Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De mooiste verhalen (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De mooiste verhalen
Afbeelding van De mooiste verhalenToon afbeelding van titelpagina van De mooiste verhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (17.31 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De mooiste verhalen

(1988)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 255]
[p. 255]

De V.N. begrijpen

Ik zat tijdens de reis een artikel te lezen over de Verenigde Naties, betreffende interventie in bepaalde gebieden. Toen de trein stil stond, kwam een bejaard echtpaar met een kennelijke zoon en een even kennelijk kleinzoontje mijn compartiment binnen.

De oma zocht haar plaats met de ijver van een geoefende kip die precies weet, waar ze het best haar ei legt. Ze scharrelde rond, mikte met haar zitspieren, keek achterdochtig om in onnodig wantrouwen, trok haar mantel glad en zat dan plof! met een gezicht alsof ze hiernaar jaren had verlangd.

Ik dacht: als ze straks kakelt, moet ik dan gelukwensen, of net doen of ik niks hoor?

Haar man en zoon waren meer overalzitters. Zij keken niet op of om, trokken niets glad. Maar zij hadden dan ook een gespitste conversatie.

‘Enne - had je geen Koninklijke kunnen nemen?’ vroeg de vader.

‘Nee,’ zei de zoon, ‘die waren d'r niet meer.’ Hij moest daar even triest het raampje van uitkijken. ‘Ik heb een paar Amerikanen genomen,’ voegde hij erbij.

‘O,’ antwoordde zijn vader, ‘dan zit je goed!’ Híj zat best, dat was

[pagina 256]
[p. 256]

duidelijk zichtbaar.

Het kind stond nog steeds. Tappa,’ zeurde het, ‘mag ik bij het raampje?...’

‘Hm...?’ vroeg pappa, die ernstig leek te overleggen hoe hij zat, ‘ja, jonkie, hoor, jij mag je jasje uit...!’

Hij schilde het kind met vakkundige rukken. Hij trok niet aan de kop of aan de benen, maar aan een mouw, en dan met een andere sjor ergens aan het kraagje; zijn liefhebbende vaderhand scheerde vlijmscherp langs de nek en ontnam het kind enige jasjestextiel. ‘Zoooo,’ zei hij zeurig.

Ik boog me over de V.N. ‘Directe beantwoording van deze vraag achtte de voorzitter moeilijk.’

Het kind, geen succes bespeurend in de eigen-geuite wens, wendde zich nu tot oma kloek, die zonder ei bleef. De trein trok aan, misschien zou dat helpen. ‘Oma,’ vroeg het jongetje geduldig, ‘mag ik bij het raampje zitten?’

‘Ja, hoor,’ zei oma, ongestoord in haar zit-ijver, ‘jij mag zelf je neusje afvegen!’ Ze gaf het kind een formidabele zakdoek.

Het kind ontwapperde hem, sloeg een moment elk contact tussen pa en opa stuk, en dook met z'n hele hoofd in de snuiter. Het maakte daarbinnen een diepgaand lawaai, dat me eerst de indruk gaf dat alles gesnoten werd wat er te snuiten viel aan een menselijk lichaam - maar het bleek toch meer een grappige vrijetijdsbesteding te zijn. Z'n handjes verkreukelden de doek tot een lekkere prop en die kreeg oma dan, die er zichtbaar blij mee was, bij ontstentenis van het ei.

‘Pappa,’ zei het kind, ‘waarom gaat de trein zo langzaam?’

Maar opa zei net: ‘Kees heeft er nog vijf Dordtse uitgehaald...’

‘Nou, hij wel,’ zei de zoon.

‘Pappa,’ herhaalde het kind, ‘waarom gaat de trein zo langzaam?’

Ik probeerde te lezen. ‘De vertegenwoordiger van Pakistan verzocht, de vraag te herhalen.’

‘Van der Poort had je toch kunnen adviseren,’ meende opa.

‘Ach, wat kan Van der Poort nou!’ twijfelde de zoon.

‘Waarom gaat de trein zo langzaam, oma?’ informeerde het kind.

‘Hèèè...?’ vroeg oma.

‘Waarom gaat de trein zo langzaam?’ herhaalde het kind.

‘Maar de herhaling van de vraag bracht ook Pakistan niet tot een

[pagina 257]
[p. 257]

bevredigend voorstel,’ las ik.

‘Kom hier, dan zal ik je je petje afnemen,’ bedacht oma. En ze nam hem het petje af.

Ik dacht: ‘Ze ontnemen hem alles, en geven hem nog geen antwoord ervoor in de plaats!...’

Het kind liet niet af, zelfs nu het zijn petje miste. ‘Pappa,’ drong het sloom aan, ‘waarom gaat de trein zo langzaam?’

Pappa liet zijn ogen zinken naar het nageslacht. ‘Ja, hoor,’ zei hij, ‘we gaan naar tante Lenie!’

Oma ving de blik van het kind - een keurige blik, zonder smaad of wraakzucht of ongeduld. Ze knipoogde veelbelovend naar hem.

‘Waarom gaat de trein zo langzaam?’ herhaalde het kind nu retorisch. Want de trein was al lang op volle snelheid, en van langzaam was zelfs voor het meest blaséë kind geen sprake meer.

‘Ja, jij mag lekker zitten,’ begreep pappa en hij hees het kind naast zich op de bank. Het zat nu aan het venster, en aangezien het daar tevoren om had gevraagd, dacht ik: ‘Dit is een bespiegelend kind. Het krijgt op de lange duur wat het wenst, en dat weet het al. Misschien gaat het in de Verenigde Naties net zo...’

Maar het kind keek sip uit het raam en vroeg: ‘Pappa, waarom gaat de trein niet vlugger?’

Deze formule was correcter, leek mij.

‘Och, oma, geef Jantje es 'n pepermuntje,’ drong pappa aan.

‘Je had misschien ook beter Stad Amsterdam kunnen nemen,’ betoogde opa peinzend.

‘Pappa!’ repeteerde het kind, ‘waarom gaat de trein niet vlugger?’

De vader wierp een lege blik naar het langsrazende landschap. ‘Dat is een koe, Jantje,’ antwoordde hij. Ik zag geen koe. Waarschijnlijk had hij die nog over in zijn conversatie.

‘Maar waarom gaat de trein niet vlugger, pappa,’ wilde het kind nu toch nog weten.

‘Je moet niet zo veel snoepen,’ vermaande pappa. Hij streek Jantje door zijn kuif, welke in een vraagteken bleef overeind staan.

‘Ja,’ zei opa, ‘Rotterdam is ook goed, maar ik heb toch liever Amsterdam hoor...!’

‘Pappa,’ boorde het kind zich in de praterij, ‘pappa, pappa, pappa, pappa...’

[pagina 258]
[p. 258]

‘Jantje, kijk es, wat ik hier heb?’ lokte oma, met een of ander opschrijfboekje uit haar tas. Met het ei was het niks geworden.

‘'n Boekje,’ zei het kind verveeld. ‘Pappa -’ maar pappa had zijn aandacht elders, want de trein remde af voor het volgende station. Het kind kreeg jasje aan en petje op, moest handjes en kusjes kwijt. Pappa zelf ook. Afscheid nemen van opa en oma, vermaningen en groeten innen.

‘Pappa, waarom gaat de trein niet vlugger?’ bezwoer het kind.

‘De trein staat stil,’ zei pappa. Wuifde voor het laatst, rondde de bocht naar de uitgang en was weg.

Ik las eindelijk verder. En begreep nu veel meer van de Verenigde Naties.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken