Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De mooiste verhalen (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De mooiste verhalen
Afbeelding van De mooiste verhalenToon afbeelding van titelpagina van De mooiste verhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (17.31 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De mooiste verhalen

(1988)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 234]
[p. 234]

Vijandige stammen

‘Ach, monsieur,’ zei mijn vriend Watoe Mbawa, en hij zuchtte, ‘ik kan op het ogenblik niet werken. Mijn vierde rib steekt, en dat is een teken dat de Boegi weer vijandig zijn met de Wati - en dan zwerven mijn gedachten heel ver weg als de grijze vogels in de nacht - en dan moet ik mijn stam bijstaan met gedachten - dan kan ik niet werken.’

Hij had mij gegevens zullen verstrekken over stamgewoonten in zijn land; en die waren niet klaar. Daar was hij dus zelf, met een stekende vierde rib als verklaring.

Ik knikte begrijpend - het enige wat mij overbleef - en vroeg: ‘Maar als de Wati nu eens vijandig zijn met de Boegi, wat voelt u dan, Mbawa?’

Hij dacht na, en begreep mijn Europese valstrik niet. ‘Dan voel ik hetzelfde,’ zei hij klagend. ‘De Wati zijn nooit vijandig zonder reden. Een goede hond, monsieur, bijt niet zonder getergd te zijn.’ Hij probeerde te glimlachen, maar zijn vierde rib stak te hevig.

‘Beschaving is moeilijk,’ vond hij.

Ik knikte. ‘Ja, de vrede is geen gemakkelijke zaak,’ gaf ik toe.

‘Dat bedoel ik niet,’ zei Watoe Mbawa, ‘mijn schoenen zitten

[pagina 235]
[p. 235]

niet lekker. Dik leer, zware zolen. Lelijk!’ Hij poogde zijn benen onder z'n stoel te vouwen, zodat ze uit zijn gezichtsveld zouden zijn.

Het gaf me een gevoel van meelij. Nog pas de dag tevoren had een vriend van me gelachen over nudisten; omdat hijzelf een nieuw pak had gekocht. ‘Schoenen zijn geen teken van beschaving,’ zei ik bespiegelend wijsgerig. Nu konden we tenminste alle kanten uit met het gesprek.

Mbawa streek met kalmerende hand over zijn vierde rib. ‘En ik kan hen niet helpen,’ klaagde hij. ‘Ik ben te ver weg...’

Ik wou hem zo graag troosten. ‘Misschien vergist u zich wel,’ zei ik voorzichtig. Die rib kon best steken omdat Mbawa griep had, of een beschaafd nieuw virus.

Maar hij schudde het hoofd. ‘Als er onrust is tussen de Wati en de Boegi,’ vertelde hij bedrukt, ‘dan begint het bloed van alle Wati en Boegi te bruisen, over de héééle wereld... Dan voel ik de trommen in mijn hart, en weet dat er onrust is in het gebeente van mijn gebeente, en spanning in de gedachten van mijn gedachten.’ Hij schudde het hoofd. ‘Ze slijpen hun speren en oefenen hun stem voor de krijgszang,’ ging hij voort. ‘En onbegrip staat overeind tussen de stammen, als een geschenk van de boze god, omdat hij bloed wil drinken, en de mannen wil harden in dapperheid en eerzucht.’ Hij keek me bezorgd aan. ‘Maar dat is fout, monsieur, hééél fout!’

Ik knikte naar hem. Zijn ogen stonden anders dan eerst; er was meer wit in, een schrille glimmer in zijn goedig zwart gezicht. Zijn tanden kwamen ook meer te zien, ook wit. Ik begreep opeens, waarom deze donkere stammen witte strepen op hun gelaten maken met kalk: om de schrikkelijke indruk van ogen en tanden te verhevigen.

‘Ik moet weg,’ zei Mbawa; en ik begreep, die dag geen gegevens te zullen ontvangen over de stamgewoonten in zijn land.

Terwijl ik hem uitgeleide deed, stuitten we in de gang op twee bureaulisten, Kramer en Jellema, die hevige twist hadden.

‘Het wordt nou mar tied, dat jij je bek es houw'n,’ zei Kramer, ‘en anders zal ik je 'n flinke dreun gaiv'n, mien jong! Je bin'n hups vervelend creatuur, met je gefit! 't Bloed broez'd me in de ader'n!’

Jellema bezag hem met bliksemende ogen. ‘Ei, nou, zo zien je d'r

[pagina 236]
[p. 236]

ôk ût, Kramer! Zo'n stierkalf as jou binne, hoort an 'n dik touw op 'e bin'nplaats!’ zei hij. ‘Ik hev altied wel seid, dat Groningen gek is, dazze der 't vee in e hûskamer hewwe! Maar in 'n bureau - dat gaat toch wel skrikkelijke ver, nou!’

‘Stik, Jellema,’ baste Kramer, en graaide met nare vingers naar de aangesprokene, ‘nog ain woord, en je ben'n zo dood as 'n tolhek!’

Watoe Mbawa stond stil. Hij wilde beleefd doorlopen na een Europese groet; maar zijn benen deden niet mee.

Ik trok hem door de gang-vernauwing naar frissere ruimten. ‘Dat waren nou een Groninger en een Fries, die ruzie hadden,’ zei ik.

Hij keek me trouwhartig aan, met een schim van leedwezen en begrip in zijn ogen. ‘Zijn dat twee stammen?’ vroeg hij.

‘Ja,’ antwoordde ik, ‘Groningers en Friezen zijn twee stammen.’

Hij dacht even na en schudde mistroostig het hoofd. ‘Dus hier ook,’ murmelde hij. ‘Wat moeten we daar toch tegen doen?’

Ik pakte hem bij de revers van zijn jasje en zei: ‘We moeten hun op een dag proberen bij te brengen, dat ze broers zijn - net als u en ik.’

Daar moest hij ook weer even over peinzen. ‘Maar Wati en Boegi zijn geen broers,’ bracht hij naar voren. ‘Ze zijn van verschillende stam. En dat is natuurlijk ook zo bij de Griezen en Froningers.’

Nu hij hun namen verhaspelde, klonk alles veel wilder.

‘De Oewoe moeten ze allebei geselen en met peper bestrooien,’ raadde hij. ‘Dan zijn ze één in hun smart en vijandschap tegen de Oewoe.’

‘Dat mag geloof ik niet,’ zei ik. En ik was onze beschaving dankbaar, die deze soort eenheid voorkwam.

Mbawa ging weg. Hij drukte me de hand. Op straat hoofdschudde hij nog. De Europese beschaving zal hem wel hopeloos toeschijnen, met wèl schoenen en geen gepeperde geseling.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken