Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koninklijke omnibus (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koninklijke omnibus
Afbeelding van Koninklijke omnibusToon afbeelding van titelpagina van Koninklijke omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.59 MB)

Scans (30.78 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koninklijke omnibus

(1984)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 315]
[p. 315]

15

Zoals dikwijls bij een geïmproviseerd toneelspel van amateurs, wisten de spelers niet meer, hoe zij verder moesten. Zij dierven daarbij applaus en gelach van publiek: ze wisten niet waarheen enige goede smaak of clownerie verdere perspectieven opende.

Maar voor alle amateurs is er ten eeuwigen dage een groot regisseur, die aan alle touwtjes trekt, en zorgt dat de voorstelling blijft lopen. En dus werd er gebeld.

De Fijne dacht aan Dora's zenuwen.

In de keuken kwam een stilte ten val, alsof ze mekaar eindelijk in de pan hadden, met het deksel erop.

‘Nou moet er maar es een van jullie gaan,’ bromde de Boom.

Pingel en hij keken tegelijk naar de Fijne.

‘Jij hebt nog geen deur opengedaan,’ beschuldigde Pingel korzelig.

De Fijne had daar zijn snijdende lach voor, toen hij antwoordde: ‘Ik?... De hertog die op bezoek is?... Jullie zouden me toch zeker niet toevertrouwen, een deur open te doen!...’ Hij bleef kalm zitten. Een kostbaar handwuifje: ‘Jules!...’

Pingel knikte verlegen, als terechtgewezen patriciaat: ‘J-ja, eigenlijk wel....’

En Jules stapte met verontwaardigde klankstappen naar de voordeur.

Bij snelle terugkeer stond er schrille verbijstering in zijn ogen: ‘Politiecontrole,’ zei hij; trillingloos en duidelijk.

[pagina 316]
[p. 316]

Eigenaardig genoeg was het nu wèl de bezoekende hertog, die de scène beheerste: ‘Ach,...’ zei hij vriendelijk, en rees op van zijn stoel, ‘laat de heren toch binnen, Jules!...’

En binnen lieten ze zichzelf al: drie barse uniformmannen.

‘Goeiendag,’ zeiden ze.

Ze kregen een bleek goeiendag terug.

‘CONTROLE,’ zei de dikste.

De baron was opgestaan en boog vagelijk, terwijl hij zijn lippen likte. Zijn ogen weefden een vergeefs alarmsysteem met de kornuiten - de draden leken doorgesneden.

‘Controle, waarvan, heren?’ informeerde de hertog.

‘Van u,’ zei de minder dikke. ‘Legitimatiepapieren.’ Hij wuifde met lenig klappende vingers tegen z'n duim als een papierhongerige.

De hertog murmureerde vriendelijk: ‘Heren, wat wordt dit vervelend!... Dit is dus de - derde? of vierde? controle!...’ Hij glimlachte afkeurend.

De baron en Jules begrepen alleen dat dit overdreven was - waar hij heen wilde, overzag geen mens.

Dat was ook niet nodig, want achter de politiemannen ging de deur open, en verleende doorgang aan een argeloze barones, die zingend met een pollepel in haar hand - het ding dampte tergende geuren van ragoûts uit - iets scheen te komen halen.

‘Hé,’ zei ze lief, ‘alwéér politie?...’ Ze knikte de strengerds vrolijk toe; maar die hadden geen stijlgevoel.

‘Handen omhoog!’ brulde de dikkerd, en trok een revolver.

De reactie van de barones was bizonder. Ze sloot de deur en zei toch een beetje schel: ‘Wat beginnen jullie nou, oerstomme labberdoedassen?!’ en de politie moest kennelijk even nadenken.

Maar terwijl de barones net als de drie collegae haar handen omhoog dééd, mepte ze de bolle politiefiguur met de pollepel midden op zijn gezicht. Tegelijk trapte ze achteruit met haar hoge hak, en raakte daarmee een uniformscheen, en in één streek door jende ze de revolver naar de vloer. En nog terwijl de bijbehorende agent van de scheen tours draaide

[pagina 317]
[p. 317]

van smart, kletste de pollepel op de derde bewaker en bestrooide zijn gezichtsvermogen met sterren.

‘Jullie maken me doodnerveus!’ zei de dame. ‘En ik wed, dat jullie zèlf je niet kunt legitimeren! Snertdoedels!’ Ze richtte zich als een tijgerin tot de hertog en kreet: ‘Roep die mannen van de veiligheidspolitie binnen! Gáúw!!..’

Nu was de hertog iemand van snel meespelen. Hij deed drie grote stappen naar de open tuindeur en floot schril.

Het effect was verwarrend. De drie politiemannen kregen haast en verloren hun lijn van discipline. Ze botsten tegen mekaar en hijgden aanwijzingen die weinig zin hadden.

Dit maakte de Boom wakker, die al veel te lang tegennatuurlijk lankmoedig had moeten doen. Hij maaide met zijn onbevredigde hamervuisten naar de dwarsbomen en sloeg iets tot pap.

‘Ben je knetter, Boom!’ beet de barones hem toe, ‘geen bloed in de salon!’

Maar daar was niet dadelijk kans op, want de geraakte politiekerel deed voorlopig alleen rompbuigingen met rare geluiden.

De tweede was intussen een beetje ten offer gevallen aan Pingels pianovingers en dat bleek ook lang geen fijn akkoord.

De Boom deed nu een geoefende poging om de rompbuiger en het akkoord met de hoofden tegen mekaar te patsen, en slaagde daar zeer wel in. Helaas haalde een van beiden uit en raakte de Boom op een plek, waar de gemene woorden op stal bleken te staan, die dan ook veeltallig los raakten. Door dit tumult klonk de stem van de hertog: ‘Ja, hierheen, alstublieft!’ en deze formule bleek het te doen: de politiemannen steigerden de gang in en bonsden tegen de voordeur op, die zij wringend en bonkend opengraaiden om subiet weg te zijn.

De barones sloot de deur van de kamer en bezag haar groep met vlammende ogen. ‘Dat waren toch geen politiemensen!...’ sneerde ze. ‘Moeten jullie allemaal een dikke bril kopen, als we dat geld nog óóit binnen weten te krijgen, knipknoedels?!.. Dat waren stomme beginnelingen, die meenden in het èchte huis binnen te dringen, om een be-

[pagina 318]
[p. 318]

roving te plegen.’

‘Wàt zeg je?!’ vroeg Pingel kortademig. Er begon een breed schijnsel over hem te lichten. Hemel! Dàt kon dus ook nog!

‘En waaròm dachten ze, dat ze in het echte huis waren?...’ vroeg Dora scheermes-lief, en ze richtte een paar vreeswekkende koplampen naar de Boom, die op de grond zat na te denken over zijn losgeraakte taal. ‘Omdat iemand dat valse nummer nog niet van het hek heeft gehaald, gemarineerde ezels-misgeboorte!’ zei Dora. Er viel niet aan te twijfelen: ze was in de bloei van haar carrière te eerlijk geworden om lang dame te kunnen blijven.

De Boom kwam ras tot besef van actie. ‘Moet ik dus...?’ vroeg hij, de kamer rondkijkend.

‘Als een straaljager!’ zei Dora. Ze had haar lichten nog niet gedoofd, toen ze naar Pingel keek. ‘Hou op met dat getokkel op niks!’ bitste ze. En de Fijne mocht niet vergeten blijven: ‘Sta daar niet domme smoelen te trekken, stuk vastenavond!’ werd hem gemaand. ‘En daar moet ik mee sámenwerken!’ klaagde de dame. ‘Ik heb in geen vijfentwintig jaar zo'n stelletje opgeraapte tanden zien bijten! Godsalmedemaatnemen! Wat een verzameling oud roest in overjarige feestverpakking!’

Hier kreeg zij een vreemde, geluidloze wenk van de Fijne, waar ze razend om werd. Moest dat losgeraakte stuk nor haar zo deftig tot stilte manen?? Zou ze hem niet even àlles mogen zeggen wat ze op haar rondborstige hart had???

‘Wat zijn jullie anders dan een pak nat vuurwerk?’ vroeg ze op de kerel af.

De Fijne had weer die wenk. Hij kon Dora niet duidelijk maken, dat prinses Eline na enige taak in de keuken achter de voorzichtig geopende deur pogingen deed, in de kamer terug te keren.

‘Ik voel m'n bloed geel worden van doffe armoe,’ getuigde Dora, ‘as ik naar de bezijkte taarten kijk die jullie als kop gebruiken, Godstamebijalsikscheur!’

Toen kreeg ze onverhoeds in de smiezen, hoe de prinses bezig was, binnen te komen. En met een beschaafde traan in

[pagina 319]
[p. 319]

haar stem vervolgde de barones: ‘Ik wist niet, wat ik hóórde!... Zùlke taal, van zo iemand, hè!... Wat is er toch verschil van mensen!...’ Ze veegde weer vochtloos langs haar ogen, om dan de prinses te zien: ‘Gut, hoogheid - ja, we hebben even iets afschúwelijks meegemaakt!!...’

‘Mijn vrouw is dit soort dingen zo helemaal niet gewend!’ lichtte de baron toe.

‘Er waren hier een paar mannen,’ vervolgde de barones.

Doch daar hief de baron zijn hand: ‘Nee, niet zeggen, lieve Thera!.... Die taal hóórt niet bij je!...’

En zij zette door: ‘Ja, ik móét het zeggen!’ met even de oude toon. ‘Een paar mannen, die zich uitgaven voor politie!... Ik ken gelukkig de geëmployeerden van onze politie goed, door een comité, waarin ik zitting heb..., en ik ontmaskerde hen metéén!...’

‘En zo kernachtig!...’ lispelde de hertog.

‘Zij wilden ons beroven!...’ pruilde de barones.

‘Beróven?!..’ herhaalde de prinses meer belangstellend dan beducht.

De hertog liep snel naar haar toe. ‘U hoeft niet bang te zijn,’ zei hij onbevreesd. Hij had een alleraardigste blik in zijn ogen, die elke vrouw een gevoel van veiligheid had moeten schenken.

De barones beaamde dit: ‘Ja, u hoeft wèrkelijk niet bang te zijn, als Amadé in de buurt is!... Hij is enòrm in het beschermen van vrouwen!...’ Ze glimlachte smartelijk, alsof hij haar tot bloedens toe had beschermd.

Niemand had tijd hierop nader in te gaan, want mevrouw d'Azur kwam binnen, en zei voldaan: ‘Zó!...’

Hertog Amadeüs had het vreemde gevoel, dat zíj nu slaapmiddel in de koffie had gedaan.

De barones leek haar droeve belevenis te vergeten. Ze trok haar japon nog gladder en vond haar pollepel terug. ‘Hémeltje!’ zuchtte ze, ‘de ragoût!...’

‘Nee, lieve mevrouw, ik ben erbij gebleven,’ stelde de hofdame haar gerust.

‘Ontzettend,’ sprak de baron, ‘dat onze gasten in de

[pagina 320]
[p. 320]

keuken moeten staan, Thera!...’

‘Ach,’ antwoordde die, ‘ik ben blij, dat de dames niet híér waren!’ Waarna ze nog eens in geur en kleur moest verhalen over de kwasi-politie. Het was toch nog een verhaal zoals men in dit land niet zou mogen verwachten, binnen adellijke muren. Maar het had succes. -


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken