Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spiegel aan de wand (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spiegel aan de wand
Afbeelding van Spiegel aan de wandToon afbeelding van titelpagina van Spiegel aan de wand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.91 MB)

Scans (9.68 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spiegel aan de wand

(1969)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

4

Achter de deur van cabine 9 klinkt een gejaagde stem. Fräulein Inge is al enige malen het kamertje in- en uitgerend, met blosjes, die telkens hoger worden

Wat Freule Mervelinck vandaag mankeert?!

Ze zit overeind in haar stoel en is niet te temmen. Haar energie is gestegen tot evenveel plus als er eerst min was.

Tot nu toe is het elke week zwaar werk geweest, haar tot normale levensmoed op te pompen.

Freule Johanna Mervelinck Trip is vijfenveertig, en langzaam maar zeker daalde in haar hart de onverbiddelijke apathie van het zich-onbemind-weten. Ze is groot en mager en knokig, en haar stem is hard. Haar kleren zijn duur en bijna elegant.

Ze worden gekocht in buien van opflikkerende levensmoed.

Soms ziet Freule Johanna in de spiegel met een bijzonder vergevensgezind oog. Dan doemt om haar hoofd een aureool op van veel geld en een voorvaderlijk slot, en dan staat daar opeens weer dat stralende visioen, ongelooflijk en huiveringwekkend in zijn haast tastbare verlokking: er kàn toch nog wel iemand komen.... Niet één mens blijft zijn hele leven alleen.... Bij de ene komt het geluk vroeg, bij de andere laat....

Dan is Freule Johanna's tred veerkrachtig en haar antwoord rap. Dan lacht ze veel, met haar te grote witte tanden, en dan komen er dozen vol nieuw goed.

In die glorieuze dagen schrijdt zij onversaagd langs de galerij met voorouders, waar ze anders niet durft te komen.

Want eigenlijk is deze laatste nazaat van de machtige stam bang voor al die verwaten gezichten, die haar schijnen te honen, omdat ze geen man heeft en geen kinderen krijgt.

Eens in de week gaat Freule Mervelinck naar het ‘Bella Monica’ om haar huid te laten behandelen. Het is een uitvloeisel van een van haar overmoedige buien en ze

[pagina 18]
[p. 18]

houdt er krampachtig aan vast, om niet helemaal zichzelf te verliezen.

De vorige maal, dat zij verjongd en verfrist uit een der cabines kwam, zo zeker van zichzelf, stond er een opvallende, kleine vrouw met donkerrood haar naast de juist geopende deur. Johanna Mervelinck schrok er even van. De andere vrouw begon te lachen en mompelde een excuus in het Frans.

Johanna had terug willen lachen, maar in de ogen van de onbekende schemerde een plagende spot, en die steeg haar naar het hoofd in een vreemd-prikkelende vlaag.

Daar stond een kleurig geklede sexe-genote met de gratie van een libel; zij had zeker geluk in de liefde. Haar lichaam was aantrekkelijk, de manier waarop ze zich bewoog welhaast uitdagend. En in haar halfgeloken ogen lag een spot, die des te stekender was, omdat hij goedmoedig was....

In een honderste seconde ervoer de oudere vrouw dit, en haar houding was een losbruisende reactie op de vele voorgaande ogenblikken uit haar leven van verkropte wensen en verlangens. Een leven kan zo lang zijn, als men wacht op vervulling. -

De nuchtere harde blikken van Johanna Mervelinck gleden afkeurend langs de kleine slanke figuur vóór haar, tot ze de keurige, pikante gifgroene schoentjes bereikt hadden; toen trok de grote vrouw uiterlijk kalm haar handschoenen aan en stapte ijzig, rakelings langs de andere.

Voor ze wist, wat er gebeurde, was het schepsel naast haar: ‘Pardon, madame. Bent u van mij geschrokken?’ Nu vlamden de ogen onder het rode haar.

Johanna antwoordde koud: ‘Mais non, madame.’ En tergend voegde zij er achter: ‘Ik was alleen wat onaangenaam getroffen.’

Afgemeten vroeg de vreemdelinge ‘Heeft u mijn excuses niet gehoord?’ Ze scheen de steek niet gevoeld te hebben.

Johanna hoorde zichzelf zeggen: ‘Voor de blik in uw

[pagina 19]
[p. 19]

ogen bestaat geen excuus, madame.’

‘Eh bien, madame, en uw eigen ogen?’ Langzaam steeg een vurige blos in de zachte rose wangen. ‘Daar vind ik ook geen verontschuldiging voor.’

Freule Johanna vond haar ordinair. Ze was voor het eerst blij, dat ze zo groot en fors was. Nu kon ze op de vrouw neerzien. Wie maakte er nu een scène in de ontvangzaal van het ‘Bella Monica’?

Doch haar minachtende vreugde duurde niet lang: op een van de rose fluwelen banken in het midden van de zaal zat een jongeman, waarschijnlijk wachtend op een dame. Op zijn gezicht las ze onmiskenbaar, dat hij de kleine vrouw met de levendige gebaren gelijk gaf.

‘Eh bien, madame,’ bouwde Johanna de onbekende na, ‘ik heb ze u ook niet aangeboden.’

Toen had de vrouw gelachen. Gewoon, vrolijk. En ze zei iets, dat Freule Johanna Mervelinck Trip verstond, omdat ze zo uitstekend Frans geleerd had.

Ze weet nog niet, hoe ze weg is gekomen, toen. Ze was woest en geschokt en vernederd. Ze stak de straat over zonder uit te kijken. Er was opeens remgeknars en gevloek.

Een krachtige mannenhand greep haar arm. Meteen zag ze het gezicht, dat ze sedertdien niet meer vergeten kan.

Volmaakt was hij: een melancholieke, Griekse kop. En wat een schouders! En wat een figuur! Zijn tanden flitsten in een vrijmoedige glimlach en brandden hun beeld in haar geheugen. Zijn ogen en zijn haar glansden ook. Het leek wel, of Onze Lieve Heer hem zo, gloednieuw, uit zijn voorraadkamer gehaald, en voor Johanna neergezet had: asjeblieft, Freule Mervelinck. Ze had hem aangezien, en gedacht aan vroeger, toen je op je verjaardag een pop kreeg, net zo smetteloos en ongeschonden, in een ongekreukt wit jurkje, en met een touwtje onder de armen door vastgebonden in haar doos. -

De jongeman begon te spreken; heel beschaafd. Nodigde haar uit voor een kopje thee, om van de schrik te bekomen.

[pagina 20]
[p. 20]

Ze liep naast hem, en dacht nederig: heeft hij dan geen ogen?

Maar even later stak een half kwijnende Goede Hoop de kop op en genas voelbaar.

- Je kunt niet weten, hoe een koe een haas vangt, peinsde Freule Johanna, en ze vroeg zich zenuwachtig af, of zij dan de koe of de haas was. Als vrouw was je natuurlijk het liefst de haas. Doch op de duur werd je dankbaar, als je de koe mocht zijn....

‘Aangenaam,’ knikte ze. ‘Ik heet Mervelinck. Johanna Mervelinck.’ Nu had ze hem niet verstaan. -

‘Dat lijkt me een deftige, oude naam,’ zei hij.

‘Ja,’ antwoordde ze coquet, ‘maar ik bèn ook deftig en -’ Ze kleurde.

‘Van afkomst,’ redde hij begrijpend. ‘Dat dacht ik wel. Men herkent de vrouw van stand.’

‘Ja?’ vroeg ze. De Goede Hoop werd een vurig geloof.

Ze praatten samen over nietszeggende dingen. Het wond haar innerlijk op. Aan die charmante, oppervlakkige conversatie ervoer ze juist, dat hij haar als vrouw-tegenoverman au sérieux nam: er was een toon van lichte flirt in hun gesprek.

Toen Freule Johanna eindelijk opstond, brandde er een ongekende hitte in haar wangen, en haar knieën sidderden.

Oh, ze wist toen zeker, dat er niets aan haar te bemerken viel. Alleen op het ogenblik, dat de jongeman zo simpel glimlachend zei: ‘Ik zou het prettig vinden, nog eens weer met u thee te mogen drinken,’ toen viel de wereld in puin, en achter de brokken van het alledaagse leven schitterde een wonderlijk paradijs. De Goede Hoop veranderde van vurig geloof in bijna heilige wetenschap.

Ze spraken af: over een week. Dezelfde tijd en plaats.

En daar zit nu Johanna Mervelinck Trip, recht overeind op de stalen ligstoel, en praat, praat, praat.

‘Liebes Fräulein Ingchen’ - anders zegt ze altijd afgemeten Fräulein - ‘maakt u me mooi? Krijg ik weer een

[pagina 21]
[p. 21]

massage met hormooncream? Nee?! Hè, - aber heute ist es wichtig! Heut' kommt's d'rauf an!’ Dat laatste zinnetje heeft ze lang geleden eens op een bioscoop zien staan. Het lijkt haar stijlvol.

‘Liebes Fräuleinchen, kunt u dat puistje ook wegmaken? en fatsoeneert u mijn wenkbrauwen. En maakt u mij wat op.

Maar èrg mooi. Mijn gezicht is zo fors. Krijg ik een eierdooiermasker? Doet u daar honing in? Wat grappig. Haha.

Wie was dat vreselijke mens, dat me laatst zo beledigde? Weet u nergens van? Een vrouw met rood haar en gemene ogen. Ze sprak Frans, en ze was ontzettend grof. Bah, wat een vrouw. En dáár houden de mannen van. Zo'n porceleinen gezicht en zulke huppelende theatermanieren.

Wie is die jongen, die op de bank in de ontvangzaal zit te wachten? Weet u dat ook al niet? Hij zat er toen ook.

O. de vriend van een van de cliënten. Hebben veel vrouwen een vriend, denkt u? Ik wou straks graag een cooling mask hebben. Ja, ik moet vanmiddag uit....’

Dan moet ze zwijgen, omdat Fräulein Inge het kleverige masker op de vale huid spreidt. Met een glazen spatel smeert en veegt ze, en denkt: onder hei masker is de huid; en onder de huid liggen de spieren; en onder de spieren is het been. En daaronder? - Gedachten....

Fräulein Inge begrijpt. Ze is in een milde stemming. Haar verloofde is ingenieur in de binnenlanden van Afrika. Ze heeft vanmorgen een brief ontvangen, die snikt van eenzaamheid.

Uit cabine 8 klinkt een zacht lachen. Het rijke meisje Daland maakt altijd pret met de assistente, die haar behandelt. Duidelijk klinken de woorden: ‘Ik had zijn hoed vol champagne geschonken....’

‘Sain hoewd?’ Miss Anita leeft sterk mee.

‘Zijn hoed, ja.’

Wat beweegt er aan Freule Mervelinck? Het lijkt wel, of er een snelle trilling door haar hele lichaam gaat.

Fräulein Inge voelt een felle wrevel, omdat die daar zo

[pagina 22]
[p. 22]

luid spreken. - Zijn hoed vol champagne.... vol.... en Manfred zit alleen in Afrika....

‘Jawohl - ja, u krijgt ook een cooling mask.’

Nu is de stilte neergeslagen in no 9. Freule Johanna leeft gespannen mee met de opbouw van haar uiterlijk schoon.

Na de cooling worden haar ogen nog eens extra gewassen met eye lotion. Om ze te doen schitteren.

Haar gelaat, dat strak en koud is, wordt gewreven met een zachte crême. Dan doet Fräulein Inge een doos open, met wel twintig vakken, waarin verschillende kleuren poeder zijn.

Ze legt een blanke tint op het voorhoofd en de oogwallen; een beetje donkerder poeder brengt ze aan op de grote neus en de forse onderkaak. Daardoor lijkt de gezichtscontour smaller.

Met een fluwelig borsteltje stuift ze het teveel weg.

Freule Mervelinck moet ervan niezen. Fräulein Inge zegt ‘Pardong’.

Dan tovert ze met een zachte kwast van uitgezocht dassenhaar een blos op de verwelkte wangen.

Van die blos krijgt de cliënte een èchte kleur: zó mooi is die! Als een schelp, die je aan zee vindt op een romantische voorjaarsochtend: rose-over-ivoor verwazend; als een illusie....

Fräulein Inge kent haar kunst. De cliënte is verrukt, - van zichzelf. Zo dom zijn de mensen. Als ze hun eigen gelaat in het bereidwillige glas tussen de narcislijst toelachen, denken ze: Ik ben nog niet zo min.

En niemand zegt ooit tegen degene die deze tevredenheid bewerkstelligde: ‘dat heeft u knap gedaan.’

Toch geeft Freule Johanna Mervelinck Trip het tengere Duitse meisje vijf gulden als extraatje Ze wil vandaag een gelukkig gezicht zien, en beseft niet, dat er maar één gelukkig gezicht is, dat haar interesseert en waarvoor ze dankbaar is: dat in de spiegel.

Als ze de rose ontvangzaal doorgestapt is, die bleek zwijgt na de ontzettende scène van de vorige week, ont-

[pagina 23]
[p. 23]

moet ze boven aan de trap Baronesse Honc van Waerdenburgh-De Graeve.

‘Dag Jo,’ zegt die.

En Jo antwoordt: ‘Dag kind!’

Erger bestaat er niet, want Baronesse Honc van Waerdenburgh is geen kind meer. Ze is een gezette kleine vrouw van ruim vijftig.

‘Ga je uit?’ vraagt het kind.

‘Ja, ik ga uit,’ zegt Jo.

‘Dat dacht ik wel. Je lijkt zo jong, vandaag!’ vindt het kind.

Johanna slaat haar ogen neer. Onder de make up gloeit weer dat vuur in haar gezicht, niettegenstaande de cooling, en haar oogharen plakken nog een beetje van de mascara.

‘Je moet je ook eens goed op laten knappen,’ zegt ze hartelijk. ‘Je man zal niet weten, wat hij ziet.’

Dat is gemeen. Johanna weet het.

‘Wat kunnen mij de mannen schelen?’ glimlacht het dikke dametje.

‘Nou dààg!’ zegt Johanna gejaagd. Ze ruimt het veld.

‘Dag Jo,’ antwoordt Baronesse Honc. ‘En veel plezier.’

Maar Johanna Mervelinck is niet te vernietigen. Ze tript de brede trappen af en blijft dan beneden even in de open deur staan.

Ze ademt diep. In een korte duizeling wankelt ze tussen geluk en angst. - Dan stapt ze de straat op.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken