Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De mooiste verhalen (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De mooiste verhalen
Afbeelding van De mooiste verhalenToon afbeelding van titelpagina van De mooiste verhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (17.31 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De mooiste verhalen

(1988)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 228]
[p. 228]

Muizeleintje

Op een dag was zevenjarige Teun op bezoek bij Tante Mary. Hij had een beetje gespeeld met Davie, de terrier. Tante Mary had hoofdpijn. De dokter kwam. Teun hield niet van dokters. Hij had zich stil gehouden. Dokter voelde Tante Mary de pols, zij waren ook beiden stil. En misschien juist omdat alles zo geluidloos was, had een muis zich in de kamer gewaagd. Toen Teun hem zag, had hij alleen strak gekeken.

Tante Mary zag die gebiologeerde blik van het kind, en trok een rechte lijn met haar ogen, van het kinderhoofd naar - o, een múís!!!!

Tante Mary was een van die vrouwen, welke altijd denken dat muizen speciaal voor háár komen. Ze had gegild. De dokter, die niets ernstigs had kunnen constateren, was geschokt opgeveerd. De hond werd wild.

De muis vloog rond en vluchtte uiteindelijk langs Teuns been omhoog in zijn broek. Teun, die muizen lief vond, hield met twee handen zijn broekspijpen dicht. De muis bracht het tot Olympische snelheden, langs zijn bovenbenen en onderlijf. Teun stootte kreten uit, die Tante Mary vlot op tafel joegen - het geheel had iets feestelijks. De dokter wilde Teun helpen, de muis te vangen. De muis

[pagina 229]
[p. 229]

ontkwam uit de linkerpijp. Maar toen deed Davie een gillende sprong en beet het diertje. Teun hoorde het muisje piepen; hij schopte naar Davie, die losliet. De muis vluchtte - struikelde, sloeg over de kop en lag stil. En vóór Davie, was Teun bij hem; huilend om dit drama van vernietigde onschuld. Hij nam het muisje in zijn groezelige kinderhand. Het bewoog nog. Hij zag, hoe het in zijn bewusteloze toestand nog droomde van vlucht: het bewoog half opzij liggend de ijle pootjes, het hijgde.

‘Maak hem dood, maak hem dood!’ gilde Tante Mary, wat Teun tot razende drift bracht. Hij schreeuwde: ‘Stil, lafaard!’ terwijl Tante Mary hem toch vlak tevoren een zakje gomballen had gegeven.

De arts legde zijn hand op Teuns hoofd. ‘Het is ongedierte, jonkje!’ zei hij. Het muisje lag nu stil; een smal stroompje urine liep uit zijn onderlijfje over Teuns hand, alsof zo zijn geest wegvloeide tot de dood toe.

‘Hoe kan hij ongedierte zijn,’ zei Teun snikkend, ‘als hij een plasje doet, net als ik - net als u?...’

Ja, zo werd daar die grote dokter geconfronteerd met het simpele besef, dat God met evenveel aandacht ongedierte had gemaakt, met hartslag, maag, ingewanden, botten en plasjes, als hèm...

Hij zuchtte. Hij had zelf thuis ook een jongetje. Voorzichtig nam hij het stille muisje uit de kinderhand en bekeek het.

‘Als je 'm aan Davie geeft, schop ik je zwart!’ zei Teun hees. Want Davie zat mooi - walgelijk monster dat hij was.

Bovenop tafel, als een onmatige boeket in haar gebloemde japon, stond Tante Mary zich te beheersen.

Toen zei die dokter: ‘Hij gaat dood.’

‘Als ik voor hem zorg, gaat 'ie níét dood,’ weerlegde Teun, die een vast geloof had in zorgende liefde. Hij stak zijn hand uit.

De dokter zette zijn bril af, bewoog voorzichtig de pootjes van het muisje. ‘Probeer het maar,’ zei hij zacht. ‘Ik zal een doosje uit mijn tas halen, dan kun je hem meenemen.’

En zo kwam Teun thuis met Muizeleintje - want het bleek een dame te zijn. Zij genas in twee weken tijd, hoewel ze mank bleef. Een volle maand woonde ze in Teuns huis, met medeweten van zijn ouders. Teun praatte veel met haar. Zij zat dan stil, met vibrerende snorharen en grote, oplettende ogen. Ze at kaas uit zijn vingers.

[pagina 230]
[p. 230]

Op een dag was ze weg. Een muis hoort bij muizen, ook als ze mank wordt en met mensen heeft gepraat.

Doch soms vond Teun, die trouw elke nacht een klein stukje kaas mee naar boven nam en naast zijn bed legde, de volgende dag muizekeutels. Dan was de kaas op. Het gaf Teun een innig gevoel van blijdschap, dat ze was gekomen. Hun vriendschap verkleurde tot droomachtige afstand, en stierf mild uit. Het was goed, een muis tot vriendin te hebben gehad.

Alleen - later had Teun bemerkt dat hij niet ouder was geworden: nog altijd legde hij voor menselijke muizen in zijn leven stukjes kaas neer; en hij was veel te blij met de keutels. Maar ja, misschien besefte hij, dat muizen niets beters hebben te geven - hij verwachtte geen winst. En het aannemen van onze kaas kan een vorm van trouw zijn, bij menselijke muizen. Want dat was het bij Muizeleintje ook geweest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken