Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spiegel aan de wand (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spiegel aan de wand
Afbeelding van Spiegel aan de wandToon afbeelding van titelpagina van Spiegel aan de wand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.91 MB)

Scans (9.68 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spiegel aan de wand

(1969)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 67]
[p. 67]

14

De Mora preparaten gaan reusachtig. Geen enkele vrouw schijnt de moeite te nemen, de maquillage onzichtbaar aan te brengen, zodat ze tòch voor het publiek niet aan hun doel beantwoorden. Maar zoals gezegd: de verkoop is een reuze succes. Frank is verrukt. Hij voelt zich opleven, en wacht vol ongeduld af, wanneer Maria Mora zal terugkeren.

Geduld, Frank Berrends! Zij is nog maar twaalf dagen weg....

En dan, op een nacht, vleugelklept het Noodlot over de slapende wereld en zet zich wachtend op een treinwissel; en binnen enkele uren weeft de telegrafie een netwerk van rouw om de aardbol: een spoorwegongeluk in Zweden.

Enige wagens geheel versplinterd....

In deze trein reisde de beroemde danseres.

Onder de levenden is zij niet gevonden.

De doden zijn onherkenbaar verminkt.

Eerst enige uren later stelt de impressario van Maria Mora haar identiteit vast; een der vleesklompen heeft twee onberispelijke, niet-geschonden benen, en één van deze kunstwerken Gods toont op de scheen een grote moedervlek....

Het lichaam is zo snel mogelijk gekist.

Om tien uur in de ochtend komt het bericht officieel uit. Frank zit in zijn werkkamer, als mademoiselle Antoinette krijtwit binnenwankelt, met een extra blad van de krant.

‘Monsieur,’ zegt ze.

Frank ziet een gewoon dagblad, en opééns, als in een bliksemflits, de foto van Maria.... en de zwarte, wrede rouwrand er omheen. -

Hij vliegt overeind. Hij weet niet, wat er eigenlijk gebeurt.

Voor zijn wijd opengesperde ogen ontrolt zich bijna pralend in zijn officieel-medelijdende nuchterheid het bericht.

[pagina 68]
[p. 68]

Hij leest, léést.... zonder eenmaal te duizelen. Maar hij is ver van de wereld, in een ijle hoge ruimte, drijvend op een kilte die zijn hart vangt in de bewegingloosheid van een eeuwige seconde, en strak gespannen voor zijn niet te sluiten ogen staan de woorden, de zinnen, zwart op wit; glimmend zwart op spierwit, stekend zwart op verblindend wit - - -

En temidden daarvan, ingesloten door een beklemmende band, is haar lieve, lieve glimlach, als een brekend accoord van een harp -

Frank's blikken glijden over de in-memoriam's, haastig geschreven stukken van mensen, die Maria Mora ‘tijdens haar bezoeken aan ons land’ van zeer nabij hebben meegemaakt: zinnen vol gezochte fijngevoeligheid en gewilde rouw.

In zijn ziel rijst belachelijk futiel de vraag: waarom schreef er niemand, die haar ècht kende?....

Hij beziet de slecht gereproduceerde foto; hij denkt aan haar kus. Haar grappig accent. De kleine dingen, die het portret in zijn herinnering zo diep en levend maken....

En als hij leest, hoe tussen al het verstilde bloed en vlees een lichaam gevonden werd, waarvan de Almacht de benen en voeten spaarde, als een teken...., en hoe iemand in het naakte eerste daglicht deze benen herkende - - dan zinkt hij kermend in zijn stoel met het hoofd op de armen, en blijft stil zo zitten.

Uit de ontvangsalon dringen dof de gewone geluiden door: het rinkelen van de telefoon, de rappe antwoorden van de dame de réception op vragen van onbekenden. Een enkele lach. Snelle gedempte voetstappen over een zacht tapijt. Een gefluisterd gesprek, dat in 't voorbijgaan de deur beroert met prikkelende streling....

Frank denkt aan een tak orchideeën en aan een flaconnetje mascara.

Hij ligt met zijn gezicht boven de krant en ruikt de geur van drukinkt....

Het leven gaat verder.

Directeur Berrends is een man van strenge plichtsbe-

[pagina 69]
[p. 69]

grippen. Hij heft het hoofd op en komt langzaam over eind.

Tegenover hem zit mademoiselle Antoinette. Ze wrijft voorzichtig met een lila zakdoekje langs haar ooghoeken, om de tranen op te vangen. Haar neusje is paarsig door de poeder heen. Ze zwijgt en kijkt Frank verwachtingsvol aan.

‘Het is heel - jammer,’ zegt hij. ‘Madame was zo'n beminnelijke cliënte.... We zullen haar allen steeds met grote genegenheid gedenken, nietwaar?’

‘Oui,’ fluistert het meisje.

Hoe is het nu mogelijk, dat de directeur zo koel is?

Antoinette was het meeste ontroerd om hem, daar ze een romance vermoedde. - Ze staat haastig op, 'n beetje beschaamd.

Achter elkaar gaan ze de kamer uit.

Bij de glazen zuil staat Baronesse Honc van Waerdenburgh-de Graeve. Ze kijkt met stille ogen, waarin een diepe vraag trekt, naar het portret van Maria Mora. Als ze opziet en Berrends ontwaart, knikt ze. Een bleke glimlach trekt over haar mond. Ze wil zich afwenden, doch zich vermannend blijft ze staan, en vraagt, terwijl haar vinger tegen het glas tikt: ‘Iets nieuws, meneer Berrends?’

Die vraag, zo dikwijls reeds gehoord, treft Frank nú diep.

Het zweet verklamt zijn voorhoofd. ‘Ja, mevrouw,’ antwoordt hij hoffelijk. ‘Mag fröken Hannsen het u eens laten zien?’

Ze volgt Frank aarzelend naar de cabine, waar fröken Hannsen wacht. Bij de geopende deur blijven ze staan.

Frank zegt vriendelijk tegen de assistente: ‘Wilt u mevrouw Honc de preparaten eens laten zien, en demonstreren, fröken?’

‘Welke preparaten?’ vraagt Hannsentje. Ze is wat verstrooid.

‘De Mora preparaten.’ Zijn stem zakt weg in een onvaste diepte. Beide vrouwen kijken hem aan. Frank wil zich omdraaien. Maar je kunt niet zomaar een cliënte de rug toewenden. Hij buigt, met een heel strak gezicht.

[pagina 70]
[p. 70]

‘O, ja,’ zegt fröken Hannsen, om af te leiden. Is er iets met Berrends?

Ze weet het nog niet -

‘Ja, de Mora preparaten,’ herhaalt ze.

Ze begrijpt niet, hoe mevrouw Honc daar iets van weten wil....

Ze is op de hoogte met de escapade van Baron Jan-Willem Gijsbrecht. Ja, want wat voor mooie gevoelens de danseres ook jegens hem gekoesterd mag hebben, - de wereld gelooft toch al zo weinig aan mooie gevoelens van danseressen - bij Baron Honc was 't één van de vele groene blaadjes.

Misschien zal een intimus weten, dat hij eindelijk de ware Liefde gevonden had.

Maar dat doet niets af aan het wonderbaarlijke feit, dat zijn vrouw de Mora preparaten wil zien.

Doch nu valt het de assistente en de cliënte beiden op, hoe ontzettend wit en gespannen het gezicht van de directeur is.

‘Bent u niet goed?’ vraagt Baronesse Honc meewarig.

Zijn stem was ook al zo vreemd, daarnet....

‘Ik - ben wat van streek,’ zegt Berrends. ‘Zo juist is het bericht gepubliceerd, dat Maria Mora...’ Hij veegt zijn voorhoofd af. Ademloos wachten de twee vrouwen, op wat zijn ontdane lippen zeggen zullen.

‘Ze is vannacht verongelukt in Zweden,’ voltooit hij klankloos. ‘Een treinramp....’

Even staat Baronesse Honc van Waerdenburgh doodstil. Haar gezicht toont een afschuwelijk ongeloof....

Dan zinkt ze met een sidderende zucht neer in de behandelsfoel. Haar hoed flapt scheef over haar gezicht en haar armen hangen slap. Ze lijkt een beschonkene.

Fröken Hannsen en Frank zijn echter meteen actief. Zij neemt de hoed af en maakt de mantel los, terwijl hij de deur sluit.

De assistente is ook geschokt door het bericht. In Zweden.... in haar land....

Frank neemt een van de mollige polsjes van het krach-

[pagina 71]
[p. 71]

teloze vrouwtje op de stoel, om de hartslag te controleren.

Hij vergeet z'n verdriet een ogenblik.

Maar reeds leven de kleine ronde handen weer, beweeglijk als getergde kreeften. Het vlugzout is niet nodig.

De barones toont een gezicht, dat plotseling klein en oud en geel is, als een overwinterd appeltje. Ze huilt.

Haar trotse ogen trekken chinees weg; er druppelen tranen uit, die glimmend en kieskeurig een hoekig paadje trekken over de vale wangen. De stille glimlach is verwrongen tot een neergebogen smalle lippenstreep, de kin trilt.

Frank is er verlegen mee. ‘Ik wist niet....’ begint hij, maar Hannsentje valt hem in de rede: ‘Hè, meneer Berrends, de eau de Cologne is op.’

Dat is het gewone foefje, om iemand tactvol uit een cabine te zenden. De persoon in questie gaat zogenaamd een nieuwe fles eau de Cologne halen, en dan vind je er al een, - op 't vaste plaatsje in iedere cabine - en je telefoneert, dat 't niet meer nodig is. Frank heeft het zelf bedacht.

Wat hij nog niet eens van Geerts zou accepteren, neemt hij van fröken Hannsen aan: hij gaat weg.

De ochtendzon schijnt vrolijk door de beschilderde vensters.

Blank en koel en rein wacht het instituut. Om elf uur begint de eigenlijke drukte meestal.

Negen cabinedeuren staan half open en tonen hun geelgloeiende binnenste.

In de etalage-zuil glimlacht Maria Mora, stil en alleen als Sneeuwwitje in haar glazen kist.

Het is een droom. Het moet een droom zijn. -

Ze heeft hier gelopen en gelachen. En heeft ze niet eenmaal Freule Mervelinck een grof woord toegevoegd?....

Dan is het toch immers niet mogelijk, dat nu - -

Frank treedt zijn kamer binnen. Op het bureau ligt de krant, met een foto in een centimeter-brede zwarte omlijsting.

[pagina 72]
[p. 72]

Berrends zucht. Dit is het leven. De laatste woorden, die hij van haar hoorde, waren: ‘U heeft mij heel gelukkig gemaakt. Noemt u de preparaten naar mijn dansen. Dat is origineel.’

Heeft hij haar echt gelukkig gemaakt? - Wie weet. Vrouwen zijn soms gelukkig met onnatuurlijke schoonheid, met mooie kleren, met sieraden....

Hij had haar zo graag een ander geluk gegeven.

Waarvoor had zij al deze kunstmiddelen nodig? -

Ja, hij is een stommeling. Een onmogelijke idioot. Hij weet nog alles, wat hij tegen haar had willen zeggen. Maar nu hoeft hij zich er niet meer over op te winden.

Hij gaat stil zitten, en kijkt op het papier voor zich.

Maria Mora was nog niet oud. In de krant staat ‘op eenendertig jarige leeftijd.’

Je kunt het denken niet laten, Frank Berrends. Je weet, dat het vergeefs is, en toch is er ergens een granieten ongeloof, waarop elk krantenbericht versplintert.

Je kijkt maar rond in de kamer, waar zij ook is geweest, en je fluistert: ‘Maria Mora is dood.’ En als je 't zelf hoort moet je haast lachen, want dat kàn immers niet? -

Langzaam, heel langzaam zul je eraan wennen. De gewoonte zal droppelsgewijs het ongeloof uithollen; en op een verre ochtend zul je ontwaken en fluisteren: ‘Ze is dood,’ en je zult er niet verbaasd over zijn. Er zal alleen maar verwondering in je zijn, dat je er ooit aan getwijfeld hebt.

En dan zul je bemerken, dat het leven je op zijn brede rug reeds lang geleden wegdroeg.

Misschien heb je het willen tegenhouden, en wellicht heb je het juist opgejaagd. In elk geval zul je dan de teugels vieren en stil om je heen kijken naar de wereld, die in een hoog vragend accoord zich voor je opent als een lentedag. En wat dan?

Ja, dat kan niet elke mens weten. En dat hoeft ook nog niet....

Frank heft het hoofd op. Is er geklopt? Hij roept ‘binnen!’ Fröken Hannsen glipt binnen.

[pagina 73]
[p. 73]

‘Ik maak u mijn excuses,’ zegt ze zacht. ‘Ik zag geen andere uitweg....’

De directeur glimlacht. ‘Het hindert niet,’ antwoordt hij. ‘Hoe is mevrouw nu?’

Hannsentje lacht bezorgd terug. ‘Ze is weg.’

‘Weg?’ herhaalt hij, niet begrijpend. ‘Zo vlug?’

‘Naar huis,’ legt fröken uit. ‘Om haar man te troosten. Is dat niet bewonderenswaardig? Ik weet niet, of ik mijn man zou proberen te steunen, als hij me zo openlijk ontrouw was geweest....’ Ze lacht even. ‘U zei het haar ook zo onverwachts; wist u het niet?’ -

‘Nee,’ zegt Berrends. De assistente wendt zich naar de deur.

‘Kan ik nog iets voor u doen?’ vraagt ze.

‘Nee, dank u,’ antwoordt hij.

De stem klinkt hees en zijn gezicht is asgrauw. Het is ook verschrikkelijk - -

Zij sluit de deur voorzichtig. Een moederlijke lach trekt over haar kalm gezicht.

Daar binnen zit Frank, alleen met zijn gedachten. De krant voor zijn ogen verdwijnt in een schel-verblindend begrijpen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken