Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koninklijke omnibus (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koninklijke omnibus
Afbeelding van Koninklijke omnibusToon afbeelding van titelpagina van Koninklijke omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.59 MB)

Scans (30.78 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koninklijke omnibus

(1984)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 363]
[p. 363]

22

Terwijl zij braaf aan het afwassen waren: hertog Amadeüs, met prinses Eline en mevrouw d'Azur als droogsters van al het porselein, kristal en zilver, moest de prinses niezen. Zelfs zulke hooggeplaatste wezens worden door het zonlicht geprikt en tot proesten gebracht. Ze deed het zo adellijk dat niemand verder nog hoefde te twijfelen aan de perfectie van haar afkomst en opvoeding - ze sloot de ogen, zei met geklemde lippen ‘kgp!’ en keek toen decent om zich heen naar een tas met zakdoek.

Haar blik landde op die van mevrouw d'Azur, terwijl de omwashertog ‘proost’ zei. Ze antwoordde nog ‘dank u,’ maar tussen de ogen der dames leek een drama heen en weer te vliegen.

Als mevrouw d'Azur had gedurfd, zou ze stellig de prinses een berisping hebben doen horen. Nu legde ze de droogdoek neer, neep haar lippen samen, en repte zich de gang in, naar de zitkamer. Ze sloot de deuren.

En eindelijk - eindelijk was de hertog dan alleen met de prinses.

Hij waste iets vlotter af - een schaaltje plonsde glipglad terug in het sop.

‘Hoogheid,’ zei hij hees, ‘ik moet u dringend alleen spreken....’ Hij sloeg de ogen op en keek haar aan.

‘J-ja...?’ vroeg ze, alsof ze verbaasd was. Haar blik ging naar de deur, waardoor de hofdame was gegaan, en waarlangs men haar logischerwijze mocht terug verwachten.

‘Ja,’ bevestigde Amadé. ‘Maar ik vrees, dat mevrouw

[pagina 364]
[p. 364]

d'Azur wel dadelijk zal terugkomen - ik móét u spreken - het is zéér dringend - wilt u mij niet de gelegenheid geven, en straks éven naar me luisteren?’

Ze zette een droog bordje op de stapel en keek preuts voor zich. ‘Maar natuurlijk,’ gaf ze toe. Het klonk hevig afwijzend.

Hij wilde doorzetten. Hij moest nu al vast iets zeggen, waardoor zij zou begrijpen, geen enkel gevaar te lopen - en ook niets te hopen te hebben - hij moest in dit kostbaar moment de troef op tafel gooien, dat hij niet de man was, voor wie hij zich had uitgegeven.

Hevig geagiteerd begon hij: ‘Ik ben -’

Maar reeds woei de deur open en mevrouw d'Azur zwiepte binnen, met in haar hand de hoge, zwart fluwelen tas. Ze zette die goed zichtbaar op de tafel, naast de stapeltjes borden. ‘Alors!...’ zei ze vinnig.

‘Merci, Maruja,’ antwoordde de prinses.

Maar ze bleek geen zakdoek nodig te hebben; ze liet de tas onaangeroerd en droogde de soepterrine, alsof díé had geniesd.

‘Ik hoop, dat mijnheer Van Roodentoren straks voor ons op het klavier wil spelen,’ sprak de hofdame.

Het klonk alsof zij gewend was, mannen piano te laten spelen om haar temperament glad te strijken: zij had een oosterse beveeltoon in haar wens.

‘Het is zo warm,’ weerstreefde de prinses, ‘je kunt iets dergelijks bijna niet van de gastheer verlangen.’

‘Hij schijnt nu een bespreking te hebben,’ converseerde Amadé, die niets begreep van de volstrekte geluidloosheid in het huis, en erdoor werd verontrust. Dat de barones geen lawaai vermag te maken, liet zich begrijpen - maar waar was Marcel, waar mocht Jules zich ophouden?...

De afwasser, aan zijn laatste schaaltjes, oogde naar het foedraal, dat als een angstwekkend stuk rouw tussen de afgewassen keramiek torende. Goddank dat het ding hier was, dan mochten Pingel en de Boom verder doen wat ze wilden - veel kwaad konden ze niet.

De Fijne voelde het bloed in zijn slapen kloppen. Waar, in

[pagina 365]
[p. 365]

Godsnaam, lag de oplossing?... Ze waren zo zorgeloos van huis gegaan, die ochtend. Wat had hem tijdens het wachten de kerktoren op de ziel gestriemd met zijn bonzende klokkenslag!

Hij had die in geen uren meer vernomen....

Zijn wangen gloeiden. Hier naast hem stond het meisje, waarvoor hij werkelijk door het vuur zou willen gaan. Een duidelijke uitdrukking, zoals er in het Nederlands meer waren te vinden: door het vuur gaan voor iemand. Ja. Voor dit wezentje. Waar had hij in vroeger dagen zijn ogen heen gericht?...

Maar ach, prinsessen waren natuurlijk zijn dagelijkse omgang niet geweest - en dat zouden ze ook wel nooit worden.

Hij moest het minste doen, wat hem werd geschonken als kans - hij moest haar waarschuwen en veilig stellen. Er was helaas geen vuur om doorheen te gaan, en het zou dan nog de vraag zijn geweest, wat hij daarin voor haar had te zoeken. Dat foedraal?...

Nee - daar was hij toch een te praktisch man voor. Nee, een fel vuur, en zij daar middenin, roepend om hulp - hùlp - en dan hij, de Fijne, zich zonder bedenken stortend in de steekvlammen, zich met krimpende spieren reppend langs de hitte, om haar daar te vinden, zijn armen om haar heen te slaan - haar te horen stamelen - haar te dragen, snel en hoog boven de gloed, haar veilig te stellen - -

‘Het water is niet erg warm meer,’ zei ze. ‘Gelukkig zijn we bijna aan het eind, anders zouden we toch even wat vers afwaswater moeten nemen.’

Ze glimlachte weer zo - - God, van welk land was ze prinses?...

De ministers moesten daar gelukkige mensen zijn, en niemand van het gehele volk kon in opstand komen tegen haar allerliefste stem. Als zij hen aankeek, was elke wet alstemmig aangenomen, dan gingen ze zonder protest ten oorlog - dan werd je éérlijk, verdomd!... Dan stond je voor het recht op de bres, met het zwaard in de vuist - of misschien was het nu een revolver, of een muggespuiter -

‘Dat mes is niet geheel schoon,’ merkte mevrouw d'Azur

[pagina 366]
[p. 366]

op, en legde onnavolgbaar sjiek een mes met vetvegen terug.

Hertog Amadeüs zuchtte. Er was geen ander vuur dan dat binnen in hem. Hij kreeg de afschuwelijke indruk, dat die mevrouw iets te bazen had over de prinses. Ze had een manier van kijken, die niet deugde voor een ondergeschikte. Hij zou haar graag en in grote voldoening een klap geven met de vaatkwast, die nu een uitnemend peil van soppigheid had bereikt. Eén klap zou dat wijf zeker een half uur uit de buurt houden, zodat hij zijn lieve prinses Eline precies kon vertellen, wat er nu eigenlijk aan de hand was; en zij de gelegenheid kreeg, daar op prettige wijze dankbaar voor te zijn. -

Het was een te lang verhaal voor elk ogenblik een paar lettergrepen, anders zou hij wel een boodschap bedenken om die magere renbode door het huis te laten suizen.

‘Ach, wat doen wij dit rap!...’ prees de hofdame alle aanwezigen. Ze hield van rap, dat was gebleken. De hertog lachte en knikte met een folterend gevoel in zijn maagstreek. Hij wou alleen zijn met zijn prinses - alleen, alleen!!

Hij zou moeten beginnen met duidelijk te maken, dat hij de hertog niet was... Dat ze gevaar liep - in zekere mate - niet èrg natuurlijk, zo lang hij hier was. Maar als dit alles haar dan had gerustgesteld, zou hij eigenlijk ook moeten vertellen, dat ze beter niet naar nummer zeventien kon gaan, waar sedert de ontmoeting tussen hertog Amadeüs en de Boom geen bruidegom meer wachtte... Het ging niet aan, haar in volle praal te laten voorrijden bij die stinkers daar, om te vernemen dat de ware levenspartner vermomd de wijk had genomen, omdat hij een ànder meisje liefhad, nota bene! - Hoe kòn zo-iets bestaan?...

‘Wat zegt u?...’ Ze had gesproken! -

En hij stond met z'n duffedoezel te dromen boven dat soepwater. Hij takelde af. Bij sommigen kwam dat vroeg; en hij had per slot een zwaar leven van risico's en avonturen achter zich....Weliswaar afgewisseld door gedwongen rustperioden van regelmatig zakjesplakken en vroeg naar bed - maar nou ja. -

‘Mevrouw Van Roodentoren slaapt als een roos,’ herhaalde de prinses.

[pagina 367]
[p. 367]

Ja, ze had gelijk: de barones sliep. Als een roos op sterk water. Ze was stil. Ze lag in het spreekkamertje haar roes te verzwijgen, en liet hem hier voor allerlei ontilbare problemen opdraaien, variërend van omwassen met een prinses tot waarheid spreken zonder gelegenheid.

- Dat een prinses zo'n allerliefst meisje kon zijn!... Zó iets van goedheid en argeloze vriendelijkheid en schoonheid!... Nou ja, sedert de sprookjes van de bewaarschooljuffrouw had je natuurlijk nooit de mogelijkheid overwogen dat een prinses een aap zou zijn, die onder het uitstoten van scherpe kreten en al noten krakend aan haar staart van tak tot tak slingerde - nee, het was altijd een mooi, teer wezen met iets van straling om zich heen.

Hij had wèl reeds heel jong leren inzien, dat die straling hoofdzakelijk kwam van de diamanten; en dat je daar als penozejongen ook heel aardig mee kon stralen.

Maar déze prinses had helemaal geen diamanten nodig, om - -

‘Wat zegt u?...’

Ze had iets liefs gezegd, hij zag het aan haar ogen, die even een beetje teder dicht knepen.

‘Ja, we zijn klaar, ja...’ Het speet hem.

Hij wrong de vaatkwast uit, gooide de bak leeg in de gootsteen, droogde zijn handen.

Dat die neus nou ook niet méér slecht gewassen spul ontdekte!...

Glimlachend en zeer traag ontdeed hertog Amadeüs zich van zijn schort. Hij boog schalks en bedankte de beide dames voor hun uitnemende hulp.

Die zwarte liet natuurlijk weer een revérence fladderen - de prinses knikte met een twinkeltje in haar ogen.

Hij nam de mand met kopjes en glazen, en droeg die naar binnen. Dat leek hem goed - hij had gezien dat Dora ze uit een kastje had gehaald, en hij moest toch de indruk wekken, hier thuis te zijn.

‘Ik zal zo dadelijk even gaan kijken bij mevrouw,’ zei prinses Eline.

Allerschattigst, deze hartelijke vorm van medeleven...

[pagina 368]
[p. 368]

‘En dan zoudt u me die roos nog tonen, mijnheer Hogenreyn,’ voegde ze erbij.

Aha, ze bleek dat dus toch te waarderen - hij werd er warm-wakker van. Terwijl hij de zaken opborg, tobde hij over de totale afwezigheid van geluid in huis. Er werd iets bekokstoofd! Als de jongens zich zo geruisloos maakten, waren ze nooit dood. Stilte was bij hen altijd een teken van grote activiteit.

Hij praatte automatisch mee, dwaalde weer af door bezorgdheid - God, hij had ogen te weinig, met drie van dat schorem om zich heen!.... Nou ja, Dora lag dus te pitten. Maar Pingel? en de Boom?? -

Mevrouw d'Azur nam hem het lege mandje af, en bracht dat glimlachend met veel te snelle voeten naar de keuken.

Nu was hij weer alleen met Eline.

De Fijne richtte zijn ogen in een dringende smeekbede naar haar.

Ze keek hem aan, en leek in elkaar te krimpen alsof ze iets verwachtte dat pijn zou doen.

‘Wanneer kan ik u spreken?’ siste hij koortsachtig.

‘God, mijnheer, wat ìs er dan?...’ vroeg ze nerveus.

‘Ik ben -’ hij hoorde mevrouw d'Azurs ratelstapjes terugkomen. Het mens was Olympisch. Hij opende zijn mond om snel te spreken. -

Maar ze stond in de deur; en ze zei: ‘Madame, hebt u de zwarte tas meegenomen?...’

‘Ik?...’ vroeg de prinses, en blikte de kamer rond, ‘nee....’

‘Hij is niet meer in de keuken,’ meldde de hofdame.

De Fijne neep zijn handen tot vuisten. ‘Ach, een van u zal zich wel vergissen,’ zei hij vriendelijk-kalm, en produceerde een pracht van een onbevangen blik. ‘Ik zal eens even voor u kijken.’ Hij ging naar de deur.

De hofdame had geheel de allure van hem te zullen volgen.

Hij dacht: ‘Ik sla de deur tegen haar neus! Dan heeft ze iets te doen! En later is ze me d'r dankbaar voor, als 'ie kleiner blijkt te zijn geworden!’

Maar achter hem riep de zilveren stem: ‘Maruja!’ en hield

[pagina 369]
[p. 369]

de dame terug van controle. En dàt trof hem nu juist zo verschrikkelijk diep: prinses Eline de la Tour Olmberg vertrouwde hem dus....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken