Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De mooiste verhalen (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De mooiste verhalen
Afbeelding van De mooiste verhalenToon afbeelding van titelpagina van De mooiste verhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (17.31 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De mooiste verhalen

(1988)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

Echtscheidingskind

Hij is een modern kind; zeven jaar oud. Hij heeft al veel gehoord over echtscheidingen en ‘de schuld op zich nemen’, hoewel hij nog twijfelt omtrent Sinterklaas.

Die eerste ochtend zit hij heel kalm tegenover zijn moeder; er wordt met geen woord gerept over paps.

De moeder kijkt naar zijn neergebogen hoofd met een mengeling van diep medelijden, schrijnend eigen verdriet en wrok. Ze zal de man nooit uit haar leven kunnen bannen, hem geen minuut mogen vergeten - nóóit. Want daar zit immers zijn evenbeeld?

Weer keurt haar blik de kleine jongen. Hij voelt het, kijkt op: ‘Wat is er?...’ half verlegen.

Hij is klein; de situatie moet nog wennen. ‘Eet maar!’ zegt zijn moeder kortaf.

Hij pulkt met onhandige aandacht in zijn ei en vraagt aarzelend: ‘Ben je boos?...’

Ach, het blonde haar, het lange, ovale gezicht, de kalme, lichte ogen. Het is sprekend zijn vader. Zelfs de manier, waarop hij glimlacht, het hoofd buigt, - zijn eitje eet - -

‘Nee,’ antwoordt de moeder. Ze ziet in een spiegelend schilde-

[pagina 85]
[p. 85]

rijglas haaf eigen rond jong gezicht met de donkere ogen. Niéts heeft het kind van haar.

Maar het is toch een zelfstandig mensje en z‘ij heeft hem het leven gegeven. Vriendelijker zegt ze: ‘Mams is wat zenuwachtig...’

Hij knikt. Boort zijn lepeltje door de lege eierdop. Precies zijn vader - - -

Het vrouwtje denkt: ‘Zoons hebben toch vaak de ‘a‘ard van de moeder... Hij kan toch heel anders opgroeien... en hij is toch zo lief...’

Ze bespiedt hem aldoor, om iets van zichzelf in hem te vinden. Het is er niet. Hij speelt met een miniatuur race-auto en gebruikt vaders woorden: ‘Zo, mannetje, kom jij er maar eens uit! Een mooie boel, om hier de zaak in splinters te rijden! Mars! opgedonderd! Voor jou een ander!’

‘- opgedonderd!’ zegt het jongetje van zeven jaar.

‘Ik moet het hem verbieden,’ denkt de jonge vrouw. ‘Het is geen woord voor een kind, èn het is een woord van hèm...’

Ze zwijgt. Want wat haar veel dieper wondt, zijn die andere woorden, ook van de vader, en zo betekenisvol: ‘Voor jou een ander.’ Dat heeft hij wel niet gezègd...

Door een waas kijkt ze naar de grauwe wolken boven de huizen. Ze hoopt, dat ze genoeg kracht zal hebben, dit kind alleen groot te brengen. Ze hóópt het...

De vader kon ze immers ook niet aan? Ze bidt, dat het kind niet van haar af zal groeien. Ze is blij, dat er maar één kind is, en ze beklaagt hem om die eenzaamheid.

Haar denken ligt passief tussen het begin van haar huwelijk en de komst van de kleine jongen. Alles is samen verweven. Ze ziet, hoe ze haar man voor het eerst ontmoette. Het is als een transparant, waardoorheen ze haar zoon ziet met een meisje...

Zal hij ook eens een vrouw dit verschrikkelijke verdriet aandoen?... Het is onbegrijpelijk.

De gedachten zijn als stenen in het water: telkens een nieuwe, met sidderende, steeds wijder wordende kringen. En dan weer een... en dan wéér een... - -

Plotseling overvalt haar de losklaterende kinderlach: met zijn ellebogen op de vensterbank leunt de kleine jongen uit het raam. Zich half omdraaiend zegt hij: ‘Mams, daar is toch zo'n gekke -’

[pagina 86]
[p. 86]

Doch de moeder voelt zich zielsverwond en zo wanhopig eenzaam met dit kleine, lachende kind. Ze snauwt: ‘Làch niet!’

En terwijl ze het zegt, gaat er ergens een gouden deur open: zo echt van harte schateren - dat heeft de vader nooit gedaan. Dat is van h‘a‘ar...

Ze knipt met de ogen.

Het jongetje vraagt onzeker en tastend: ‘Ben je nou n-nog zenuwachtig, of b-ben je b-boos?...’

Ze schouderschokt vol berouw. Weet, dat elk woord kinderachtig zal klinken, en zwijgt. Dan staat ze op en gaat naar hem toe. Met haar armen om hem heen vraagt ze indringend: ‘Zul je àltijd van mammie houden, - àltijd?’

Hij glimlacht troostend; een brede, ouwelijke glimlach, en knikt, met mannelijke superioriteit: ‘Altijd.’ Ze geeft hem een kus en laat hem los. Loopt terug naar de ontbijttafel. Hun ogen blijven elkaar echter vasthouden. Nog aldoor ziet ze die vaderlijke glimlach van hem. Maar opeens wordt die overgolfd door een onbekende beving, zijn lippen trillen los met een hoog, hijgend snikken. De lichte ogen zijn verdronken in tranen. Met uitgestrekte armen komt hij op haar af, en tegen haar borst, vast in haar veilige armen, huilt hij.

De moeder aait sprakeloos met haar wang over het blonde haar.

‘Ik - vind - het - zo - akel-lig,’ bekent hij met overslaande stem.

‘Wat dan, kindje?’ murmelt de jonge vrouw. ‘Wat nou?...’

Hij zegt niet: ‘dat Paps weg is’. En ook niet: ‘dat je boos bent’.

Hij zegt: ‘Dat je zo zenuwachtig bent...’

Dat houdt alles in.

Arme kleine moderne jongen, die al diplomatiek kan antwoorden.

Doch de moeder houdt hem stijf omklemd en glimlacht. Want zijn vader heeft nooit gehuild na zijn derde jaar. Ze heeft dit zo dikwijls als bewonderenswaardige bizonderheid van haar schoonmoeder moeten horen.

Het lachen en het huilen en het medelijden zijn van h‘a‘ar, - hierin vindt ze het kind, dat ze negen maanden droeg, dat geestelijk en lichamelijk zoveel van haar vergde.

En dat is vooreerst immers genoeg...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken