Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elze van de koster (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elze van de koster
Afbeelding van Elze van de kosterToon afbeelding van titelpagina van Elze van de koster

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.90 MB)

Scans (39.53 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elze van de koster

(1969)–Hendrik Lansink–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

8

Het herstel van de kerk in Houtwijk zal ongetwijfeld enorme bedragen vragen. Zeker, een tegemoetkoming in de kosten van overheidswege ligt in het verschiet, maar de gemeente zelf zal toch ook nog flink in de geldbuidel moeten tasten, wil ze alles weer zo hebben als het eenmaal was. Daarnaast zijn er nog verschillende bijkomstigheden welke het kerkbestuur, nu er toch gebouwd moet worden, gaarne wil realiseren. Er is dus voor de kerkelijke gemeente van Houtwijk zeer veel werk aan de winkel.

De dominee weet evengoed als ieder ander dat de oorlog meer geld onder de mensen heeft gebracht en daarom zint hij, in overleg met het kerkbestuur, op middelen om er iets van mee te pikken.

Hij mag dan een overtuigd zieleherder zijn, daarnaast is hij realistisch genoeg om te zien dat geld een onontbeerlijk middel is om zelfs een geloofsgemeenschap goed in stand te houden.

Daarom heeft hij het stoute plan opgevat om een grote bazar te organiseren in de zaal van Arme Borkes.

De gemeenteleden hebben ook in andere zin van hun offerbereidheid stellig al volop blijk gegeven, maar enkele vrolijke bazaravonden zullen vast de verdiende aandacht krijgen. Er zijn voorbeelden te over van de zogenaamde ‘bouwpastoors’, die met alle ernst ijverden voor het doel dat zij zich hadden gesteld. Men kan er wat Houtwijk betreft rustig een ‘bouwdominee’ aan toevoegen.

En dominee pakt de zaken flink aan. Hij belegt samenkomsten met ouderen en jongeren uit zijn gemeente, vormt verschillende

[pagina 71]
[p. 71]

commissies van voorbereiding en legt, langzaam maar zeker, de basis voor een bazar die zonder meer slagen moet.

Tot de werkzaamheden van een gedeelte der medewerkenden behoort het verkrijgen van goederen welke men via verkoping bij opbod, vrolijk-rad en andere kansspelen aan de man wil brengen.

Bij de velen die voor dit alles op pad gaan behoort ook Elze. Zij doet het eigenlijk meer op aandringen van Dieke; ergens voelt ze zich niet helemaal op haar gemak. Haar contacten met dit alles vloeien enkel voort uit het feit dat zij wegens de invaliditeit van Harm het kosterschap waarneemt. Zuiver kerkelijk gezien staat ze er eigenlijk buiten. Zo heeft ze het ook gesteld toen ze bij Harm en Dieke thuis er een keer met dominee over sprak.

Maar mede door het feit dat ook andersdenkenden en zelfs mensen die verder niet met de kerk te maken hebben, toch hun steun geven, achtte dominee dat geen overwegend bezwaar. Gezien haar populariteit is Elze voor hem juist een persoon die de zaak van de bazar in niet geringe mate kan dienen.

Dominee was zeer diplomatiek tegenover haar, want Elze heeft, toen hij eenmaal over haar geloofsopvatting een gesprek wou aanknopen, gezegd: ‘Ik doe mijn werk hier zuiver ter wille van Harm. Of ik al dan niet kerks ben, is mij vooraf niet gevraagd en ik zou een antwoord daarop ook schuldig blijven.’

Maar een feit blijft, dat Elze heeft toegezegd, te willen helpen bij het verzamelen van goederen voor de bazar.

De gemeente is daartoe in verschillende werkgebieden verdeeld en daarvan krijgt Elze er ook een toegewezen. Wanneer ze maar even vrije tijd heeft trekt ze erop uit. De meeste mensen, zowel in het dorp als buitenaf, ontvangen haar voorkomend en willen - als het zou kunnen - wel uren met haar praten.

Haar komst is dan ook vrijwel nooit vergeefs en op de meest gulle wijze worden haar goederen voor de bazar toegezegd. Het is zo uitgevallen, dat ze ook naar de boerderij van Dirk Krijger moet. Ze is er even van geschrokken toen ze zag, dat ook hij bij

[pagina 72]
[p. 72]

haar op de lijst stond vermeld. Maar ze dacht er niet aan, anderen te vragen of die in haar plaats daar naar toe wilden gaan.

Op een zaterdagmiddag even na drieën komt ze er op bezoek. Het werk is er goeddeels aan de kant, dat kan ze buiten rond het huis al direct zien, want ondanks dat de winter voor de deur staat ligt alles er keurig bij. De pleintjes rond het huis zijn keurig schoongeharkt en geveegd en alles wijst erop dat het mensen zijn, die in hart en nieren het boerenbedrijf liefhebben. Omdat ze niemand ziet, gaat ze door de keukendeur naar binnen. Vrouw Krijger is er alleen en bezig met het poetsen van wat koperwerk. Op het grote witte fornuis staat een ketel waarin het water zachtjes zingt. Er hangt een geur van frisheid, die Elze behaaglijk aandoet en vluchtig gaat het door haar gedachten dat het vergeleken bij hier in het huisje van Harm en Dieke toch altijd een beetje muf ruikt.

‘Dag, vrouw Krijger!’ groet ze.

De boerin, een knap mens, ziet haar welwillend lachend aan, veegt de handen vluchtig af en reikt haar dan de hand.

‘Dag, Elze! Gunst meisje, je komt zeker voor de bazar? Nou, ik vind het leuk dat jij nou deze buurt eens komt bezoeken. Ja, ik had er al zo iets van gehoord. Pak een stoel, Elze. Ik moet eerst even de handen wassen, dan praten we verder.’

Elze is stomverbaasd van die gulle begroeting. Ze is nu even alleen, want vrouw Krijger is naar de bijkeuken gegaan. Ze kijkt door de van Hollandse degelijkheid getuigende boerenkeuken en moet zichzelf bekennen dat ze eigenlijk nog nimmer zo iets heeft gezien. Daar hangt de vinnig tikkende klok met korte slinger en er bovenop een prachtig lofwerk. Een eindje daarnaast, in een keurig donkerbruine eikenhouten lijst, een kleurig geborduurde doek, waarop een levensboom, familienamen en jaartallen voorkomen.

Alles typisch Hollands denkt ze, en in haar herinnering komen de beschrijvingen welke zij vroeger in haar vaderland over de

[pagina 73]
[p. 73]

grond waar zij nu is wel eens heeft gelezen.

Was het toeval of een bestemming, dat zij zich toen reeds zo interesseerde voor de gewoontes en de eigenschappen van het volk in dat kleine landje aan de Noordzee?

Lang tijd om erover na te denken krijgt ze niet, want vrouw Krijger komt alweer terug.

‘Zo, dat is dat,’ zegt ze terwijl ze naar een kast gaat en wat theekopjes pakt.

‘Je drinkt toch zeker ook thee?’ vraagt ze aan Elze.

‘Graag,’ luidt het antwoord.

Vrouw Krijger zet de kopjes vlug uit, vier in getal, en schenkt de thee in. Dan zegt ze: ‘Wacht, de baas en Margje even roepen, die zijn op de deel bezig.’

Er gaat een schok door Elze: Dus Margje is ook thuis!

Vrouw Krijger is maar even weg, komt dan met de anderen terug en herneemt het woord: ‘Eerlijk, ik vind het bijzonder leuk dat jij eens komt. Ja, voor de bazar geven we natuurlijk, nietwaar, baas?’ vraagt ze aan haar binnenkomende man.

Die heeft nog niet eens de gelegenheid gehad om Elze te begroeten en zegt, terwijl hij op haar toeloopt: ‘O, Elze van Harm en Dieke, nietwaar?’ Hij reikt haar de hand en Elze voelt, hoe stevig die boer doordrukt.

‘Inderdaad, naar die naam luister ik,’ lacht ze.

Maar Margje kent haar beter en is reeds direct bijzonder joviaal tegen haar. ‘Hallo, Elze!’ groet ze.

‘Ik kan wel zien, jullie kennen elkaar al langer,’ merkt vrouw Krijger lachend op.

‘Ja, we hebben elkaar al dikwijls gezien,’ antwoordt Elze.

Dan stokt het gesprek even.

Vrouw Krijger heeft het in de gaten en begint, naar haar man ziende: ‘Ja, die bazar, wat moeten we daar nu voor geven? Een stuk of wat kippen, wat konijnen of zo iets?’

Dirk Krijger kijkt even nadenkend naar buiten, dan antwoordt hij: ‘Ik heb er nog acht konijnen zitten, stuk voor stuk mooie

[pagina 74]
[p. 74]

dieren die toch voor de winter weg moeten. Ik zou zeggen: schrijf die maar op.’

Zijn vrouw knikt instemmend, maar vraagt nog: ‘Is dat wel genoeg?’

‘Voorlopig wel, dacht ik zo,’ zegt haar man.

Elze noteert in haar boek bij de toegezegde artikelen acht konijnen van Dirk Krijger. Margje, die tegenover Elze aan tafel zit, merkt op: ‘Je moet maar konijn zijn en via het vrolijk-rad aan de man komen!’

Haar moeder schenkt onderwijl nog een kopje thee in en informeert: ‘Hoe staat het daar eigenlijk nu bij Harm en Dieke? Kunnen die mensjes nu eigenlijk nog wel behoorlijk rondkomen? Ik weet wel, breed hebben ze het nooit gehad, maar nu Harm niet meer kan en alles steeds duurder wordt...’

Elze denkt even na. ‘Och, ze redden zich nog wel. Bovendien zorg ik er wel voor dat ze krijgen wat nodig is en het zal immers toch zo worden dat er een oudedagsvoorziening komt? Daar heeft tenminste de dominee laatst ook al met Harm over gesproken. En dan kunnen ze het stellig zelf wel weer rooien.’ Vrouw Krijger kijkt Elze aan en zegt: ‘O, je bedoelt, als jij eens niet meer bij hen zou zijn?’

‘Ja, dat zou kunnen,’ is het antwoord.

Elze buigt het gesprek in een andere richting door op te merken dat vrouw Krijger nog zo'n mooi oud serviesgoed heeft.

De boerin is zichtbaar blij met deze opmerking: ‘Ja, van mijn moeder. Prachtige spullen had die. Mijn broer had ook heel veel mooi goed; moeder heeft het nog verdeeld tussen ons beiden, want we waren thuis maar met z'n tweeën. Maar hij is er niet meer... Weg. Zijn boerderij ook. Al zijn mooie spullen zijn vernield. De oorlog...’

In de ogen van vrouw Krijger komen tranen.

Elze voelt zich als in een wurgende greep. Weer die confrontatie met dat oorlogsleed. Ze kan haast nergens komen of ze voelt dat er wonden geslagen zijn.

[pagina 75]
[p. 75]

En dan ziet ze naar Margje, die haar moeder troost: ‘Kom moeder, niet meer over praten, we moeten toch immers verder.’ Ze hoort, hoe warm die Margje tot haar moeder spreekt en opeens kan Elze van Margje houden, ook al weet ze, dat die door dik en dun een rivale in haar meent te zien.

Dirk Krijger steekt de brand in zijn pijp en zegt: ‘Ja, Elze, jij zult er ook het nodige wel van weten. We hebben het er laatst nog eens over gehad. Ik geloof wel, dat over wat jij hier in die paar maanden hebt verricht een boek zou zijn te schrijven. En wat je daarvóór hebt gedaan, daar kunnen we enkel maar naar raden.’

Elze voelt dat de boer een poging doet om iets uit haar verleden aan de weet te komen. Ze wimpelt alles af met de woorden: ‘Och, ik deed gewoon wat ik meende te moeten doen.’

‘Dan was je mening wel ernstig, denk ik,’ zegt Krijger en dan verlaat hij de keuken om op de deel weer aan zijn werk te gaan. Vrouw Krijger bergt het mooie serviesgoed weer in de kast en zegt dan tegen Margje: ‘Even in de bijkeuken nog wat koper poetsen. Praten jullie als je wilt nog maar een poosje door.’

Voor ze het weet, is Elze met Margje alleen. Ze ziet haar aan en herkent er veel van haar moeder in. Het gaat door haar heen, wanneer Margje zo sprekend op haar moeder lijkt, kan het ook in ander opzicht geen kwaad meisje wezen.

‘Zal ik je eens iets heel moois laten zien?’ vraagt Margje dan plotseling.

Elze weet niet, hoe of ze het met haar heeft.

Ze ziet haar een weinig vragend aan en antwoordt dan: ‘Ja, als je wilt, graag!’

Dan gaat Margje haar voor naar een mooie kamer, wijst naar de muur waar een groot, prachtig schilderstuk hangt. Even is ze stomverbaasd.

‘Het huis van Harm en Dieke! Het kerkpaadje! Maar dat kan geen amateur geweest zijn, dat is het werk van een kunstenaar, dat zie ik zo!’ roept Elze uit.

[pagina 76]
[p. 76]

En ze treedt op het schilderij toe om naar de signatuur te kijken. ‘Laat maar, Elze,’ zegt Margje. ‘Hij was hier ondergedoken en inderdaad een zeer goed schilder, maar hij durfde dat werk niet te signeren, uit angst dat hij eenmaal zou worden ontdekt. Toch is hij van hier gevlucht omdat we werden gewaarschuwd voor huiszoeking. Naar we later hoorden is hij gezien in Westerbork. De rest is niet moeilijk te raden. Houd je van schilderijen?’

‘Ja,’ zegt Elze, ‘ik ging vroeger vaak naar musea, want ik houd van kunst in velerlei vorm.’

‘Je bent dus eigenlijk enigszins kunstzinnig aangelegd?’ vraagt Margje.

‘Men zegt het wel, maar ik zou het zelf niet zo volop durven beweren. Het is zo'n groot woord.’

Ze kijkt weer naar het schilderij en herhaalt zachtjes: ‘Het huis van Harm en Dieke... wat prachtig!’

Even blijft ze er zwijgend voor staan, dan zegt ze: ‘Kom, Margje, ik moet verder! Drie gezinnen moet ik hier in de buurt nog bezoeken. Stel je voor dat ik overal zo lang praat als hier, ik zou niets opschieten.’

‘Het is toch wel leuk, dat je eens hier bent geweest, ook voor moeder,’ merkt Margje op.

Ze ziet Elze aan en vraagt dan: ‘Zijn we eigenlijk wel eens niet wat vreemd en onhartelijk tegen elkander geweest?’

‘Ik weet het niet, misschien wel,’ zegt deze.

Dan neemt ze afscheid, dankt voor de genoten thee en de ontvangen toezegging voor de acht te schenken konijnen. Op de deel nodigen Margje haar ouders Elze uit, nog eens terug te komen.

‘Ja, Elze, doe dat,’ valt ook Margje bij.

Wanneer ze bij het volgend huis is aangekomen, zijn haar gedachten nog bij hetgeen ze zo even heeft ervaren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken