaraan ze zich graag een paar tellen had willen warmen.

Een rare bevreemding overviel haar. Zij had iets dergelijks geks nooit eerder geconstateerd bij welke adellijke jongen ook. Bij adellijke meisjes trouwens evenmin, en bij enige patricische ouderdom helemaal niet. En ze kon er nieteens naar vragen!...

‘Onze reis verliep iets te snel,’ converseerde ze. Ach, hij had alleraardigste ogen en een lieve mond - wat kon haar dat gekke kroontje schelen! - ‘De weg was korter dan wij hadden verwacht....’ Hij glimlachte ook zo innemend! - Misschien was dat kroontje een fabrieksmerk. Van de pantalon. -

Zij ademde diep de geurende morgenlucht in en zat naast hem in de goudkleurige huif van de schommel. En ze dacht:

[pagina 277]
[p. 277]

‘Dat beleef ik maar éénmaal, en ik heb het totaal niet verwacht!...’

Ze probeerde achterover te leunen, maar kon het niet. Ze moest haar gedachten overal bij houden - dit was een zeer kostbaar moment. ‘En ik zal hem moeten teleurstellen,’ dacht ze. ‘Hemel, wat ben ik voorbarig geweest - met deze aardige, áárdige jongen!... Hoe móét dat nu?!..’

Kon ze haar plannen, zoals ze die had uitgewerkt met haar oudere begeleidster en vriendin, nog wijzigen?... Want ze had gemeend, zich hier wel in te moeten wagen; - maar dat ze zich met hem zou verloven - nee, daar had ze niet over gedàcht. De levensplannen lagen anders. Dat moest hij echter niet te weten komen! Hij had natuurlijk een reusachtig eergevoel!...

Nu wilde ze in elk geval genieten van hun gesprek.... Hij was zo argeloos....

Er viel even een stilte. De hertog knikte langzaam.

‘Ja, het is geen erg groot land,’ stemde hij toe. Hun blikken ontmoetten elkaar. Amadeüs voelde zijn benen slap worden. Als hij had gestaan, zou hij met kurketrekkerpoten over het gras zijn gekronkeld. Hij schraapte zijn keel en fronste de wenkbrauwen in een soort vermanende blik naar zichzelf. Hoe kwam hij zo zwak?... Had 'ie nooit eerder een mooi en bovendien aardig meisje tegenover zich gevonden, dat hem aangenaam had ontroerd?

Hij moest niet gek doen - hier zat hij met een schatrijke juffrouw die heus wel wat te missen had; en het uurwerk van hun plannetje draaide naar een feestelijk deuntje.

Maar haar ogen waren zo kinderlijk onbevangen naar hem gericht - wat wìst ze ook!...

Hij werd er misselijk van. Schòften waren ze!...

Alle logeerpartijen in streng bewaakte tralie-hotels drukten eensklaps zijn ziel; hij voelde ze op zijn voorhoofd geschreven staan.

En naast deze tuin, een kleine honderd meter verder, was de man, die dit meisje in wèrkelijkheid zou veroveren en beminnen - die haar wellicht vanavond reeds zou troosten - mógen troosten.... Hij zou met zijn handen die krullen

[pagina 278]
[p. 278]

mogen aanraken - zijn mond zou die lippen kussen - - God, het zweet brak Amadeüs uit. Zijn ogen penseelden de boog van haar glimlach na, ze keurden de zachtheid van haar wangen. Hij aanschouwde gewoonweg, waarom bepaalde vrouwen juwelen mochten dragen - móésten dragen.... Omdat ze zelf juwelen waren....

Hij begon vaag te begrijpen, in wat voor krot hij zijn geestelijk leven sleet. - Er doemde inzicht in zijn horizon voor de eerlijkheid, die op een dag bezit had genomen van het leven bij die àndere vrouw....

Het moest haar hebben opgeheven. Een ander gevoel moest zich in haar hart hebben genesteld....

En hij en z'n twee vrienden hadden dit lachend omver gepraat....

‘Houdt u van bloemen, mijnheer?...’

‘Eh - ja, m-mevrouw, ik ben dol op bloemen.’

Zelfs dit loog hij; hij had er min of meer verstand van, zoals hij uit pure handigheid verstand had van allerlei.

Ze vertelde een schattig verhaal over een kindje, dat haar enige tijd tevoren bij het openen van een kleuterschool een tuiltje bloemen had mogen aanbieden, maar dat de bloemen zelf wilde houden, en ze dus op het plechtige ogenblik niet wou afgeven. De prinses had toen de gulden middenweg bewandeld, door de tuil, die een juffrouw het hevig snikkende kindje afnam, in tweeën te delen - zij de helft en het kindje de helft.

Amadeüs luisterde geroerd. In zijn armen trok een hunkerende begeerte, haar te omhelzen - haar ranke schouders tegen zijn huid te voelen.

Wat kon het hem verdomme schelen dat ze een prinses was?! Dit allerliefste meisje, dit zalige wezentje, dat zijn denken aan het dansen bracht en alle rauwe boevenperspectieven benevelde met geurende, lichtgroene mist.

Zijn huid prikte alsof het hagelde - hij mocht zich niet laten gaan. Ze wàs een prinses; ze vertrouwde hem. Hij moest zo-iets kostbaars tenminste éénmaal in zijn leven waardig zijn.

Hij glimlachte geroerd. ‘Kinderen zijn aardig,’ zei hij.

[pagina 279]
[p. 279]

Maar besefte meteen, hier als pretendent naast haar te zitten.

Nou, wat kon hem dat schelen (maar een kleur gonsde naar zijn gezicht)?! -

Snel zei hij: ‘Teelt u zelf ook bloemen?...’

Ze knikte peinzend. ‘Ja, mijn tuinman helpt me met gerberas en een nieuw soort rose rozen.’

Hij had het kunnen weten. Zij wàs een rose roos.

‘De gerberas geven ons de meeste zorg,’ voegde ze erbij. ‘Een gevoelig gewas, dat veel aandacht verlangt.’

Hij was jaloers op de gerberas, terwijl hij nog aldoor vriendelijk lachte. Er maakte zich een soort koorts van hem meester. Zijn opgave was, dit meisje vertrouwen in te boezemen, òp te vrijen, zodat ze straks regelrecht een flink verlies tegemoet ging. Ze zou onbeschermd in dit huis achterblijven, en liggen te slapen in een wildvreemde omgeving.

Ze moesten het huis goed afsluiten, zodat niemand haar kon naderen in haar machteloze slaap.... dat was wel het minste, wat ze konden doen....

En na afloop zou die kerel verderop - - àls hij haar dan nog wilde hebben..., zonder juwelen..., (want eigenlijk had die rothertog een karakterloze grinnik gehad, terwijl hij dat snertbeeld onthulde) na afloop van het avontuur - zou die vent zich dan ontfermen over het prinsesje...?

Al die tijd zat de Fijne met haar te praten, en probeerde (on)gewoon vriendelijk te zijn, omdat hij ten offer viel aan een mengsel van meelij en afschuwelijk berouw, en minachting voor zichzelf.

Was hij nu werkelijk de Fijne - een man die men dit soort zaakjes altijd had toevertrouwd?...

Hij zuchtte. En hield midden in de zucht op, omdat hij haar opmerkzame ogen op zich gevestigd zag. Hij glimlachte maar weer. ‘Ik houd het meest van rozen,’ zei hij gauw; en vond zelf dat het intens vals klonk. Maar hij zag de vreugde in haar blik, en die maakte hem gloeiend gelukkig.

Zij wendde haar ogen af. Haar stem formuleerde een zin vol muziek: ‘Wat zingen de vogels vandaag melodieus....’

Hij voelde met vervoering, dat hij werd ingesponnen. Zijn wanhoop stilde. Volkomen onbevangen zei hij: ‘Zal ik een

[pagina 280]
[p. 280]

verfrissing voor u halen?...’ en zag haar blik even glans verliezen.

Ze antwoordde: ‘Ik ben gebonden aan een voorschrift, mijnheer - u zult dat hoop ik begrijpen. Ik mag niets eten of drinken, of mevrouw d'Azur moet het eerst hebben geproefd. Dáárna mag ik pas enige aangeboden verfrissing gebruiken.’

Hij dacht te verstenen. Koffie met slaapmiddel. Hij had er niet aan gedacht; maar zij was bedreiging gewend....

Hij voelde zich betrapt. ‘Wat middeleeuws,’ stamelde hij.

Ze murmelde verlegen: ‘Het is inderdaad héél vervelend....’

Een deel van het plan tuimelde in mekaar. Hij ademde verruimd. Het zou hem niet zó veel kunnen schelen, als de plannen nu mis liepen - maar dan was ze nog niet bij haar echte hertog....

‘In een klein gezelschap moest zo'n voorschrift niet geldig zijn,’ hernam ze verlegen, ‘want daar dreigt toch geen enkel gevaar!...’ Ze haalde onzeker de schouders op.

Het zweet brak hem uit. ‘In elk geval moeten wij dit de barones even uitleggen,’ vond hij. ‘Ze zal het zéker kunnen begrijpen - maar ze móét het weten.’

Hij hoopte uit de innigste grond van zijn hart, dat de barones voldoende beheersing zou opbrengen om de slag onzichtbaar te dragen.

Het meisje knikte met een vage lach. Ze besefte dat het prettige ogenblik voorbij was. Ze stond op, net als haar begeleider.

Hij was lang en breed geschouderd. Hij liep prachtig; een beetje verend in de voet, alsof hij goed zou kunnen sluipen en hardlopen.

Hij bukte zich en plukte een klaverbloemetje. ‘Geluksbloesem,’ zei hij.

Ze dacht aan het kroontje op zijn pantalon. Dat had ze al die tijd vergeten. Ja, hij had slanke, sterke handen - alsof hij veel met fijne instrumenten omging, en alle mechanismen doorzag. -

[pagina 281]
[p. 281]

Toen ze binnenkwamen, wendden de wachtenden hun gelaat naar hen.

Mevrouw d'Azur boorde haar neus in hun verbondenheid en liet daar een snuifgat achter, waar de geringe intimiteit van een eerste kennismaking uit wegdrupte.

De hertog werd voorgesteld aan de hofdame, die snel en perfect haar revérence weggaf. Men zat.

‘De prinses mag niets gebruiken, dat niet tevoren is geproefd door mevrouw d'Azur,’ verklaarde Amadeüs. ‘Dat is voorschrift.’ Hij lachte daarbij, alsof het een grappig, ouderwets hofprobleempje was, begrijpelijk voor alle deftigerds. Zijn ogen hadden vermanende haakjes van aandacht naar de barones, die niettemin een mekkerend ‘Wààt!?..’ liet horen. Zij kreeg vlekken in de hals en keek zo ontzaglijk nadrukkelijk níét naar de fluwelen emmer vol diamanten, dat het haast beledigend was voor dit meubelstuk.

De baron speelde nu trage orgelakkoorden op de leuning van zijn stoel, wankelend naar een sela.

‘O,’ vervolgde de barones (die vlammende vuren gewend was), ‘maar dan zou ik willen vragen, of mevrouw met mij mee gaat naar de keuken.... Als zij de kopjes draagt en de suiker en de lepeltjes, en ik breng de koffie binnen met de room, dan kan de prinses toch niets gebeuren, wel?...’ Ze blikte vriendelijk de kring rond. ‘Mevrouw deelt de kopjes uit en de lepeltjes. Iedereen neemt suiker en room naar eigen smaak - ik schenk koffie in voor allen, uit dezelfde pot.... Tout en famillie,’ zei ze, steek-ogend naar Amadé, die deze term zo losjes kon gebruiken.

De prinses lachte weer met dat verrukkende geluid, als toen ze de tuin in was gekomen, en de hertog had horen roepen over zijn schouder. Mevrouw Breitenstein d'Azur seinde een codische blik naar haar meesteres.

‘Het lijkt me een charmante oplossing,’ zei de prinses.

De barones had een vreemd holle grinnik, toen ze daarmee instemde. Ze overdacht in het wildste tempo, wat je allemaal nog kon beslaapmiddelen - maar er was niets. De adel had de eerste ronde gewonnen.

De verre toren zei half elf.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken