Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Winterverhalen (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Winterverhalen
Afbeelding van WinterverhalenToon afbeelding van titelpagina van Winterverhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.05 MB)

Scans (13.30 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Winterverhalen

(1981)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Sinterklaasverhalen

[pagina 9]
[p. 9]

De bruidsgaven van de heilige Nicolaas

Ik wil u de drievoudige liefdes-geschiedenis vertellen, die op zo ontroerende wijze gewijd en gebonden is aan de heilige Nicolaas.

Hij leefde in het land van palmen en zandvlakten, van witte steden en diepgroene oasen: Klein Azië; zijn vaderhuis stond in Myra.

Nicolaas was nog jong, toen zijn ouders stierven. Hij erfde grote schatten aan goud en ander bezit, want zij waren rijk en voornaam geweest bij hun leven.

Men vertelt, dat een vertrouwd, grijs dienaar tot de jonge Nicolaas kwam, en hem vroeg: ‘Heer, wie zal u raden met zo grote schat in uw handen? Hoe zal uw leven zijn, en wie zal uw verantwoording aanhoren?’

Toen glimlachte de erfgenaam. Hij was reeds tot priester gewijd, en zijn goedheid was vele malen gebleken. Wat weten juist de naasten van de jonge wijsheid, welke het geheiligd hart omrankt?

Daar leefde in die stad Myra een edelman. Zijn voorgeslacht voerde sedert eeuwen een groot blazoen en hun adel was hogelijk bewezen. Doch deze edelman werd door het noodlot achtervolgd. Zijn schepen vergingen, zijn slaven stierven. De oogsten van zijn landerijen waren verdroogd, de wijngaarden verbrand. Zo kunnen sommige levens eensklaps afhellen tot de onvermoede diepte, en geen mensenhand vermag hen terug te houden.

Zulk mensen-leven is de maatstaf, waarlangs ons eigen geluk onverwacht zijn volle breedte toont, terwijl wij het anders zonder dank zouden aanvaarden.

In het huis van de arme edelman leefden drie dochters. De oudste werd bemind door een suikerbakker - en zij had hem ook zeer lief. De tweede was verkoren door een pasteibakker, die zij haar hart geschonken had. En de jongste dochter was gekust door een speelgoed-snijder; zij droomde dag en nacht van hem.

Ja, het huis van de edelman was vol dromen. Dat kwam wellicht, omdat de werkelijkheid er zo ijl was. Arme mensen hebben dikwijls vreugdevoller illusies dan rijken.

Ach, de suikerbakker en de pasteibakker en de speelgoed-snijder

[pagina 10]
[p. 10]

waren zo verliefd als elke jongeling in elk land in elke tijd maar zijn kan, op een mooi meisje - want ja, die drie dochters waren even schoon van aangezicht als van hart.

Doch de bruidegoms verdienden met zwoegend werken een te karig brood. Daar viel aan geen huwelijk te denken, en het geluk kwijnde als een droogstaande lelie.

Dit vernam Nicolaas, de heilige priester.

Hij lag 's nachts op zijn bed te peinzen over de vader en over de zes jonge lieden, welke in de kern van hun leven zo werden belemmerd. Het is niet goed, dat de liefde, indien zij werkelijk sterk en zuiver is, slechts het grommend antwoord ontvangt van de armoede, dacht hij. En hij twijfelde niet aan de genegenheid van de jonge mensen, want hij had hen reeds met vragen en kleine gebeurtenissen beproefd.

Toen stond hij op.

De nacht was als een zwart brokaten voorhang aan zijn venster, ruim en schoon doorweven met het goud van sterren.

De priester maakte geen licht. Ervaring was voldoende om hem de zware kist te doen vinden, waarvan hij het slot tastend kon openen. Hij nam een zak, zoals de dienaren gebruikten om water aan te dragen: het was een dichtgenaaide geitehuid. Zonder gerucht legde hij daarin rij naast rij een schat van driehonderd goudstukken. Daarna sloot hij de koffer, en bond de zak toe.

En sluipend, als een dief, verliet hij het huis, en liep door de wonderlijke nacht. De geuren van jasmijn en rozen waren uit de bloemen opgestaan; zij hielden processie door de stilte. Ze maakten van de aarde een groot wierook-vat, dat daar onder de sterren te zwaaien hing, alle goddelijke goedheid ter ere. En door de straten van Myra ging de priester Nicolaas op geruisloze voeten, tot hij de woning van de nooddruftige edelman bereikt had. Stil schoof hij door het roestig verweer van traliewerk zijn gave in een open venster.

Er was geen geluid, binnen en buiten.

De volgende ochtend steeg er een jubel uit dat huis. De edelman wilde het geld verdelen onder zijn kinderen. Maar de twee jongsten zeiden: ‘Waartoe? Als wij het delen, hebben we geen van allen een bruidsschat. We kunnen hoogstens schone gewaden kopen en een korte tijd onze welstand terugroepen. Geef het onze oudste zuster, dat zij kan trouwen en gelukkig worden!’

De oudste schreide van ontroering hierover, zij kon het werkelijk niet aanvaarden.

‘Laat ons dan tenminste loten,’ zei ze.

[pagina 11]
[p. 11]

Dat weigerden de anderen. ‘Stel, dat een van ons het geld won, en jij bleef als oudste thuis, terwijl je geliefde wacht!’ wierpen zij tegen.

‘Neem het, en weifel niet langer!’

Zulke dingen kan men echter niet in één dag besluiten.

Zij praatten en praatten, zij kookten eten en wasten klederen. De zon steeg naar het zenith, en daalde af naar de wester kim. In Myra zonk de nacht weer, en allen legden zich te slapen. Maar in de nacht ontwaakte de middelste dochter van de edelman: zij meende een klank vernomen te hebben.

Nee, er was alleen de stilte rondom; doch iets had de nacht doen trillen, en haar ogen geopend.

Zonder angst stond zij op, want in armoede ducht men geen dieven. En stil, - want zij zou het voor niemand geweten willen hebben - sloop ze naar het venster...

Het was leeg. -

In de ochtend echter, vond haar vader een tweede geitehuid met driehonderd goudstukken binnen de déúr liggen.

De vreugde was bijna te hevig voor hen. Nu wilden de beide oudste zusters het geld samenleggen, en het in drieën delen. Maar de jongste zei: ‘Behoud het, en wees heel gelukkig. Als wij delen, mogen wij onze vader niet vergeten; en dan zal nog geen van ons een bruidsschat hebben.’

Niemand kon haar bewegen, een goudstuk aan te nemen. ‘Misschien brengt de goede schenker ook mij nog een schat,’ zei ze ten laatste. Dat meende zij niet, ze had zo ver eigenlijk nog niet gedacht. Maar terwijl de woorden van haar lippen kwamen, werden ze tot een waarheid in haar hart.

Die nacht lag zij wakker. Ze kon niet slapen, en meende telkens geluid te horen. De duisternis was zwijgender dan ooit. Pas tegen de morgen sluimerde het meisje in, en ze schaamde zich, omdat ze niet hebzuchtig had willen zijn.

Later werd ze gewekt door gejuich: haar zusters hadden in het woonvertrek een derde zak met geld gevonden, die daar door het schoorsteengat was neergelaten.

Hoe kunnen wij de diepste vreugde doorgronden, van zes jonge mensen, welke zo plotseling het pad naar hun geluk vrij zagen? Er kwam geen eind aan hun verrukking. Het geld was genoeg om de zaken uit te breiden, zegen daalde terug op het geteisterde dak. Zij trouwden voor de priester Nicolaas: de suikerbakker, de pasteibakker en de speelgoed-snijder, met hun mooie meisjes. En de ganse stad

[pagina 12]
[p. 12]

Myra stond in vlaggen en bloemfestoen. De mensen dansten op straten en pleinen, de bruiloft was omstraald van een wonder, en leek niet te eindigen.

Pas veel later sprak de speelgoed-snijder een oud man, wie hij zijn geluk nog eens haarfijn vertelde. Dat was de dienaar van de heilige Nicolaas. Hij verraadde met ontroerde trots zijn meesters naam. Want hij was zo lang bezorgd geweest over het plotseling verlies van negenhonderd goudstukken uit de geldkoffer - en hij had zijn meester zo onervaren geacht...

Die avond brachten de drie mannen: de suikerbakker, de pasteibakker en de speelgoed-snijder, als dank alles, wat zij die dag gewrocht hadden, de heilige priester ten geschenke. Dat was de avond vóór zijn verjaardag.

Hij vond de gaven opgetast in zijn vertrek staande, en kon niet anders dan glimlachen om de zwijgende hulde, toen hij uit de aard van de giften de gevers herkende.

Hij wendde zich naar zijn dienaar, en zei: ‘Laat ons dit naar de kinderen brengen, die het nog niet hebben.’ -

Nu kennen wij dus de herkomst van verrassingen, koek, suikerwerk en speelgoed op de jaardag van de heilige Nicolaas: het is een schone liefdeshistorie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken