Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De mooiste verhalen (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De mooiste verhalen
Afbeelding van De mooiste verhalenToon afbeelding van titelpagina van De mooiste verhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (17.31 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De mooiste verhalen

(1988)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 224]
[p. 224]

Gij zult niet stoeien

Gisteren heb ik iets meegemaakt, dat me angst heeft aangejaagd. Ik heb zeer duidelijk gemerkt, dat wij allemaal, wij, moderne, beschaafde mensen, te weinig argeloosheid meedragen.

U moet weten, dat ik langs de Smallelaan liep; en waar dat kruispunt is met de Oude Postweg, daar is momenteel een zandafgraving, waar soms kleine kindertjes in spelen, en soms werklieden van een bouwbedrijf. Toen ik daar langs kwam, waren er twee mannen samen aan het wandelen - ik ken hen goed, het zijn Kees en Jan. Kees is niet groot en nogal mager; en Jan is iets minder klein en ook niet dik. Ik schat hun leeftijd op omstreeks veertig. Kees heeft een oervervelende vrouw en één dochter. Jan heeft een opgewekte echtgenote en drie zoontjes. Dit doet niet veel ter zake, maar ik meen het u te moeten vertellen, om alles duidelijk te omlijnen.

Zij liepen daar dus; en ik dacht op hun ruggen al te zien, dat ze het over bouwwerken hadden. Kees had een stokje in de hand, en zwaaide daarmee - Jan kon het af met zijn eigen handen.

Maar ja, toen moest er iets worden getekend, en dat deed Kees dus met dat stokje, in het rulle, droge zand.

Tot daar was alles normaal. Er is een druk verkeer op dat punt -

[pagina 225]
[p. 225]

niemand keek naar de twee oppassende mannen, die daar samen wat door het zand drentelden en spraken.

Maar toen Kees zo gebukt stond te tekenen, trok er een rare grinnik over Jan's gezicht, en opeens gaf hij Kees met z'n voet een flink zetje tegen z'n zitspieren. Kees ging voorover, met allebei de handen in het zand - hij kon zich niet houden, hij ging kopje-over.

Jan schateren! Kees ook. Maar Kees pakte Jan z'n benen en trok, en daar ging Jan, over Kees heen ook in het zand. Kees kwam daardoor met z'n hoofd tussen de benen van Jan, en die kneep de benen tegen elkaar, zodat Kees al lachend een dikke kop kreeg. Maar Kees kneep Jan in z'n kuit, zodat Jan brullend van het lachen losliet. Meteen zat Kees bovenop hem, en stak een vinger onder z'n ribben. Jan stuiptrekken en gillachen! En Kees bij zijn armen pakken, zodat die scheef afgleed, en in Jan's macht kwam. Toen Jan hem kittelen in de middel. Kees gillend om genade smeken! En nauwelijks had Jan hem losgelaten, of Kees sloeg zijn armen om Jan's nek en trok hem neer en begon een roffel op zijn billen te slaan. Jan brullen van het lachen en proberen vrij te komen. Ze rollebolden om en over elkaar, hadden dreunend plezier, zaten allebei onder het zand en wisten niets meer van ernstige zaken of voorbijgangers. Ze speelden als twee honden, soms helemaal stil mekaar aankijkend, wat de ander zou gaan doen; om dan opeens weer los te barsten.

Er was geen kwaad bij; ze stoeiden allergekst - misschien hebben ze daar diep in hun hart wel naar gesnakt van hun tiende jaar af.

Maar er liep een oudere heer, die ik ken als psycholoog; en hij bleef bekommerd stilstaan om zijn ontwikkelde hoofd te schudden.

En de chauffeur van een vrachtwagen remde en parkeerde.

En een personenwagen met een bekend sigarettenmerk erop stopte, en de berijder hing uit het raampje en vroeg hoe-en-wat.

En er kwamen twee dames met een hondje langs, en een jongen op een fiets liet z'n benen slieren om te stoppen, en riep: ‘Hup! Geef 'm 'n opdonder! Kráák 'm!’ en de psycholoog schudde harder, en er passeerde een autobus met ouden van dagen, en die moest wel stoppen voor de vrachtwagen en de sigarettenrijder; en toen kwam er een snelle kleine wagen met een signaal van tudeloedeludeloedeludeloe! en daar stapten twee bloed-ernstige politiemannen uit, die zich op het zand waagden. Jan zat toen net op Kees, en prikte hem in

[pagina 226]
[p. 226]

z'n maagstreek, en Kees hikte met een paars gezicht: ‘Ha! - ha! - ha! - ha! -’ en wist niets zinnigs meer te articuleren.

Ik riep ‘Jààn!’ en ‘Kéééés!’ maar als je plezier hebt, kun je je niet bekommeren om roepende mensen in de verte.

Kees kronkelde zijn benen op, sloeg ze om Jan's kop en trok hem achterover, ‘pwrwrwr!’ deed Jan, en Kees kneep hem ergens in zijn been, dat hij loeide als een stier! ‘Hahahahahahahá!’ echode Kees.

En toen zei een politieman: ‘Wat moet dat?’

De twee stoeiers keken dwaas omhoog naar al dat zwart.

‘Moeten’ is zo'n akelig werkwoord - het moest niets, natuurlijk.

Kun je als volwassen man, als vader van een gezin, zeggen dat je aan het spelen bent? Of aan het stoeien? Of - tja, hoe moet je dat noemen? Ze wisten het niet.

Ze stonden geshockeerd op en stoften zich af. En stoften mekaar af. En lachten nog een beetje.

De politie vroeg hun namen en adressen. En wat er was gebeurd.

Er was níéts gebeurd - Maak dat een efficiënte wereld eens duidelijk.

De psycholoog zei dat hij stellig had geconstateerd, hoe die kleine - daar een paar infame grepen had toegepast, welke wezen op een verdrongen complex - maar ze leken hem allebei psychisch gestoord. Die grotere verdiende ook wel wat, want die had de kleine geweldig te grazen gehad!

Jan en Kees zeiden dat het niet waar was. Maar iedereen had het gezien, tot de dames van het hondje, en de ouden van dagen.

‘Die kleine heeft 'n mes,’ zei de sigarettenrijder.

‘En die grotere kent 'n paar verdomd gemene grepen!’ zei de vrachtrijder.

‘Jiu jitsu!’ meende de jongen met de fiets. ‘Ze hadde dood kenne weze!’

Een van de politiemannen wenste een bloedproef. Want speels stoeien, zonder enige aanleiding, met iemand van je eigen geslacht, is abnormaal als je boven de vijfentwintig bent. Dat dóét men niet.

Jan moest naar rechts lopen, en Kees naar links.

Ja, en ik zag het zelf: Jan slingerde een beetje. Volgens mij heeft 'ie dat altijd al gedaan. Kees keek om, en liep toen tegen een struikje.

's Avonds stond er 'n berichtje over in de krant; en hun vrouwen

[pagina 227]
[p. 227]

zeiden ook, dat het niet te pas kwam. ‘Wat moeten de kinderen denken!’ zei die van Jan.

Ik voor mij hoop, dat juist die kinderen hen begrijpen. Dat zal beide mannen troosten - en mij ook.

Persoonlijk vond ik die omstanders véél gekker.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken