Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De mooiste verhalen (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De mooiste verhalen
Afbeelding van De mooiste verhalenToon afbeelding van titelpagina van De mooiste verhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (17.31 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De mooiste verhalen

(1988)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 164]
[p. 164]

Het zwanen-lied

‘Zoon,’ sprak Boanna, de liefdegod aanziende, ‘je huid wordt bleek en je glimlach is gevlucht met de bonte vogels, die je hoofd omzweefden.’

‘Laat mij denken, moeder,’ antwoordde Angus Ôg, en hij boog het hoofd. ‘Maar,’ wierp Boanna tegen, ‘ik kan niet zwijgen, want je ogen zijn geblust. De vreugde heeft je hart verlaten, en nestelt zich elders.’

‘Laat mij dromen, moeder,’ fluisterde de liefdegod, en wendde zich af.

‘Ik zal het venster sluiten voor muziek, als zij treurmuziek is,’ zei Boanna. ‘Je ziel bloedt in een scharlaken stroom voorbij mijn angst, en mijn gedachten zijn onkundig van de pijnen. Wat is er gebeurd, zoon?’

‘Laat mij sluimeren,’ zuchtte Angus Ôg, en legde de handen over zijn gelaat.

Maar in de nacht stond zijn moeder weer aan het leger. ‘Angus Ôg,’ drong ze aan, ‘wie heeft je krachten gestolen? Wie kon je levensvreugde knevelen? Sta op, jongeling der blijdschap, en roep de vogelen van liefkozing en vervoering terug.’

[pagina 165]
[p. 165]

Toen zat Angus ^Og overeind, en hij vertelde zijn moeder, hoe hij had gedroomd van een meisje.

‘Haar ogen waren blauw als de oostelijke zee,’ zei de liefdegod, ‘en haar voorhoofd was zo blank, dat elke kroon erboven verbleekte. Haar glimlach was een harp-accoord: droevig, en fonkelend van verrukking. Speelser dan haar handen kan het jonge wilgenblad onder lentezon niet zijn, en zo rank als haar lichaam heb ik nog geen vingerhoedskruid gezien. Zij heeft mij alleen gelaten in het ontwaken.’

Boanna ging door de nacht, en zocht naar dit droombeeld, over gans Ierland. Maar zij vond het meisje niet.

Dan wendde zij zich tot Angus’ vader, Dagda.

Deze riep de koning van het Munsterse tover volk binnen zijn macht, wiens naam was Bov. En Bov zocht een jaar lang.

Hij vond het meisje bij het Meer van de Drakenbek.

Met hem mee ging Angus Ôg, en hij aanschouwde het meisje in werkelijkheid.

‘Dat is zij!’ riep hij uit. En de bonte vogels, die zijn liefkozingen verbeeldden: de tedere blik, de omhelzing, de streling en de kus, waren weer boven het hoofd van de liefdegod, met vonkende veren en trillend gezang. ‘Zeg mij toch, hoe haar naam is,’ smeekte Angus Ôg zijn leider.

Bov antwoordde: ‘Zij heet Caer. Haar vader is de koning van het tovervolk in Connacht: Ethal Anubal.’

‘Ik wist in mijn droom reeds, dat zij te machtig voor mij zou zijn,’ klaagde Angus Ôg. ‘Haar vleugelslag is wijder dan de mijne, haar vlucht hoger en verder. Ik ben zwak als een sterveling.’

Zijn geleider nam hem mee naar het aardse konings-paar van Connacht, dat waren de koning Ailell en zijn vrouwe Maev.

Hier werd de liefdegod ontvangen met offers van zwijnenvlees en mede, met zangen en fakkel-festijnen. Maar op de vraag van Angus Ôg antwoordde Ailell: ‘Wij zijn onmachtig over Ethal Anubal.’

Toch zond koningin Maev een bode naar de vorst van het tovervolk, vragende de hand van Caer voor de liefdegod Angus Ôg.

Ethal Anubal weigerde echter.

Nu stond de vrouwe Maev overeind van haar troon, en sprak: ‘Verlangen en koningschap worden geloochend! God en regent

[pagina 166]
[p. 166]

voorbij gezien! Wie is het meisje, dat aan onze verbondenheid mag worden geweigerd?’ Zij rustte een groot leger toe, waarbij Dagda haar hielp, voor de eer van zijn zoon Angus Ôg. En de manschappen trokken op tegen Ethal Anubal.

Een vol jaar lagen de mannen van Connacht voor het huis van de toverkoning. Elke dag had het een ander aanzien: een grot, of een naaldwoud, of een wit kasteel of een steile rode rots.

En de zon baarde de dag, waarop Ethal Anubal naar buiten trad, en zich gevangen gaf.

De koningen Ailell en Dagda en Bov, met de koninginnen Boanna en Maev gaven de gevangene grote eer. In de hoge zaal van het paleis in Connacht vroegen ze te tweeden male zijn dochter als vrouw voor Angus Ôg. Doch Ethal antwoordde: ‘Wat geeft u mijn toestemming, waar zij machtiger is dan ik? Caer is ongrijpbaar als de storm. Zij leeft het ene jaar in de gedaante van een jonge vrouw, en het volgende jaar wordt ze een zwaan. Op de eerste dag van de elfde maand zult gij haar aanschouwen met honderdvijftig andere zwanen, bij het meer van de Drakenbek. Meer kan ik u niet zeggen.’

En terwijl hij zweeg, verbleekte zijn gestalte tot spinrag: hij was nimmer hun gevangene geweest, want hij regeerde het tover-volk.

Die eerste nacht van de elfde maand ontbrandde er in het slaapvertrek van Angus Ôg een violet licht, in de vorm van een harp. En uit de snaren zong een stem: ‘Sta op, en ga naar het Meer van de Drakenbek! Reinig u en wees ongewapend. En als uw gelaat nog bleek is van verlangen, als uw oog de dageraad achter tranen van eenzaamheid heeft gezien en uw hart de vier vogels aan uw slapen doet uitvliegen, - aanschouw dan de zwaan-godin, wier beeld u in de droomspiegel reeds verzwakte. Ontwaak, Angus Ôg! En toon u een god van liefde!’

De jonge god rees op. Hij wies zich in het maanlichte zilverstromen van een beek, en ging ongewapend door de velden en heuvels van Ierland naar het grote meer. Zijn voeten schreden sneller dan een vloedgolf, en om zijn hoofd zwierden de vier visioenen-vogels van zijn liefkozingen: tedere blik, omhelzing, streling en kus, zo vonk-stralend, dat men denken mocht, de zon te zien stijgen uit de oostelijke zee.

Daar, aan de oever van het grote meer, zag hij Caer staan. En

[pagina 167]
[p. 167]

terwijl hij de aanblik van haar verrukkelijke schoonheid indronk, veranderde zij in een sneeuw-gevederde reuzenvogel; aan haar doorschijnende polsen waaierden de vleugelpennen uit, en haar hoofd, opgeheven naar de morgenster, stond als een symbool van liefde op de slanke, wit-gedonsde hals.

‘Ach, kom nader tot mij, en laat mij éénmaal je stem horen!’ riep Angus Ôg haar toe.

Met haar wendden alle andere zwanen het hoofd naar hem, terwijl die allergrootste, de vorstin, hem vroeg: ‘Wie roept mij?’ - En het meer verloor zijn schuimen branding; rondom wiesen de bloemen rechtstandig omhoog, zo hemels was haar stem.

‘Angus Ôg tracht je hart te enteren met koorden van verlangen,’ antwoordde de jonge god. ‘Je zon heeft het meer van mijn gedachten verdroogd, door zich erin te spiegelen, de ganse dag van mijn liefde-bestaan. De blik van je ogen is de sleutel in mijn gelukspoort. Laat mij niet versmachten en sterven -’

En terwijl hij zo sprak, bemerkte Angus Ôg, dat hij zelve een zwaan was geworden. Hij wist, met het wonderbaarlijke begrip van zijn liefde, dat dit haar toestemming beduidde...

Breed streek hij de glanzende vleugels en naderde haar, drijvende op aroom-doorgeurde ochtend-lucht, en gleed naast haar neer op het water, dat in zingende diamantsnoeren uit-een spatte. En hun eerste kus was als een gevecht tussen geluk en zaligheid, dat onbeslist moest blijven. Zij rezen op uit het jubelende water, en zij waren een twee-eenheid, als schijn en weerschijn tegen de ochtendhemel. En over Ierland vlogen de twee zwanen, en zongen een lied, waarbij alle harpen moesten zwijgen. Ze zongen van hun hemelse vleugelslag en van het land der Jeugd, zij prezen het woord en het antwoord, de liefde en de wederliefde, de man en de vrouw, de zon en de bloemengaarde van het eeuwige eiland.

Zo zweefden zij over het paleis van Dagda en Boanna, en iedere sterveling die hen hoorde zingen, verzonk in een toverslaap, welke drie dagen en drie nachten duurde, en waaruit zij ontwaakten met een glimlach, en met de laatste klank nog in hun droom-verdoofde oren. Goden en mensen zagen rond en meenden voort te slapen, zo betoverd waren zij door het heerlijke zwanenlied, waarmee de geliefden achter de bloesemende kim waren gevlucht.

Maar hoog boven Ierland spele-duikelden de vier mystieke vo-

[pagina 168]
[p. 168]

gels van de tedere blik, de omhelzing, de streling en de kus - en dit was een teken, dat Angus Ôg de werkelijkheid niet had verlaten. -


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken