Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De mooiste verhalen (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De mooiste verhalen
Afbeelding van De mooiste verhalenToon afbeelding van titelpagina van De mooiste verhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (17.31 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De mooiste verhalen

(1988)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 149]
[p. 149]

Sjiwa's haaienvangst

Eens zat Sjiwa, de machtige Hindoe-godheid, met zijn gemalin Uma op de berg Kailasa, waar zij hun heilig leven van onaardsheid leidden, en hij legde haar de aanbeden tekst van de Veda's uit.

Het was een schone ochtend, de nevels verwaaiden in de koelte, en onder Uma's voeten brak de wereld open in een waaier van bloemen en slingerplanten. Zij aanschouwde het, en haar hart werd erheen getrokken.

Juist legde Sjiwa haar een van de diepzinnigste gedeelten in de tekst uit, toen hij toevallig opkeek en moest bemerken, hoe speels Uma's gedachten van hem waren weggezwenkt naar de kleurenfonkeling beneden.

Sjiwa, die als goddelijk wezen meer hechtte aan heiligheid dan aan vergankelijke bloemen, voelde zich gegriefd.

Hij verzocht zijn gade, te herhalen wat hij haar had gezegd.

En Uma bleek niet beter dan een mensen-vrouw, want zij had niet geluisterd en wist niets te zeggen.

Hierover ontstak Sjiwa in zo'n hevige woede, dat hij sprak: ‘Acht je dit aards bedrog hoger dan toverhymnen? Is een aangename kleur voor het oog meer waard dan de woorden, die wijsheid

[pagina 150]
[p. 150]

bevrijden en de geest doorgeuren met eeuwigheid? Wat bezielt het vrouwenhart, verkeerd te kiezen?’

Wellicht had Uma hem willen zeggen, dat zij hèm toch had gekozen; maar ze zweeg, en dat wakkerde Sjiwa's drift aan.

‘Blijkbaar ben je niet geschikt, om de vrouw te zijn van een heilige kluizenaar,’ sprak hij. ‘Hoe ben ik zo verblind geweest? Zelfs wij goden falen!’ En toen Uma bleef zwijgen, vergat Sjiwa, de vernietiger, zich zo, dat hij wenste: ‘Ga naar de aarde, en word daar geboren om de vrouw van een visser te zijn! Dan zul je geen heilige teksten meer te duchten hebben!’

Op datzelfde ogenblik was Uma verdwenen. Haar macht was slechts een korrel zand tegen de Himalaya van zijn wil, en zij dwarrelde neer als verwaaid spinneweb.

Sjiwa zette zich op de grond om zich te verdiepen in de zinrijke bespiegelingen. Hij blikte in de Veda's en peinsde. Maar zijn gedachten lieten de wijsheid los als water een vette huid. Hij miste eensklaps de rust, er ontbrak hem een bodem van rijp overdenken in zijn eigen hart, hij kon de gevolgtrekkingen van eeuwigheid niet opbouwen.

Nee hij moest aldoor terugdenken aan Uma; en onvrede daalde in zijn hart.

‘Wat heb ik haar te verwijten,’ dacht Sjiwa, ‘ik, die zelve overhaast handel als een sterveling! Hoe kon ik mij als god zo vergeten! De hemelse Uma behoort zeker niet thuis op aarde, en dan nog als de vrouw van een visser! In stank en zorgen! Mijn vrouw is zij, en als zij naar de bloemen heeft gekeken, was dit slechts, omdat de melodie van haar ziel weerklank vond in kleuren, welke mijn vader Brahman heeft geschapen!’

Hij ontbood zijn dienaar Nandi bij zich en gaf hem het bevel, de gedaante van een geweldige haai aan te nemen, en schrik en ongeluk onder de vissers te brengen.

Nandi spoedde zich naar de aarde. Hij plonsde in zee als een monster van zestig voet. Hij brieste en loeide, hij scheurde de netten van de vissers en deed hun tere bootjes kantelen. Zo kwam hij elke dag en elke nacht, en niemand kon hem vangen of verwonden, vele jaren lang.

In die tijd was Uma door de hoofdman van de vissers als een klein kindje op het strand gevonden. Hij had haar als zijn dochter aange-

[pagina 151]
[p. 151]

nomen en haar Parvati genoemd.

Zij groeide op als een zo zeldzaam mooi meisje, dat haar aanblik iedereen verbijsterde. Zij was een diamant tussen het grint, een volle maan tussen de schelpen. Alle jonge vissers waren doorvlamd van liefde voor haar en talloos waren de huwelijksaanzoeken.

Juist toen werd het vervaarlijk spel van de haai zo hevig, dat het volk niet langer meende te kunnen leven met zulke schrik aan zijn kust.

De hoofdman maakte bekend, zijn schone pleegdochter tot vrouw te zullen geven aan de visser, die de monster-haai vermocht te vangen.

Daarop had Sjiwa gewacht. Zo voltrok zich het lot, dat hij had getekend. Van de berg Kailasa zag hij neer, en hij nam de gedaante aan van de schoonste en krachtigste jonge visser, welke ooit aan die stranden was gezien.

Voorgevende dat hij van Mathura kwam, verzocht hij, mede te mogen dingen in de haaienvangst. Doch de andere jonge vissers zagen hem ongaarne, zij wilden eerst hun eigen geluk beproeven.

Het werd een aangrijpende dag.

Al deze jonge mannen, gloeiend van liefde en bewondering voor het meisje Parvati, trachtten de haai te vangen. Zij vochten met netten, met boten, met werpstenen en speren. Zij moesten zich ten slotte verweren met hun messen en zwaarden, en slechts enkelen bereikten levend de oever.

Daar stond het volk te staren, en zag zich zijn jeugd ontvallen, vechtend tegen een monster en ten ondergaand als prooi.

Zij wisten ook niet, die vissers, dat Sjiwa, de Vernietiger, in hun midden stond. Zij vermoedden niet, dat achter de dood de Godheid staat, welke leven is. Zij zuchtten en klaagden en baden tot Brahman, de schepper, Visjnoe, de in-stand-houder en Sjiwa, de vernietiger, deze drie-éénheid, om hulp.

Toen trad Sjiwa, nog altijd vermomd, naar voren. En de eerste maal dat hij zijn net uitwierp, ving hij de haai.

De vissers waren verheugd, van hun vijand verlost te zijn, en gaven de jongeling uit Mathura de pleegdochter van de hoofdman tot vrouw.

Doch hun smart was verdubbeld, toen zij haar moesten laten gaan.

[pagina 152]
[p. 152]

Sjiwa, die de mens vernietigt om hem aan zichzelf terug te geven, had medelijden. Hij nam zijn ware gedaante aan. En nadat hij de doden tot leven had gebracht, zegende hij Parvati's pleegvader op velerlei wijze.

Dan steeg hij met zijn gemalin op tot de berg Kailasa, en allen op aarde waren tevreden.

De godin Uma echter, die sedertdien de naam Parvati draagt, bezag haar echtgenoot en vroeg hem: ‘Wat maakte je daarstraks zo verwoed op mij? Was ik niet schuldeloos en trouw?’

Sjiwa sprak: ‘Je vergat de Veda's, en hoorde mijn stem niet meer.’

Hierop antwoordde Uma: ‘De Veda's zijn dor, als zij niet in bloemen kunnen wonen. Ik hoorde je woorden niet meer, maar je stem is altijd in mijn oren, want ik heb je lief als het ruisen van mijn bloed.’

Sjiwa vergat te spreken; de taal van de beminde kan verlokkend zijn - -

Hij blikte over de berg naar beneden - en daar waren nog altijd de bloemen, die er al die jaren hadden gebloeid.

‘Weet jij nog, wat je wilde overdenken, toen ik was weggezonden?’ vroeg Uma verder. ‘Want je wijsheid is immers eindeloos, o, Sjiwa?’ De god dacht na. Hij overpeinsde, dat zijn wijsheid niet eindeloos was, anders had zijn drift hem niet zo kunnen overheersen. Misschien was Brahman, de schepper, wijzer; omdat hij de wereld en de bloemen had geschapen, en wetten en vrouwenharten. Er moest een grote massa wijsheid buiten de grenzen van Sjiwa's kennen liggen.

Dat zei hij echter niet tot Parvati, want vrouwen kunnen zulke woorden niet verdragen.

Maar Parvati, die hem liefhad en zijn hart kende, zag zijn gedachten, veel duidelijker dan zij tevoren de Veda's had begrepen. Ze dacht aan zijn boze woorden: ‘Blijkbaar ben je niet geschikt, om de vrouw te zijn van een heilige kluizenaar’, en ze glimlachte voor zich heen.

‘Sprak jij?’ vroeg haar de god, en hij trachtte haar te doorgronden.

‘Mijn hart sprak,’ antwoordde Uma. En zij voegde eraan toe: ‘Wellicht zijn wij voor elkaar geschapen, Sjiwa. Is dat niet genoeg?’

[pagina 153]
[p. 153]

Dit deed de Vernietiger lachen. Hij omhelsde zijn vrouw en vroeg zacht aan haar oor: ‘Wat kan een god nog tot je genoegen doen, Parvati?’

Zij leunde terug in het gras en zei dromerig: ‘Onderwijs mij de Veda's.’

En hij deed aldus, met zingende stem.

Het deerde hem niet, dat zij naar beneden blikte, waar de bloemen stonden te vonken op de wereld...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken