Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koninklijke omnibus (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koninklijke omnibus
Afbeelding van Koninklijke omnibusToon afbeelding van titelpagina van Koninklijke omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.59 MB)

Scans (30.78 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koninklijke omnibus

(1984)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 349]
[p. 349]

20

Dora mat de overblijvenden met haar felste blik, en deed daar lang over. Ze bezag hun kruintje en voorhoofd, en liet dan haar prachtig opgemaakte ogen langzaam zinken langs gezicht, schouders, borst, buik, benen en schoenen, om geheel onderaan te zuchten.

De bekekenen praatten door mekander als stukke uurwerken, maar zij kregen geen antwoord. Dora wendde zich af naar de keuken. Een opdracht aan een van de verraders, of een smeekbede om bijstand in haar huishoudelijke taak was er niet meer bij, nu zij wist, hoe weinig draagkracht hun goede wil had.

De soepborden waren binnengebracht door de overijverige hofdame - ook deze kans was dus niet meer te winnen. Met haastige hand schepte Dora de soep in de gewarmde terrine.

Terwijl ze die optilde om haar binnen te brengen, voelde ze zich afgemat en aan het einde van een welhaast onbekend Latijn: de oplossing van hun raadsel lag nu volslagen in de schoot der goden; en dat was een ongewisse plaats.

De Fijne was de ergste niet - die had haar niet in de steek willen laten, en zou dat ook nooit doen - dat wìst ze.

God, waarom was ze teruggevallen in die tróép!...

En nou had ze die druppels niet, en hoe moest het nou met die prinses en dat naarstige monster?... Waarom gingen die beroerde grieten nou niet naar het huis - o, nee, wat urmde ze nou!... Die dachten dat ze op nummer zeventien te gast waren!...

Dora besefte dat ze moest oppassen om niet de details van

[pagina 350]
[p. 350]

werkelijkheid, bedrog en verhalen aan de politie door mekaar te halen. Het zweet brak haar uit. De spanning was te hoog opgevoerd - nou die ruzie tussen de kerels bovendien!...

En die hofdame vertrouwde ze nog minder dan Roje Gerrit. Dat mens was geraffineerd - ze lachte en boog en deed lief, maar ze liep te vlug, en ze wist alles te vinden en ze had een tact, alsof ze alles doorzag.

De Boom had haar wel willen helpen, de lekkere doezel!... Maar hij begreep niks van die andere twee. Die waren gewoon te grif voor hem. Boom was niet veel meer dan een soort machine die het ruwe werk deed.... - Maar de Pingel - dat was een grote duffer! Jesses, wat 'n smerige oplichter - haar in slaap te willen maken en dan vluchten naar het buitenland!...

Gelukkig had de inspecteur hem gezien - hij kon niet ver komen. Want Lowietje had een scherpe blik, die vergat zo'n smoel niet gauw.

Terwijl Dora trachtte, met haar elleboog de keukendeur open te duwen, schoot er een pepergedachte door haar heen. De Fijne was het spreekkamertje uit gegaan, waar zij nog met de twee anderen was blijven staarogen over alles wat ze had gehoord (nou ja, met zulk tuig was het je beste plicht, aan de deur te luisteren, en dat kon ze goed).

Was de Fijne regelrecht naar de zitkamer gegaan, of... had ze hem niet eerst de keuken in horen lopen?...

Hij deed zulke dingen altijd zo argeloos....

Dora's hart zakte getorpedeerd naar zuidelijker delen. Ze voelde het kloppen lange-afstand worden. God, hij had de soep verpest!... Hij had de zaak beter in de hand dan zij - en ze had Pingel zo-iets horen zeggen tegen de Boom, toen ze aan het vechten raakten!...

Heerbekeerme, die soep kon ze niet opscheppen!...

Dora wendde zich terug tot de aanrechtbank, zette de terrine erop en rook voorzichtig boven de wasem.

Een hartverrukkende geur bewolkte haar hersenen.

Ja, maar dàt mocht haar niet beïnvloeden! Die geur had ze er zelf aan gebracht, met het even aangebraden vlees, de rozemarijn en een schijfje ui, dat er later weer uit was gevist.

[pagina 351]
[p. 351]

Biddend tegen verbranding van haar toppen, stak ze een damesvinger snel in het malse oppervlak.

‘Er is toch niets gebeurd?!’ zei de hofdame achter haar.

De barones klapte met de ellebogen als een engel zonder vliegbrevet. De proefspatten zaten op haar voorhoofd.

Ze knoopte goede manieren en beheersing aan haar hartklopping, die weer op de oude plaats popelde. Ze trachtte te glimlachen en te denken. Ze wist alleen, dat ze dat wijf lachend een breuk zou kunnen schoppen, en dat ze 't zou proberen ook, als ze langer dan twaalf uur met mekaar omgingen.

‘Ik geloof dat mijn ring in de terrine is gevallen,’ zei ze.

‘Uw rìng?!’ herhaalde de hofneus.

‘Ja,’ zei de barones, ‘een diamanten ster - het is een bijou dat mijn moeder heeft bezeten.’ Wat een klinkende waarheid mocht heten. Ze was er zelf bij geweest, dat haar moeder het ding op een handenwasbak in Americain had gevonden. ‘Door,’ had het wijze mens gezegd, ‘weg wezen, want iets beters krijgen we vandaag niet.’ En toen haar moeder op sterven lag, had Door alle doosjes geleegd, voordat de politie met de erfgename kon gaan touwtrekken.

‘Maar wat hebt u dan aan uw andere hand?’ vroeg mevrouw d'Azur, die zich niet kon voorstellen dat enige barones aan iedere hand een ster vervoerde.

‘O, gut,’ zei de barones. ‘O, wat ben ik u dànkbaar!...’ Want kijk, erkentelijkheid leidde altijd goed af; dat ontroerde de mensen, ze gingen bedanken en geendank roepen, en waren totaal kwijt, waarover het gesprek was gegaan.

Behalve mevrouw d'Azur.

‘Waarvoor dankbaar?’ vroeg ze. ‘U hebt die ring doodgewoon aan uw vinger, lieve mevrouw!...’ Ze legde een dunne arm om de barones heen (ze voelden allebei het verschil tussen pezen en spek) en troostte: ‘Ach, wat bent u toch nerveus, mevrouwtje!...’ wat ook innocenter adel zou hebben doen verstijven.

Ze kwamen als een optocht voor twee de kamer binnen, stiklachend om diamanten sterren - de barones met een verscholen dood in haar ogen om het slaapmiddel.

[pagina 352]
[p. 352]

Ze overlegde nog, de terrine te laten vallen; maar bedacht toen, dat ze allen kon opscheppen (ook de Fijne!) en dan zou zeggen, dat ze zelf liever geen soep wilde, omdat de dokter haar toch een béétje matigheid had aangeraden....

Ze had kunnen jubelen, terwijl ze als een Nemesis de soeplepel over de borden liet spelen, en allen voorzag van het vloeibare gedicht, dat ze soep had willen noemen. Daar gingen ze dan! O, zo!... Dadelijk zouden ze met verdraaide ogen onderuit zakken en mekander onder de tafel ontmoeten zonder dit te beseffen. En zíj zou de buit bij elkaar halen en in diamant-schoven binden. Daar gingen ze dan!...

De Fijne liet zich niet kennen. Hé - nou ja, de prinses wilde eerst nog bidden. Gelijk had ze. Kon te pas komen. Nou dan - ‘smakelijk eten!’ wenste de barones allerliefst.

Ze zag, hoe de blikken van de prinses en Amadé zich in elkaar vervlochten. De baron blies in zijn soep, zoals geen héér ooit deed.

Wacht, de gastvrouw zou tòch iets nemen, dan kon ze net doen of ze ook flauw viel.

Ze had een goeie bak vol in de bijkeuken gezet voor de Boom. Die lag nou al te ronken. Zielig, - maar ze mocht geen genade kennen, want niemand had voor haar genade gevoeld - ja, de Fijne....

Nou, hij mocht later iets aardigs uitzoeken.

............

............

............

De prinses complimenteerde haar met de soep. ‘Wat uitermate delicieus, mevrouw!’

Waar haalde zo'n kind de woorden vandaan, hè?...

‘Inderdaad,’ voegde de neus er snel bij.

Amadé boog glimlachend het hoofd naar haar toe. ‘Ongelooflijk, Thera,’ lispelde hij. O, je zou 'm op z'n bek beuken, om die stem!... ‘Je moet wèrkelijk zelf ook even proeven!... je hebt nog geen lepeltje ervan genomen!...’ Hij hoofdschudde even.

‘Ja, kom, Thera,’ vuurde de baron aan. De stomme hond was natuurlijk alle slaapdreiging vergeten, nu er iets lekker

[pagina 353]
[p. 353]

rook!... Had 'ie vijf maanden lang niet gehad, dit soort soep. -

De barones proefde met doodsverachting een theelepelmaatje uit haar verdoemde bord.

‘Ja, het is goed gelukt,’ zei ze, en voelde zich slikkend reeds omsneeuwd van een duizeling. God, wat een sterk spul was dat!...

Maar de anderen bleven er ijselijk wakker bij; ja, de prinses aanvaardde lief de invitatie van Amadé, om zich nog wat te laten opscheppen. Kon hij wéten wat 'ie dee, en dat meisje in de val laten lopen...? ...?

‘Het is héél bizonder, mevrouw!...’ zei ze. ‘Nietwaar, Maruja?...’

De hofdame knikte, terwijl ze voldaan haar lepel omgekeerd in het bord deponeerde en in leven bleef. ‘Een poème,’ bevestigde zij.

 

De barones leunde lichtelijk achterover en voelde zich verdrietig en onvoldaan. De slakken in rode wijn moest zij natuurlijk nemen - ze kon niet voor alles bedanken; en dáárvan wist ze nu juist, dat er niets in kon zitten buiten haar medeweten. Verschrikkelijk!...

Ze kreeg altijd een naar gevoel in haar maag van knoflook en kruidnagel - maar dat kon je niet naar voren brengen. Ze had met ijzeren beheersing, zwijgzaam als een boetelinge, drie slakken weggewerkt. Ze had tussendoor een paar fikse slokken wijn genomen, om alles weg te spoelen. Ze had dorst van de warmte.

Ze zou kunnen razen, als ze blikte naar Amadé, die luchtig converserend met prinses Eline en de anderen - hij betrok haar er ook telkens in, zo attent was hij wel - zijn slakken peuzelde en er met de punt van zijn gemene tong van leek te genieten, of er geen slaapmiddel, of er geen politie, ja, of er geen oneerlijkheid bestond!...

‘Alleen om deze lunch ben ik al dankbaar, dat u hier te gast bent, hoogheid,’ zei hij. ‘Zó lekker heb ik hier nog níét gegeten -’ hij hield als geschrokken op. ‘Dat mag ik toch wel zeggen, Thera?...’

[pagina 354]
[p. 354]

De rotvent! Hij mocht zeggen wat 'ie wou. Hij sprak voor deze gezegende keer de waarheid. Straks zou hij wel stil worden.

Haar hoop was gevestigd op de Boom, die zweeg als bewusteloos. Die ouwe heer had ook eerst uitbundig gedaan, en lag nu ergens tegen het hek te rammelen van 't maffen. -

Onder haar vernis van voorname beminnelijkheid zat de barones te gisten tot ontploffens toe. Eensklaps wist ze zich weer woorden te herinneren, die zij sedert jaren vergeten achtte. Haar ziel verschoot in rode en groene punten en dadelijk zou haar de een of andere uitdrukking ontglippen, waar geen belegen wijn, geen ragoût met croûtons en geen pikante salade excuus voor wilde zijn. Ter kalmering nam ze nog een forse slok wijn.

Intussen trof haar de opmerkzame blik van de hofdame, en zij trok zijdelings alles op wat zij aan wangspieren had, om een lachje als antwoord te forceren. Het bestaan was een vreselijk, slapeloos avontuur, dat was zeker. De wijn was goed; daar kon je veel mee wegspoelen. -

Ze liet zich bijvullen door de baron. Dat deed 'ie puik.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken