Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De mooiste verhalen (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De mooiste verhalen
Afbeelding van De mooiste verhalenToon afbeelding van titelpagina van De mooiste verhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (17.31 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De mooiste verhalen

(1988)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 274]
[p. 274]

Lente

Jaren geleden heb ik een ouwe heer gekend - zo-eentje met een buikje en een zwarte hoed en platvoetzolen - die op straat een jong meisje een kus gaf.

Dat was in april; en niet eens op de eerste van deze schalkse maand. Er zou niets aan de hand zijn geweest, als niet net zijn vrouw in een winkel daar recht tegenover een paar kousen was wezen kopen - wat de heer niet wist. Hij werd 's avonds ter verantwoording geroepen, toen ze elkaar in de aanvechtbare rust van hun huiskamer ontmoetten.

‘Wie wàs dat?!’ informeerde mevrouw.

En meneer, hoog kleurend, jokte: ‘Ja, hoor es - dat weet ik niet!’ Hij wist het natuurlijk wel. Dat was gedeeltelijk de oorzaak van zijn kus geweest. En dat was ook het verschil tussen hem en zijn eega - en dat verschil poogde hij op te heffen. Nu wisten zij het formeel dus geen van beiden.

‘Maar waarom kuste je dan die meid?’ vroeg mevrouw. Want vrouwelijke lieden die niet mevrouw-zelf zijn, blijken na enige kus altijd meiden. Meneer, suf na een dag van inspannender werk, trok zijn schouders op en zei: ‘Omdat het lente is.’

[pagina 275]
[p. 275]

Dat was een zeer listig antwoord; want dit leven-sproeiende jaargetijde is voor veel handelingen een verklaring of een excuus. Je zou nooit kunnen zeggen, een onbekend meisje op straat te hebben gekust omdat het herfst is, of winter. De zomer is ook geen steekhoudend argument. De lente wèl.

Maar ja, mevrouw was nu juist iemand, die niet in de lente geloofde. Dit verklaart volgens mij meneer's zwakte. Als mevrouw manlijk-logisch had kunnen door-redeneren, zou ze dit stellig hebben ingezien, en meneer stante pede op de meest vurige wijze vergiffenis hebben geschonken. Maar haar logica was de vrouwelijke, en die ligt buiten begrijpelijke grenzen.

‘Misselijke vent!’ zei ze; alsof meneer ieder voorjaar misbruikte. Dat kon ze natuurlijk ook denken, indien ze niet hoog genoeg stond - ze kon niet altijd overal te juister plaats en tijd kousen kopen. ‘Hoe háál je 't in je hoofd! Pfft!’

‘De Lente...’ mummelde meneer, die zich op dat ogenblik zeer symbolisch brandde aan de te hete soep.

Mevrouw had trouwens die eigen ochtend een hoedje gekocht dat mooi was en haar niet stond - iets lichtgroens met witte margrieten. Als een slechte bakker trachtte ze een slappe taart te redden met een kersje en wat schuim. En die hoed zou zij evenmin hebben aangeschaft in het najaar.

Toen zij haar echtgenoot dit hoofddeksel enkele dagen later na enig aarzelen toonde, keek hij haar peinzend aan, van zijn kant vol vergiffenis en met enig praktisch begrip; en hij vroeg tòch nog: ‘Waarom heb je dat gekocht?’

Een tactloze vraag, die geen geestdrift inhield.

En op het ogenblik, dat mevrouw haar antwoord klaar had: ‘Omdat het lente is!’ sloeg er enig besef als een bliksemflits door haar heen. ‘Ik vond het zo aardig,’ zei ze. En hoorde daarin zelf, wat ze had geraden in haar man's dolle zijstap. ‘Het is toch ook lente!...’ voegde ze er toen nog maar achter, en ging met een bons op de rand van haar bed zitten en barstte uit in tranen.

Meneer stond een korte wijle verplet; en zei toen: ‘Hemel, mens, waarom huil je nou!’ want hij dacht langzaam - dat had hij z'n hele huwelijk al gedaan - en hij kon geen noodverband leggen tussen een idiote hoed en een huilbui, of er moest enig schuldgevoel bij dagen. ‘Hij staat je heus niet gek,’ voegde hij erbij. ‘Je... moet hem

[pagina 276]
[p. 276]

geloof ik wat schuin zetten -’ maar schuin was een akelig woord.

‘Schééf,’ verbeterde hij. ‘Enne... je zou je - iets méér moeten opmaken, misschien...’

Toen deed hij een stap naar haar toe als een heldentenor, maar dat kwam omdat hij bleef haken achter een kleedje. En hij gaf haar een kus. Later heeft mevrouw me dit verteld. Ik heb nooit een wonderlijker lenteverhaal gehoord.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken