Spiegel aan de wand
(1969)–Olaf J. de Landell– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
Nog één cliënte staat er op haar lijstje, en daar ziet ze nou juist zo tegenop. Adèle Hendersen is juffrouw Liza's laatste cliënte. Ze ontmoeten elkaar in cabine 1, en groeten en bezien mekander, en beiden denken: die is veranderd. Mevrouw Hendersen is heel stil en op haar gelaat ligt een uitdrukking van verwarring. Het is zo'n vreemd, oud kindergezicht. ‘Gaat u zitten,’ zegt Liza. Ze spreekt snel, zonder vriendelijkheid. Het is misschien een psychologische fout van directeur Berrends, dat hij Adèle geen andere specialiste toewees, maar allen waren reeds bezet. Met een oogopslag heeft het meisje gezien, dat mevrouw onrustbarend verwelkt is. Ze moet 't maar flink aanpakken: hormoonmassage met rode bestraling en een zuurstofbehandeling na. Het is gek: het ‘Bella Monica’ beschikt over talloze preparaten, maskers en behandelingen, maar toch draait alles om een paar ervan; want alle vrouwen, zowel jong als oud, hebben geen geduld, om de huidweefsels langzaam te verfrissen of te genezen of op te bouwen. Alles moet snel gaan, zodat ze zeker weten, dat hun geld niet versmeten is. Zodoende verval je altijd in dezelfde uitersten. Als juffrouw Liza zich over de zwijgende figuur buigt, de haren van het voorhoofd achterover legt in een band, en borst en schouders afdekt, komt er toch even een vertedering in haar hart. ‘Ligt u wel gemakkelijk?’ vraagt ze. ‘Ja, dank u,’ zegt mevrouw Hendersen. Ze glimlachen tegen elkaar in de spiegel. Het meisje gaat door: ‘Ik zal u maar eens een hormoonmassage geven.’ ‘'t Hoeft niet uitgebreid,’ antwoordt de oudere vrouw. Ze bedenkt, dat haar eigen hormooncream al lang op is. Maar - waarvoor zou ze nieuwe kopen, nu haar man gestorven is? Iets van haar gedachten komt tot uiting in de woorden: ‘Dat is niet meer nodig.’ | |
[pagina 82]
| |
Liza vindt het theatraal klinken. Het maakt haar korzelig. ‘Och kom,’ zegt ze, terugvallend in haar korte toon, ‘niets is nodig, of alles is nodig. Hoe je 't bekijkt!’ Adèle's wangen kleuren even. Ze beseft met weemoed, dat ze nu bij niemand meer past. De vrouwen van haar leeftijd zijn ouwelijk en stijf, en kunnen haar niet goed uitstaan, terwijl de jongere generaties haar niet begrijpen en haar beschouwen als een te oude vreemde eend in de bijt.... Ze heeft zich zozeer geconcentreerd op de geliefde man, die nu gestorven is, dat ze te jong voor de ouderen, en te oud voor de jongeren is. Adèle Hendersen heeft een eigen huis, en een ruim kapitaal voorkomt moeilijkheden met geld; ze kan alles krijgen, wat haar hart begeert; maar een eigen plaats in het leven heeft ze niet meer. Zwijgend werkt juffrouw Liza. Een paar maal heeft ze in de spiegel het masker van de patiënte bekeken, maar haar blik bleef hangen aan de narcissen van de lijst en zwierf weg naar de andere bekende dingen. Haar láátste cliënte. - Liza heeft geen ander werk kunnen vinden. Ze kijkt met verbittering neer op haar fijne, onderhouden handen: eerste vereiste voor een schoonheidsspecialiste. Zal ze nu, in de plaats van haar moeder, voor anderen moeten wassen? - Overal heeft ze gesolliciteerd.... Als je eenmaal aan de wasteil staat, zijn je handen gauw naar de maan. En dan krijg je helemaal geen baan meer. Daar zit nu zo'n mens, dat geld genoeg heeft.... Kijk nou, zo'n treurig gezicht.... Daar is geen eer aan te behalen. ‘U moet eens gelaatsgymnastiek doen,’ zegt Liza. Ze weet dat ze veel te luid spreekt. Het kan haar niet schelen. Haar stem valt als wapengekletter in de stille ruimte van Adèle's denken. Lusteloos antwoordt deze: ‘Waarom....?’ | |
[pagina 83]
| |
Liza klemt de lippen op elkaar. Ze zou kunnen sláán op dat gezicht. Alles heeft zo'n mens.... en ze kijkt zuur, om een màn. Om net zo'n wezen als die Engelse slungel van Carfew. Ja, Dick Carfew - - Even verzacht zich haar denken door een kort, fel begrip, dat het hart doet krimpen. Het diepste gevoel laat zich niets voorpraten. Maar de tijd vliedt voort. Als deze cliënte klaar is, zal alles voorbij zijn. Ze wenst, dat ze een kind van hem had. Dat zou alles anders gemaakt hebben. Een kind van Carfew.... Wat zou zijn vrouw wel gezegd hebben? - Zover heeft hij het echter nooit laten komen.... Het bleef bij vurige omhelzingen en geluidloze kussen in de uiterst linkse, meest afgelegen cabine, no. 12. - Liza's herinneringen gaan terug naar de eerste maal, dat zij het ‘Bella Monica’ betrad. De overweldigende indruk van weelde en overvloed.... de ontvangzaal, die wijd en pralend stolpte over veel chroom en glas en rose fluweel; de twaalf lichtgele cabine's, als kuikens om een trotse pauwenmoeder. En: een rustige werkkamer met donker hout en Perzische tapijten. Een jong interessant directeursgezicht. Een crême boekje met strenge reglementen. Keurige personeelvertrekken, zonder overdaad, maar comfortabel; lichtblauw gekleurd, want dat kalmeert en geeft rust aan de ogen en zielen van hardwerkende assistenten. Wat was ze trots geweest.... Zij, Lies Meier, in dit étui der jeugd.... Alleen Berrends had geweten, dat ze er eigenlijk niet hoorde. De assistentjes waren allen beschaafde meisjes, met een flinke dosis ontwikkeling. ‘En beheersing’, had de interessante directeur erbij gevoegd. Sloeg dat op de eventuele liefdesaffaires? - Artikel 21 van het crême boekje zei: ‘De aangestelden wordt dringend verzocht, hun privé-leven zoveel mogelijk | |
[pagina 84]
| |
gescheiden te houden van het zakenleven. Liefdes- en andere aangelegenheden dienen geheel buiten het werk gehouden te worden, en indien dit niet gebeurt, en zij het werk of de goede naam van het instituut schaden kunnen, of indien ze de tijd roven, die het instituut toekomt, wordt de overtreding gestraft met ontslag. Hierbij zal de aard der overtreding beslissen, of dit ontslag op staande voet dan wel met een maand plaats zal hebben.’ En juist Liesje Meier had getoond, niet genoeg beheersing te bezitten. Of was ze alleen maar niet zo geraffineerd als de anderen? - De patiënte is bijna klaar. Liza ontwaakt uit haar angstdroom en haar blik ontmoet in het spiegelglas de verstilde peinzende ogen van mevrouw Hendersen. ‘Zoudt u met mij willen ruilen?’ zegt de cliënte. Hoe komt ze aan zo'n vraag? - Heeft Liza misschien haar gedachten hardop uitgesproken? De vraag irriteert haar. ‘Ja,’ antwoordt ze kort. Ze wil smeken: ‘Mag ik in 't vervolg voor u wassen?’ - want ze is bang. Je moet toch ook klanten hebben, als je wassen wilt. Als.... Maar ze houdt haar mond. Het ‘Bella Monica’ bezit de zwijgzame tucht van culturele etiquette. Je weet hier, dat je zoiets niet kunt vragen. De ogen in de spiegel vertroebelen. ‘Waarom?’ klinkt het zacht, bijna verwijtend. Er knapt iets in juffrouw Liza's gedachten. Ze gooit wraakzuchtig alle aangeleerde tact over boord, en zegt fel, vergeldings-belust om het onbereikbare: ‘Dan wist ik tenminste zeker, wat ik gehàd had.’ De laatste cliënte is klaar. Als de assistente Adèle in haar mantel helpt, voegt ze er nog bij: ‘U vergeet, dat u geluk beleefd hebt. Uw tijd is voorbij, maar u hebt iets, om op terug te zien - -’ Adèle antwoordt niet. Haar gezicht is star-vriendelijk. | |
[pagina 85]
| |
In haar oren klinkt alleen dat woordje: ‘voorbij’. Ze ziet zichzelf opeens als zo'n vrolijk kleurig bloempje, dat eigenlijk niets anders is dan droog, levenloos stro. Ze is geen echte bloem en geen kunstbloem. Ze is een immortelle. Adèle Hendersen haat immortellen, voorzover haar zachtmoedige aard haten kan. Ze heeft ze altijd vernietigd zonder medelijden. Liza ziet haar met wrange voldoening na. Ze vult het rapport van mevrouw A.M.L. Hendersen-Helbergen niet in. Ze vindt het niet nodig, voor de laatste cliënte. Weinig vermoedt ze, dat ze het zaad gestrooid heeft, dat het inderdaad onnodig maakt. Zelfs nu nog zou men het kleine, slanke dametje. dat de trap afgaat, haar vierenzestig jaren niet geven. Haar rug is wat smal en eenzaam, haar hoofd gebogen naar de treden. Niemand weet, dat in haar hart de blijde dankbare aanvaarding trilt van een gedachte, die door dat ‘voorbij’ gebaard is: de doodsgedachte. |
|