Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De mooiste verhalen (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De mooiste verhalen
Afbeelding van De mooiste verhalenToon afbeelding van titelpagina van De mooiste verhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (17.31 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De mooiste verhalen

(1988)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 237]
[p. 237]

Zomerdronk

Een papaver en een kamille stonden naast elkaar aan de rand van een korenveld te bloeien. De papaver naar haar aard met één prachtige rode bloem op een dunne stengel; de kamille met een tros sterke witte bloemetjes.

De kamille was, dit mogen we allen weten, stapelverliefd op de papaver. Als de wind hem stem verleende, lispelde hij: ‘Ik heb u lief, o, vlamrode vlinder, op slanke steel aan de aarde gebonden! Ik heb de gehele duistere nacht van u gedroomd, ik kijk naar u van het eerste morgenlicht tot het laatste avondstralen - ik verzadig me aan uw pracht! O, lieve, lieve schoonheid - word toch mijn levenshelft, maak me gelukkig, anders zal ik beslist verdorren!’

De papaver beluisterde hem met innige aandacht en glimlachte mysterieus. Ze kon niet anders, want de wind waaide van haar af, zodat ze de kamille niet kon antwoorden. Maar als de wind terugkwam, de volgende dag, lispelde zij met neergeslagen blik: ‘Ik ben te teer voor u. Ik ben zó kostbaar, mijnheer - mijn kleed is van de dunste schoonheid - ik ben een heilige medicijn, moet je weten!’ en dan ritselden haar blaadjes en zij boog zich, zodat de kamille met verrukking zag, hoe haar hart een bolletje was, met een paars flu-

[pagina 238]
[p. 238]

welen ster erop.

‘Schoonheid!’ zei hij zacht, en hij meende een gedicht te zingen in dat woord. Maar dat woei naar een korenbloem, die geen enkele illusie had en antwoordde: ‘Pfft! Boerenjongen! Kijk toch niet naar haar!’

En daarmee was een andere kamille het eens. Want deze kamille was verstandig; zij had het oog laten vallen op de eerste, daar hij van haar soort was. ‘We zouden goed samengaan,’ zei ze tegen de korenbloem. ‘Maar hij kijkt altijd maar naar dat aanstellerige, rooie wicht!...’

‘Ja,’ fluisterde de eerste kamille ontsteld, ‘maar zij is een medicijn!...’

‘Nou,’ zei de tweede kamille, ‘dat zijn wij misschien ook wel!’ Ze zei niet: ‘dat ben jij misschien wel’, want ze wilde hun gebondenheid tonen, en daartoe had ze nu de gelegenheid. ‘Wij, kamillen, zijn een degelijk gewas,’ ging ze luider voort, en wist zich goed gehoord door de papaver.

‘Ach,’ zuchtte die, ‘ik draag de droom in mijn hart!... Wat weet u daarvan?...’ en ze zuchtte met al haar vier vlamrode zijden bladeren, dat zij ervan boog.

‘Schoonheid,’ sidderzuchtte de eerste kamille, ‘ik wou dat ik je mocht trouwen!’

‘Onzin,’ zei de tweede kamille, ‘jullie zouden afschuwelijke kinderen krijgen! Rode kamillen zijn giftig, dat weet ik zeker; en witte papavers zijn gedégenereerd!’ Dat woord had zij opgevangen van een professor, die wel eens kruiden plukte met een student samen.

‘Ik draag de droom in me,’ verontschuldigde zich de papaver en keek over alles heen naar vreemde wezens langs het pad, die daar in elkaar gestrengeld liepen en soms hun hoofden tegen elkaar legden. ‘Ik droom ook nu...’ Ze zag de eerste kamille evenmin als de tweede.

Maar toen kwam de wind wat erg hard opzetten, en de vier bladeren van de klaproos woeien weg als de groeten van een verliefde dichter - en daar stond zij in haar blote hoofdje. En allen, de kamillen, de korenbloemen en het graan, zagen de paars fluwelen ster.

‘Wat staat ze daar schaamteloos, in haar blote ster,’ zei de tweede kamille scherp. En dat deed de eerste kamille pijn. Hij had geen adem meer, nu hij het prachtige bolletje op de slanke steel zag.

[pagina 239]
[p. 239]

‘Schoonheid...!’ lispelde hij, en zijn hart stond in wondende brand.

Dat bolletje zwol in de loop van de volgende dagen. De papaver sprak niet meer. Misschien kon zij niet ritselen zonder bladeren - misschien schaamde ze zich tezeer.

De tweede kamille had daar groot plezier in. ‘Als je nu kinderen van haar had, zouden ze ook in hun blote bol komen te staan,’ zei ze wreed tegen haar soortgenoot. Maar hij antwoordde: ‘Ze draagt de droom in zich - dat kun je duidelijk zien.’

Na een poosje trouwde hij toch met de andere kamille, en het was een heel moeilijk huwelijk - zij wist te veel van hem en ze was te weinig papaverig. Hij kon nog niet naar een rode klaver knikken, of zijn vrouw was stil, en 's avonds zei ze dan: ‘Ben ik te wít voor je?!...’ Ach, wat begreep ze van hem?...

Op een dag kwam de professor langs. ‘Kijk,’ zei hij tegen de student, ‘die kamillen moet je met bloesem en al plukken; dat is de beste medicijn, die er bestaat! Tegen keelpijn, wonden, maagpijn, koorts. Kamillen zijn bèst, zeg! En daar staat een aardig papavertje - dat is de slaapbol, dat weet je toch? Niet ongevaarlijk!’

‘Dat dacht ik wel,’ zei de kamillevrouw.

Maar ach, de student was een rare jongen. Hij nam de bloem van de kamilleman, en kookte die met de bol van de papaver; en hij dronk hun thee in zijn eentje op z'n kamer. En hij werd er helemaal wonderlijk van, hij voelde zich als een hemel vol sterren, hij zong zonder enige reden: ‘Eindelijk! Eindelijk! Eindelijk!...’

De professor onderzocht hem en voelde hem de pols. ‘Wat bedoel je: “eindelijk”?’ vroeg hij.

Maar de student kon niets anders antwoorden. ‘Eindelijk, eindelijk, eindelijk!...’ zei hij, en tranen van vreugde liepen hem over de wangen. Daarna viel hij in slaap.

‘Het is kennelijk een intoxicatie,’ stelde de professor vast. ‘De knaap heeft iets van papaverine genomen, dunkt me; maar wat is de bijmenging, hè...? Vlegel van een jongen, zeg!’

En toen de student de volgende ochtend wakker werd, gaf de professor hem een geducht standje. Maar de jongen luisterde niet. ‘Ik heb bloemengeur in mijn aderen,’ zei hij zacht, ‘en zomerkoelte en een verlangen, dat mijn ene hand de andere doet zoeken - ik ben verliefd op God en de hele natuur! Kamillepapavers en zwevend

[pagina 240]
[p. 240]

groen smelten de nacht in een honingzoen!’

En ach - dat was voor ieder ander onzin - dat zult u wel begrijpen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken