Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koninklijke omnibus (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koninklijke omnibus
Afbeelding van Koninklijke omnibusToon afbeelding van titelpagina van Koninklijke omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.59 MB)

Scans (30.78 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koninklijke omnibus

(1984)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 304]
[p. 304]

13

Toen hij weer in huis was, stond daar barones Dora-Thera aan de deur met de bakker. Ze had rode vlammen in haar hals en rare schrik-ogen. ‘Een bruin en een wit, en rogge, en krente, en tien broodjes,’ beval ze.

Terwijl de bakker de bestelling uit zijn wagentje ging halen, siste ze tegen de hertog: ‘Fijne, wat dóén we?... Ik schrik me het apelazerus van die bel, elke keer!... De politie knijpt me in alle uiteinden van m'n zenuwen!... Ik weet niet waar dit gaat eindigen!...’

De hertog antwoordde zuchtend: ‘Wàcht maar - we bedenken wel wat!’ Hij voelde zich veel beter, nu hij op zeventien geen blonde hertog meer wist. Eigenaardig was dat!

‘We moeten eerst maar es een lunch maken,’ vond de barones. ‘Ik heb tegen de bakker net gedaan, of ik een zuster van Dora ben.’

Er waren ook nog geen complicaties genoeg.

In de verte kwam de man aanlopen met armen vol brood voor een formeel lege villa. En dat zag er toch héél gek uit, ondanks het verhaal aan de politie. Die mensen op zeventien moesten op hete kolen zitten! Moest zo'n prinses niet wèg...?!

‘God, help me d'r toch uit!’ bad de barones, terwijl ze afrekende met de bakker en het brood op haar linkerarm stapelde als een geroutineerde huishoudster.

God had haar al eens eerder geholpen - die begreep misschien alles wel, Dora althans kon niet geloven dat de duivel alleen de hand had gehad in het scheppen van dieven. -

[pagina 305]
[p. 305]

En dat gaf haar vertrouwen.

 

Gesterkt door enig schietgebed begaf ze zich terug naar de kamer, waar de gasten iedereens kostbare tijd zaten te verpraten. Maar dat praten was nu even een misverstand: in een zeer nadrukkelijk zwijgen zaten de prinses, de hofdame en de baron elkaar te bestaren. De prinses had een bezorgde expressie naar haar hofdame, die hoog opgericht uit haar stoel stak met rare ogen en een streepmond, alsof ze een briefje van duizend had ingeslikt, dat niet wilde zakken.

De baron vervolmaakte het tafereel door een hoogrode kleur en een soort verlegen zorgelijkheid in zijn blik. Als het inderdaad om een briefje van duizend ging, was het stellig uit zijn bezit.

Barones Dora was niet van het type dat aan zulke dingen geloofde - zij dacht eerder aan een slaapmiddel dat verkeerd gevallen kon zijn. Ze stond dus bij de deur stil, midden in een haastig rentree, en overzag het veld. En aangezien zij meende, een vraag te moeten stellen, informeerde ze: ‘Wilt u nog een kopje koffie?...’

Het tableau vivant deed moeite om tot beweging te komen.

Het ging er nu op lijken, of de hofdame een toverspreuk had geuit, en die niet wilde terugnemen. In plaats daarvan greep ze ook de barones, door te zeggen: ‘Ik ben bestolen...’

Haar stem was omhoog geschoten schraal. Een herfstig geluid.

‘Mijn parelsnoer,’ verhelderde zij.

Misschien had ze toch niet veel te laten stelen, en voelde zich nu eenzaam en bloot.

Een hevig moment maakte het baronessehart een sprongetje. ‘Aàààch!..’ zei ze meewarig, en beheerste met knijpspieren een voldaan handenwrijven.

‘Ik begrijp er níéts van!’ sprak de baron. Zijn spel was volmaakt.

‘Nee, ik ook niet,’ stemde de prinses in.

De barones schakelde een onthutstheid in, die alle andere overvleugelde. Ze liet haar schouders hangen en leek even

[pagina 306]
[p. 306]

afschuwelijke dingen te zien in de bloeituin, die maar niet kon ophouden met flonkeren en kleuren. ‘Die chauffeur, die u bracht...?’ stamelde ze, met de hand schaamachtig voor de mond.

‘Nee, nee,’ ontkende de prinses, ‘dat is onze eigen bediende - wij kennen hem al zó lang!...’

‘Mijn parelsnoer,’ kraakte mevrouw d'Azur smartelijk.

De barones keek haar aan met innige deelneming, schudde dan het hoofd en sprak langzaam: ‘Ja, dat heb ik u niet zien dragen... U hadt aldoor dat klavertje-vier aan dat kettinkje.’

De prinses wees haastig terecht: ‘Dat is het leliekruis uit het wapen van mevrouw Breitenstein d'Azur.’ Doch daarmee was het nog geen parelsnoer.

Achter de barones kwam nog iemand binnen.

‘Amadé,’ zei Thera, ‘mevrouw d'Azur is bestolen.’

De hertog stokte over de hele linie en kreeg een vuurrode kleur. ‘Wàt!’ zei hij. Hij leek te duizelen. De prinses glimlachte tegen hem, wat zijn ontsteltenis nog deed zwellen. ‘Verschrikkelijk,’ murmelde hij. ‘Hoe kàn dat..., mevrouw...? Wanneer hebt u het bemerkt?... En wat mist u?’

‘Straks toen ik even naar boven ging om iets uit mijn koffer te halen,’ zei de dame.

Hoe was het trouwens mogelijk, dat ze nog iets uit haar koffer kòn moeten halen, met die fluwelen tijdbom naast zich. Zat daar dan niet alles in, wat enige dame voor de rest van haar carrière nodig had? -

Doch intussen hadden zowel de barones als haar eega de hertog in ogenschouw genomen; zijn roering was al te echt. In de blik van de baron kwam een vreemde spanning, en die van Thera richtte zich welhaast vlammend op de bruidegom. Ze leek hem kwalijk te nemen, dat hij zo innig geschokt was door mevrouw d'Azurs verlies.

‘Wat mist u?...’ herhaalde hij zacht, ongestoord door de schroeiblik van zijn gastvrouw en het barre fronsen van zijn deftige vriend.

‘Een parelsnoer,’ antwoordde de hofdame.

De prinses volhardde nog steeds in haar glimlach - zij

[pagina 307]
[p. 307]

genoot openlijk van Amadé's medeleven. Hij stond daaronder te stuntelen en te blozen als een schoolkind - tot aan dat laatste parelsnoer - dat hergaf hem om zo te zeggen zijn manbaarheid.

‘O,’ zei hij, opeens veel kalmer.

Nog hingen Thera's blikken aan hem als Spaanse vliegen. De baron was ook nog niet geheel gekalmeerd, al oogde hij minder fel dan zijn echtgenote.

De hertog kuchte peinzend. ‘Hm, ja...’ sprak hij doodvoorzichtig, ‘eh - Jules heeft straks op de trap een parelsnoer gevonden..., en hij vertelde mij, dat een van de koffers bij het naar boven dragen was opengevallen.... Hij vroeg mij, of ik wist, wie van de dames een parelsnoer in bezit had.... Maar natuurlijk wist ik dat niet - het zou me niet verbazen, als u beiden parelen draagt - maar dat was het punt niet. Het snoer in kwestie leek mij niet meer dan een aardige imitatie....’

Deze opmerking leek mevrouw d'Azur te steken op een vreselijk intieme plaats. Ze vloog half overeind en kreeg een bloedblos. ‘Imitátie!...’ mekkerde ze. ‘Een snoer van twintig mille!...’

Nu ja, het was dan toch blijkbaar haar enige geld, anders had ze er niet zó van overstuur hoeven te geraken! -

‘Ik kan me vergist hebben,’ troostte de hertog krukkerig.

‘Als het parelsnoer dat u hebt gezien vals is, dan is het verwisseld!’ kreet mevrouw d'Azur.

De barones trakteerde haar op een mierzoete glimlach. ‘Dat doet toch geen fatsoenlijke juwelier,’ zei ze.

Mevrouw d'Azur remde haar ontroering af en de prinses kwam snel tot ernst. ‘Waar is het collier thans?’ informeerde zij.

‘We hebben het dan toch maar niet weergezien,’ stelde mevrouw d'Azur gebroken vast.

‘Natuurlijk niet,’ gaf Amadé hoffelijk toe, ‘ik zou niemand hebben toegestaan, te vragen of het van u was!’ Hij wendde zich naar de deur. In de gang hoorden ze hem roepen om Jules.

Klankrijke schreden kwamen ten antwoord uit het keuken-

[pagina 308]
[p. 308]

domein.

‘Waar heb je dat parelcolliertje, dat je op de trap hebt gevonden?...’ vroeg hij.

Een bromstem verwees hem naar de haltafel.

De stappen klonken daarheen en terug.

Amadé kwam binnen met het snoer in zijn hand. ‘Is dit het, mevrouw?’

De hofdame zat nog steeds hoog opgestoken, met beide handen onder tegen haar gemoed gedrukt, alsof ze iets steunde. In de suizende stilte zei ze: ‘Ja.... dat geloof ik wel....’

De barones glimlachte allerliefst. ‘Gek, hè, ik weet totaal geen verschil aan te wijzen tussen echt en vals,’ converseerde ze. En wie haar carrière nader kende, begreep waar de betekenis in haar woorden lag.

Maar de baron was een man van alle werelden. Hij doorzag, als volmaakt gastheer, eventueel het collier door een gegarandeerd exemplaar te moeten vervangen. Hij stond op en nam met ferme ernst het snoer uit de hand van de hertog. Het bengelde blank tegen zijn vingers, warm alsof iemand het lang in zijn zak had gedragen. - Hij liep met de parels naar de zonnige ramen en liet het licht erover spelen. Hij hield ze in het schijnsel en bekeek de tegengloed.

‘Dit snoer is zo echt als ikzelf,’ zei hij. En beter garantie kon toch niemand geven. Plechtig reikte hij het over aan de bezitster, die het zenuwachtig in haar tasje wegmorrelde. Krik-krak-op-slot; er kon níémand meer bij. -

‘Dus dàt is veilig,’ sprak de hertog; en zijn ogen rustten even plakkerig op het zwarte foedraal. Hij ging glimlachend op de stoel ernaast zitten en stak een sigaret op. ‘Wat een héérlijke dag!’ zei hij.

Ze hoorden een merel in de tuin tureluren, en milde honingaromen woeien vaag binnen.

 

Na enkele minuten van bevallig gesprek zei de gastvrouw: ‘Ik wou nu maar even voor de lunch gaan zorgen - we hebben helaas niet de uitgezochte dingen, die Dora had zullen meebrengen - en in zo'n dorpje bezorgen de mensen niet!’

[pagina 309]
[p. 309]

Blijkbaar verlegen boog zij haar roomtaart.

‘O, mevrouw, wij nemen alles voor lief,’ stelde de prinses haar gerust.

En bijna nog vóór zij was uitgesproken, bood de hofdame aan: ‘Zal ik u helpen?...’

De barones bestreed haar teleurstelling onzichtbaar. Het was heerlijk onder beschaafde mensen te zijn. Niemand dacht nog verder over vergif of vóórproeven. ‘Ping, -’ zei ze; en de baron schoot raar overeind. Hij leek het niet leuk te vinden, dat anderen dit intieme naampje hoorden. ‘Marcel,’ hernam zijn eega, ‘zou jij even willen assisteren bij het openmaken van die fles witte wijn voor de saus?...’

Zij verdwenen zo eendrachtig naar de keuken, alsof het hun heerlijk dagelijks werk was, met hofdames te kokerellen.

Even lag de kamer zwijgstil.

Door de open deuren woei het vogelgezang aan. Een bos papavers wuifde oranjerode groeten naar binnen - het gras was verblindend groen. De verre toren klepte twaalf uur.

De hertog richtte langzaam zijn ogen naar de prinses. En zij hief het hoofd en glimlachte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken