Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koninklijke omnibus (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koninklijke omnibus
Afbeelding van Koninklijke omnibusToon afbeelding van titelpagina van Koninklijke omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.59 MB)

Scans (30.78 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koninklijke omnibus

(1984)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 395]
[p. 395]

27

En in de tuin liep de Fijne met een pseudoprinses en fluisterde woorden die in geen enkel jargon voorkomen, en die stuk voor stuk eerlijk gemeend waren. Hoe kan de wereld zo snel en afdoende aan het wankelen raken?...

Hesje belde de chauffeur, die een neef was met een ingeslagen neus en een geleende wagen. Hij reed voor.

Terug; terug, na veel afspraken en tedere gedachten.

Pingel vingeroefende tot zelfs op het spatbord van de reuzeslee.

Ze beloofden mekaar van alles en meenden het. Straks, ja, in de stad. Ja, ze wisten de weg, ze zouden wachten - ze zouden er een daverend waffie van maken, om de mislukking te vieren. Dààg! - dààg! - dààààg!...

De Fijne stond te stampen om te volgen - maar er was afgesproken, dat de jongens Dora eerst zouden helpen, de rommel aan te harken.

Hemel, wat een kater!... Ze hadden mekander vertrouwd en gewantrouwd - ze hadden plannen gesmeed en gevochten. Het hoefde allemaal niet meer. Er was geen reden meer voor.

Terwijl de slee soepel en hoofs het oprijpad afgolfde en zich in de lijn van de laan wilde voegen, stamperde er van links een stokoud vermolmd stoommachinetje, dat niet op tijd voorbij kon komen - dat daar ook geen moeite voor deed. Verdomd, de gemummificeerde chauffeuse remde zelfs!... -

De slee van Letty en Hesje piepte en stond stil, neus aan

[pagina 396]
[p. 396]

neus met de koektrommel. Hesje, verhit, opende het portier om een bevallige dosis venijn te luchten.

Maar de oude juffrouw aan het stuur van de droogvaarder opende ook haar deurtje, en riep glimlachend: ‘Ziet u, hoe goed hij het doet, dank zij uw hulp?...’ en een jong meisje naast haar lachte en knikte.

‘Ik moet u héél hartelijk danken namens prinses Eline de la Tour Olmberg,’ zei de oude dame, duidend op dat meisje. En startte opnieuw, wuifde (waarna het stuk blik afsloeg), startte nogmaals, knikte (waarna het ding een knal gaf), startte ten derde male en reed.

De slee van Letty en Hesje moest een stukje terug.

De Fijne grinnikte - hij kon zich daar niet van beheersen. Pingel lachte hardop. Ze keken allemaal een beetje naar die prinses....

Het stuk roest hijgde weg.

Maar toen de ruimte tussen de vehikels een eindje straat openliet, lag daar het kostbare, zwarte foedraal, dat die dag zo'n dramatische rol had gespeeld. En dat maakte een bliksem rijp in de Fijne, die opeens zijn lach voelde verschieten. Er was ergens een hoger adres, dat de spot met hem dreef, en dat kon niet meer. Er moest niet nog meer bij komen - hij had er een schatje op overgehouden, maar dit krèngerige stuk fluweel wou hij niet meer zien. ‘Ròtding!’ gilde de Fijne; die natuurlijk niet helemaal fijn was. De punt van zijn bevallige schoen raakte het foedraal middenscheeps en deed het omhoog zeilen als een ruimtecapsule. En opvliegend barstte het met een raar kakelend geluid vanéén - - - en een stroom, een waterval van flonkerend, wuivend goud met diamanten en smaragden en paarlen en chrysolieten tuimelstrooide zich uit over het plavei. Want dit was het etui, waarnaar Letty het hare had laten maken - en het was uit het krakende automobieltje gevallen als uitroepteken achter de dankbetuiging.

Ze gilden allemaal - de voetgangers en de dure sleeërs. Ze smeten zich uit hek en portier en hingen over mekander heen te tuutogen naar deze verschrikkelijke, fonkelende, stralende berg op het asfalt. -

[pagina 397]
[p. 397]

Er heerste een stilte als bij een dode. Ze blikten mekaar aan. De zon brandde van boven uit de hemel en van onderen uit het diamant.

‘Waarom rijjen ze in zo'n roestige badkuip, as ze zoveel glimmers hebben?’ vroeg de Pingel. Maar niemand wist het antwoord. Wellicht was dat een vorm van incognito. Je wist bij adel toch nooit, waar je aan toe was. -

Toen ontmoette de blik van de Fijne die van het meisje, dat voor langere tijd zijn prinses moest worden. En hij dacht aan hun laatste gesprek; en aan Dora's eerlijkheid en aan allerlei gekke kwezelarij, die opeens een andere dimensie leek te hebben gekregen. Hier lag hun beproeving.

Hij bukte zich. Hij liet zich op zijn knieën zakken en begon met trilsprieten de flonkers terug te leggen - knullig en hakerig, alsof hij nog nooit iets in de vingers had gehouden. Hij vlijde alles in het gekraakte foedraal. Ze zeiden geen woord.

Tot de Fijne sprak. ‘Als ik het haar nu breng, krijg ik vast een flinke fooi,’ zei hij. ‘En dan gaan we met mekaar naar een verdomd goed eethuisje, vanavond.’ En niemand verzette zich of lachte.

Dora bekeek hem en praatte op een verbaasde toon. ‘Nou heb je gossammegrijpe al twee kroontjes op je broek!’ zei ze.

De Boom fronste verdrietig de wenkbrauwen - iets scheen hem te storen.

Maar de geliefde antwoordde voor de Fijne, die van geen enkele kroon meer wist: ‘Hij verdient ze overal, tot op z'n hoofd toe!’

En nog altijd lachte er niemand.

De Fijne stond op en hief het wrakke etui in zijn armen. Hij speurde nog even langs de straat naar miniglimmertjes - maar het was weer een gewone straat. Toen begon hij te lopen in zijn tennispak, veerkrachtig en snel; een blanke figuur in de groene, deftige laan, naar nummer zeventien. Waar door panne een echte prinses veel te laat was gearriveerd, en waarschijnlijk geen echte hertog zou vinden. Maar nu kreeg ze dan tenminste haar echte bezit terug -

[pagina 398]
[p. 398]

en één vogel in de hand was heel wat waard.

Dat wisten sommige lieden nu zeker. -


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken