Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spiegel aan de wand (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spiegel aan de wand
Afbeelding van Spiegel aan de wandToon afbeelding van titelpagina van Spiegel aan de wand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.91 MB)

Scans (9.68 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spiegel aan de wand

(1969)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

20

Langzaam maar zeker is de lente gekomen. Het is een humeurige lente, met vele, onverwachte regenbuien en onbeheerste stormen, maar de mensen herkennen haar toch, ook zonder op de kalender te kijken: de hemel boven de stad is ijl blauw, en het licht, dat langs Venus en haar gezelschap de ontvangzaal binnenglijdt tintelt veelbelovend en jong.

Het is een gave, die de Almacht ons elk jaar weer schenkt en die nooit aan kracht verliest: het nieuwe ontwaken.

Alle ondergeschikten van het ‘Bella Monica’ werken met frisse lust en niemand weet, waar die zomaar vandaan komt. Alleen de directeur is ernstig en teruggetrokken als steeds. Hij lacht wel eens, en is altijd vriendelijk. Maar zijn gezicht blijft gespannen en de ogen blikken in een verte die niemand buiten hem kent. Het is onbegrijpelijk. Van malaise is niet veel te bemerken in het instituut. Vooral de

[pagina 99]
[p. 99]

Mora-preparaten hebben een geweldige populariteit verworven. Geld stroomt in de grote safe, al zijn er ook onbeschaamd hoge rekeningen, die niet voldaan worden.

Wie de stad kent, weet, dat de deftige straat met de dure juweliershuizen en intieme tea-rooms, de geraffineerde mode- en kapperssalons en exquise antiquiteitszaken twee uitgangen heeft naar de aarde, en één ingang naar de hemel.

Zo heeft van de winter een jeugdig Hongaars gravinnetje het uitgedrukt. Aardig, niet?

Die ingang naar de hemel is een stille pui met een brede dubbele deur, waarboven in keizerlijk purperen néon letters de bekende naam staat.

En hier begint nu, in deze onwezenlijke lentesfeer, een sprookje. Op een ochtend, om tien uur, treedt Louise Diller de wijde deuren binnen en gaat schroomvallig de trap op.

Ze is een onopvallende, grauwe muis, die van het leven niets anders kent dan zes dagen typen op een kleurloos kantoor met gebrek aan licht, en één dag lezen in een nuchtere pensionkamer, onder het genot van drie kopjes slappe thee en 'n stuk of wat schuimkoekjes. Die kosten wel wat meer dan halve maantjes of Maria's, maar ze zijn zo licht op het gewicht, dat Louise ze steeds weer neemt zonder gewetensbezwaren.

Ja, heus! Trouwens - de kiem der lichtzinnigheid wortelt onmiskenbaar in haar hart, want ze speelt sedert twee jaar in de sweepstakes. En dat is nou juist het sprookje; je begrijpt het natuurlijk al. Ik ook. Maar Louise Diller leest nooit oppervlakkige romannetjes, waarin zoiets voorkomt, en zij begrijpt het nog niet.

Als ik je vertel, dat de aarde rond is, en het maanlicht eigenlijk een weerfspiegeling van de zon, dan weet je 't. Maar begrijp je het? -

Zo staat het met Louise. Ze kijkt aldoor in de diepte van haar rijkdom en dan duizelt ze.

Honderdtwintigduizend gulden!

Ze zou ervan gehuild hebben, als ze er maar toe in staat

[pagina 100]
[p. 100]

was geweest. Misschien zou het haar opgelucht hebben. Nu is ze bezwaard door die ontzettende slag.

Ja, het is een slag; niets meer of minder. Het is een wonder, dat ze nog leeft. Maar dat komt zeker door het voorjaar, dat zelfs een onderdanige vrouw van veertig nieuwe kracht geeft. En ook fantasie. Want dat is de reden, waarom ze hier die geweldige marmeren trap oploopt. Ze vindt sedert vannacht half drie, dat ze een dame is.

Vanmorgen heeft ze haar kantoor bericht, dat ze niet komen kon; en nooit meer na vandaag.

't Is natuurlijk niet lady-like om je baas pardoes zonder hulp te laten zitten, maar hij mag haar weekloon dan ook houden.

Ze werkte er al dertien jaar, en steeds op weekloon. Is de onzekerheid, die daardoor verwekt wordt, niet een psychische mishandeling? Nimmer heeft ze enig bemoedigend of appréciërend woord gehoord. Integendeel. Louise is niet mooi en niet elegant. De baas zocht 't elders en snauwde tegen haar.

Het treft ongelukkig, dat Louise de ontvangsalon van het schoonheids-paleis in het mooiste zonneschijnsel ziet.

't Is een festijn van stralende vonken en glanzende lichtstrelingen.

Ze durft niet goed verder.

Het zilveren plafond is van een hooghartige matheid en Venus lacht haar uit. Je kunt je zoiets veroorloven, als je uit zeeschuim geboren bent inplaats van uit een doodgewone vader en moeder. Doch voor een godin is een dergelijke handelwijze wel pijnlijk dom. En Paris zet ook al een gezicht, of hij de appel der schoonheid liever zelf op zou eten, dan 'm aan Louise Diller geven. Tja, dat krijg je, als je 's morgens net door de werkster bent afgezeemd.

Maar opzij boven Louise zegt een vriendelijke stem: ‘Kan ik u misschien met iets helpen?’

Ze ziet een vrouw van omstreeks haar eigen leeftijd, maar veel knapper, o, hé! De vrouw draagt een soort verpleegstersuniform met korte mouwen, in een prachtige milde roomkleur.

[pagina 101]
[p. 101]

Op een borstzakje staat een rood-zwart monogram: B.M.

‘Ja,’ zegt Louise, ‘ik.... ik wou graag....’

Fröken Hannsen heeft er meer zo gezien. ‘De directeur spreken?’ helpt ze.

‘Ja.’ Dat is, wat de cliënte wilde. Gek, dat ze 't niet besefte. Nu gaat alles opeens snel. Ze zit in een diepe rose fluwelen crapaud, dichtbij een ronde glazen bus, die van de hooghartige zoldering tot het dikke verende tapijt reikt. Er staan allemaal wonderlijke dingen in. Vooral de middelste plank is prachtig: een pyramide van flesjes en potjes en allerlei voorwerpen, en daar bovenop een reusachtige vlinder met goud-zwart-purpergroene vleugels. Tegen het glas aan is een rand van rode woorden, levend als bloed, met telkens een regelmatige afstand: ‘Le papillon enchanté - Le papillon enchanté - Le papi - - tot zover kun je 't gewoon lezen. En tegen de pyramide leunt een uitdagend kaartje: ‘La beauté à la Mora. Kiss- and waterproof.’

Dat laatste schokt Louise een beetje. Ze heeft haar hele leven ver van de liefde gestaan, en die rare brutale woorden winden je gedachten op als een speeldoos.

Doch een felle zoemtoon beteugelt ondeugende wijsjes.

In het aardige glazen kraampje rechts, waarboven grote nikkelen letters achter elkaar marcheren en R.E.C.E.P.-T.I.O.N. zingen, neemt een languissant meisje een zilveren telefoon op en zegt: ‘Hallo, Bella Monica!’ alsof ze 't zelf is. Trouwens, Louise Diller zou 't niet eens gek vinden.

‘Ja, de réception,’ gaat het meisje voort. ‘Verbindt u maar.. Hello.. yes, mylady..? One moment, please.’

Ze zoekt snel op een lijst naar iets, grijpt dan met de vrije linkerhand een rose telefoonhoorn, draait een nummer.... ‘Is miss Jean om half drie vrij..? Anita dan..? Is Antoinette daar...? Allo... ici pour lady Hattonsborough. Cet après-midi à deux heures et demi ...? Bien... merci...’ ze spreekt verder in het zilveren apparaat.

Maar Louise kan niet volgen, wat ze zegt, want er buigt een lange slanke man voor haar: ‘Mijn naam is Berrends.’

[pagina 102]
[p. 102]

De nederige muis krabbelt moeizaam uit de diepe crapaud en knikbuigt zo'n beetje.

‘Wilt u mij even volgen?’

De jongeman gaat haar voor naar een van de vele deuren.

Ze komen in een rustige kamer met veel eikenhout en koper en tin. Louise vindt zichzelf terug op een statige antieke stoel. Ze weeft haar verhaal. De inslag is nuchter, vol wantrouwen en onzekerheid; doch de schering blijft een sprookje.

Dat voelt de directeur ook wel. Hij stelt haar een paar vragen; erg onverwacht en moeilijk te beantwoorden. Of ze al eerder schoonheidspreparaten heeft gebruikt?

‘O, ja,’ verzekert Louise.

Van wie? - Elisabeth Arden, bedenkt ze vlug. O, juist, Arden. Meneer Berrends laat de voornaam weg. Het klinkt veel echter, vindt Louise.

En welke preparaten?

Ach, God, daar zit ze nou....

‘Ja, dat wil ik graag weten, want ik moet daarmee rekening houden bij de keuze van onze preparaten,’ zegt Frank. Hij heeft haar al lang door. ‘Want - ik heb alle eerbied voor de producten van Arden - maar uw huid ziet er zeldzaam slecht uit. Ik begrijp het gewoonweg niet....’

‘Het is al enige tijd geleden,’ weerstreeft juffrouw Diller benepen. Ze voelt berouw tegenover Elisabeth Arden.

Maar dan leunt de directeur naar voren en begint kalm enige dingen te verklaren over huidweefsel-voeding en spierversterking. Hij noemt prijzen van preparaten en behandelingen en abonnementen en berekent voor haar, hoeveel het minste aantal van die dingen kost, wil het succes hebben.

Louise duizelt van zoveel geld. Ze begint iets te begrijpen van de glorieuze ontvangzaal en de telefoonjuffrouw met haar talen. Honderdtwintigduizend gulden lijkt hier niet meer dan een zak bruine bonen.

[pagina 103]
[p. 103]

Directeur Berrends zet haar echter op haar gemak. Hij legt uit, dat al dit geld niet inééns uitgegeven wordt, maar in een half jaar ongeveer. En dat het van betrekkelijk blijvende waarde is. Dat elke vrouw, die zichzelf respecteert, haar uiterlijk behoort te verzorgen. Hij raadt haar, naar een goeie kapper te gaan, en een bekende corsetière te raadplegen.

Frank noemt het woord ‘modezaak’ niet, want hij begrijpt, dat een vrouw met een goed verzorgd uiterlijk daar vanzelf belandt, en ze moet ook niet, door teveel adviezen, de indruk krijgen, dat er niets goed is aan haar.

Juffrouw Diller neemt een abonnement voor twintig behandelingen.

Ze wil meteen beginnen, doch de directeur legt haar uit, dat dàt helaas onmogelijk is.

Hij neemt een huistelefoon op, en informeert, wanneer een van de assistenten vrij is. Morgenochtend om half twaalf kan juffrouw Greta nog helpen. Past het mevrouw?

‘Ja, zeker!’ zegt Louise. Ze voelt zich een dame van de wereld worden, al zit de nieuwe waardigheid haar nog wat slobberig om de magere schouders.

Vervolgens wordt er een rapport over haar samengesteld.

De juiste naam? Geertruida Louise Diller.

Gehuwd? Nee.

Heeft ze een vak?

‘Secretaresse in een zaak,’ zegt ze. Zo kun je de enige typiste van een klein kantoor immers best noemen. Uitgevloekt worden door de baas is ook een vorm van intieme samenwerking.

Juiste leeftijd? Veertig-en-een-half. Iets dergelijks zeg je met neergeslagen ogen.

Zo; dat is genoeg. De nuidgesteldheid moet na de eerste behandeling bijgeschreven worden.

‘Tot morgenochtend half twaalf dus, jufrouw Diller?’

‘Ja,’ antwoordt Louise opstaande. Ze knikt tegen de buigende jongeman. Ze schrijdt de deur door; de ontvangzaal is nu een oude bekende, die, zij 't ook afgemeten, glimlacht.

[pagina 104]
[p. 104]

De trap is háár trap. Al die onderdanige deftigheid, die wacht tot zij ze gebruiken wil, is balsem voor een in nederigheid verschrompeld vrouwenhart.

Beneden in de vestibule gaat een zeer elegante, opzichtige vrouw langs haar heen. Haar zwart kapsel ligt in gladde zware golven onder de gebogen rand van een uniek voorjaarshoedje. De ogen zijn star van mascara en blauwe shadow, de mond kleurt als een scherpomlijnde verse wond in het zwaar gepoederde gelaat.

De blikken van Loulou Verrane en Louise Diller kruisen elkaar even. Er flitst een snelle, wederzijdse jalouzie; de vrouw die alles kent, en de vrouw die niets kent.

Juffrouw Diller glimlacht. Madame Verrane niet. Zij weet, dat haar afgunst onherstelbaar is. De onwetende zal leren, maar de wetende.... bestaat er vergetelheid voor het hart?

Buiten koestert zich de ijdele straat, levend en kleurig met hautaine beweging onder de kristallen lentehemel. Een nabij carillon speelt een wijsje. De klanken dwarrelen als bloesemblaadjes op het sierlijke streamline-verkeer. O, de zware verrukkelijke zonde, zó 's werelds armoe te negeren! -

Louise denkt: honderdtwintigduizend gulden! En hier is de gedachte weer onmetelijk....

Ze zwelgt de idee op, in één teug, als een glas champagne; een heildronk op het Leven.

Daar, in die bloemenwinkel, staan wit-met-gele cattleya's te pronken. Voor háár. In gindse étalage staat, tussen peren en aardbeien, een mandje kersen! Voor haar. En zie je daar dat prachtige complet van reebruine wollen stof met groen en diep paars? Voor haar. En die crême auto met zijn lage brede carrosserie als een praalbed? en die dure romancyclus, waarover iedereen spreekt? en dat beroemde restaurant, waarvan zo dikwijls een advertentie in de krant staat? en - zie je ook iemand, die zal willen meegenieten?

Eindelijk is het heerlijke, grote Leven gekomen.

Prosit!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken