Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elze van de koster (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elze van de koster
Afbeelding van Elze van de kosterToon afbeelding van titelpagina van Elze van de koster

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.90 MB)

Scans (39.53 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elze van de koster

(1969)–Hendrik Lansink–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 77]
[p. 77]

9

De tijd gaat voort. De bazar, ten bate van de kerk, heeft dank zij veler medewerking een prachtig resultaat opgeleverd en boer Paskamp heeft zijn zilveren bruiloft gevierd in de zaal van Anne Borkes. Driehonderd mensen waren erbij uitgenodigd. Voor de familieleden en goede kennissen was er een diner, als steeds keurig verzorgd. Jan Breekhorst heeft later wel gehoord, dat ook Elze die dag bij Anne in de keuken hielp. Vreemd kwam het hem niet voor, want boer Paskamp heeft voor de driehonderd gulden, waarmee Jan wilde bereiken dat Elze die dag werd uitgeschakeld, hartelijk bedankt. Ergens was het ook een domme zet van hem, want hij kon op zijn vingers natellen dat zijn plan maar een kleine kans van slagen had. Het was immers ook een grote vraag, of Anne Borkes zich door haar klant, in dat geval boer Paskamp, zou laten beïnvloeden Elze die dag niet bij de werkzaamheden in te schakelen. Want Anne boert goed, ze moderniseert haar zaak steeds meer en laat zich niet gauw door anderen de wetten stellen. Het is duidelijk dat het haar financieel zeer goed gaat en Jan Breekhorst rekent wel eens na, dat zijn kansen om nog eens met haar aan de gang te komen, steeds kleiner worden. Als het haar een beetje minder meezat, zou ze misschien nog eerder tegen hem wat toeschietelijker worden en erover denken, de zaak maar aan haar zoon over te doen. Maar ja, dan is daar nog het probleem, dat die eerst een vrouw moet zoeken, want zonder een vrouwmens kan een zaak als die van Anne niet draaien. Niet dat haar zoon er geen kan krijgen: Jan meent twee kandidaten te weten, maar niets wijst erop dat Tonny zich voor één daarvan zoveel interesseert dat het vaste verkering wordt. Hij zal wel een beetje van twee walletjes eten,

[pagina 78]
[p. 78]

zo denkt Jan Breekhorst. Maar nu, vanavond, wil hij zijn hersens daar niet bijzonder over pijnigen. Neen, hij wil genieten, want er staat Houtwijk een grote attractie te wachten.

Anne Borkes heeft een duur gezelschap geëngageerd, dat in haar zaal een veelzijdig kleinkunstprogramma zal afwerken. Reeds enige weken hebben bontgekleurde raambiljetten de aandacht op dit gebeuren gevestigd en de Houtwijkers lazen met graagte wat hun deze avond zal worden voorgeschoteld. Er is nog steeds het bijna niet te verzadigen verlangen naar gezelligheid in de uitgebreidste zin van het woord. De spanning, waaronder vijf jaren lang moest worden geleefd, is geweken en de mensen willen nu weer eens volop kunnen genieten van de vreugden die de vrijheid meebrengt.

Dat weet ook Anne Borkes en ze waagde de gok. De mensen schrikken eerst wel even van de toegangsprijs die vermeld staat, maar het sensatienummer van de avond: het optreden van een ‘wereldbekende helderziende en hypnotiseur’ verdreef die schrik al spoedig. De mensen hebben reeds dagen tevoren hun kaartjes gehaald en een plaats besproken. Want Anne laat niets aan het toeval over: ieder mag zijn plaats kiezen, mits er maar extra voor wordt betaald. Ook Jan Breekhorst heeft zich van een plaats verzekerd: de derde rij van voren, en naast hem zit zijn zakenrelatie boer Paskamp.

Het is nog bijna een half uur voor de aanvang, wanneer reeds de eerste belangstellenden him plaatsen innemen. Jan Breekhorst is ook reeds vroeg aanwezig, maar drinkt eerst voor in het café aan de tap nog een ‘neuswarmertje’, samen met Paskamp. Zijn robuuste figuur steekt min of meer boven alle anderen uit en zijn stem is haast in gelijke verhouding.

Hij ziet, dat aan één der tafeltjes Driekes Veen zit, een klein boertje uit de buurt, die een vlotte vrouw en maar liefst tien kinderen heeft. Driekes is een harde werker en spaart zijn lichaam niet, maar hij is een taaie en weet het wonderwel te rooien. Jan Breekhorst heeft er in de oorlog wel eens zaken

[pagina 79]
[p. 79]

mee gedaan, met die verstande, dat hij van Driekes distributie-bonnen kocht. Door zijn groot aantal kinderen kon die er nog wel eens een paar missen en Jan wist ze wel op de juiste manier te benutten, daarvoor was hij handelsman. Maar nu is de oorlog voorbij en Jan is plotseling niet meer zo geïnteresseerd in Driekes' wel en wee.

Vanachter zijn borrel ziet hij nu een beetje meewarig naar het kleine, tanige mannetje. Een beetje spottend zegt hij, tegelijkertijd knipogend tegen boer Paskamp: ‘Zo Driekes, ook hier? Pas maar op, anders maakt die goochelaar straks een muis van jou.’

Er klinkt een algemeen gelach. Driekes voelt zich duidelijk beledigd, neemt even een slokje van zijn borrel en dan schieten zijn diep-liggende oogjes plotseling vuur. Hij staat op en in zijn sjofel confectiepak loopt hij op Jan Breekhorst toe: ‘Ja, en jou verandert hij in een vlo.’

De mensen die het horen, lachen nu nog harder en bij velen ligt het er in dat ze duidelijk sympathie voor Driekes koesteren. Maar Jan Breekhorst doet nu eenmaal graag groot, vooral wanneer hij in de buurt van Anne is. En die is druk in de weer om de mensen van het gevraagde te voorzien. Doch ze is niet zozeer bij haar werk, of ze hoort wel dat Jan de kleine Driekes in het zonnetje probeert te zetten. Jan kijkt naar haar, om te peilen hoe goed zijn grap bij Anne aanslaat. Maar die doet alsof ze hem niet ziet, en dat vindt hij wat jammer. Want Anne is deze avond, waarop zij Houtwijk iets bijzonders presenteert, mooier dan ooit en Jan zou geld willen geven als ze maar eens een enkel blijk van toenadering jegens hem aan de dag zou leggen. Maar tot op dit ogenblik is daar nog niets van te bekennen.

De grote zaal is geheel gevuld. Ook Jan Breekhorst en boer Paskamp nemen hun plaatsen in. Enkele dames, nogal schaars gekleed, lopen tussen de rijen door om programma's te verkopen. Natuurlijk koopt Jan er een en ook nu heeft hij weer een opmerking die het volgens hem doen moet.

[pagina 80]
[p. 80]

Wanneer de dame dicht bij hem staat en het blaadje aan hem overhandigt, zegt hij: ‘Nou juffrouw, ik kan wel zien dat de textiel nog op de bon is!’

De grap heeft niet het resultaat dat hij verwacht. Het enige wat ze zegt is: ‘Hè, wat ben jij een leukerd! Ik zal de hele avond goed aan je denken.’

Weldra begint het gezelschap aan zijn programma. Een vlotte conferencier, die op zijn reis naar Houtwijk het een en ander buitensporigs heeft beleefd, een nog vlotter accordeontrio, een jongleur, dames, met naar Houtwijkse begrippen nogal veel bloot, en na de pauze het hoogtepunt van de avond: het optreden van de ‘wereldbekende helderziende en hypnotiseur: het grote wereldwonder’.

De man, die razend vingervlug is, en met kaarten en diverse voorwerpen, portefeuilles en andere eigendommen van het publiek goochelt, wordt, wanneer hij zijn laatste optreden aankondigt, plotseling ernstig. Hij vraagt de medewerking van de zaal, maar mensen die het om een of andere reden liever niet doen, adviseert hij zuiver toeschouwers te blijven. Doch de meesten zijn enthousiast, ze zeggen hem na wat hij zegt, en doen wat hij doet. Dan komt de klap op de vuurpijl: de vrijwilligers moeten de handen in elkaar vouwen en hem in zijn gebaren volgen. Er zijn er die het doen, maar bij velen komt ook twijfel op en ze trekken zich van dit nummer terug.

‘Jullie handen komen steeds vaster, vaster, nóg vaster! Nu zitten ze helemaal vast!’

De meesten brengen hun handen van elkaar, maar er zijn er ook, die als aan hun stoel genageld met gevouwen handen blijven zitten. Ze moeten naar voren komen en na een praatje zus of zo komen ze spoedig weer in hun gewone doen. Er resten nog enkelen, die met hun handen muurvast in elkaar blijven zitten. En één daarvan is Jan Breekhorst. Boer Paskamp en anderen die bij hem zitten, lachen dat ze schudden.

‘Kom Jan, doe die kolenschoppen toch los!’ roept er een.

[pagina 81]
[p. 81]

‘Jan, de borrel wordt koud!’ gekscheert een ander.

Driekes Veen, die achter hem zit, roept: ‘Hier Jan, ik heb nog tabaksbonnen, je hebt ze voor het aanpakken!’

Maar Jan zegt niets. Alleen tegen Paskamp raast hij: ‘Toe, help mij dan, dat ik ze weer los krijg!’

En Paskamp rukt aan Jans handen, maar het is een vruchteloos pogen. Ze blijven muurvast gesloten. De anderen zijn inmiddels door één van de medewerkende dames uit het gezelschap op het toneel gehaald en hebben de vrijheid herkregen. Jan Breekhorst blijft als laatste over. Maar de bereidwillige dame, waarvan hij daarstraks een programmablaadje kocht, komt nu ook naar hem toe.

Ze lacht spottend: ‘Ach lieverd, jij alleen nog over? En je was zo aardig tegen me! Kom maar lief met me mee!’

De mensen die er bij zitten lachen zich tranen als ze dat horen en zien hoe Jan Breekhorst meegeloodst wordt naar het toneel. De gedienstige dame helpt hem bij het bestijgen van de verhoging en voorzichtig wordt Jan nu op een stoel gezet. Willoos laat hij dit alles toe. De dame verdwijnt en ‘het grote wereldwonder’ houdt zich nu met hem bezig.

‘Zo, meneer, zitten uw handen zo vast?’

Jan knikt.

‘En je deed het vrijwillig?’

Jan knikt weer.

‘Je hebt wel gehoord wat ik vooraf zei?’

Eveneens een bevestigend gebaar.

‘Heb je een borrel gedronken? Kom, man, je zult wel moe zijn.’ Inderdaad, Jan is moe, zo knikt hij.

‘Dan zullen we je maar even laten slapen, is dat niet beter?’

De zaal buldert het uit en het is alsof er een ondertoon van leedvermaak in ligt.

Zeker, Jan gebaart dat hij slapen wil.

Een paar streken van de hypnotiseur langs zijn hoofd en hij snurkt zo hard, dat het zelfs tussen het gelach door hoorbaar

[pagina 82]
[p. 82]

is. De man op het toneel komt nu pas goed aan zijn trekken. Hij voelt, dat hij het publiek mee heeft.

‘Zo, wil je nu eventjes heerlijk dromen? Van een lieve juffrouw? Heel mooi en knap? Zo eentje als je daar straks in de zaal gezien hebt?’

Om Jans mond plooit zich een brede lach.

‘Ja,’ zegt hij.

‘Wil je die juffrouw wel een zoen geven? Het mag wel hoor! Ze wil er wel duizend!’ De man krijgt van zijn charmante helpster een afschuwelijk lelijke grote pop aangereikt. Hij houdt ze Jan voor en zegt: ‘Hier, kus maar! Ze wil het wel hebben!’

De zaal is bijna buiten zichzelf van het lachen. Boer Paskamp, die het eerst met tegenzin aanzag, is niet meer te houden. Hij lacht dat de tranen hem over de wangen lopen en slaat met beide handen op zijn knieën.

‘Jan, Jan, wat hebben ze je te pakken,’ schreeuwt hij.

Driekes Veen staat boven op zijn stoel. Omdat ook de anderen vóór hem zijn gaan staan, moet hij wel, om nog wat te kunnen zien.

En Jan Breekhorst knuffelt en kust de lappenpop met het afschuwelijke namaakgezicht, dat het een lust is.

Eindelijk vindt de hypnotiseur het genoeg en beduidt de zaal dat er stilte moet komen. Die komt er, haast als op commando. Dan wendt ‘het grote wereldwonder’ zich weer tot Jan.

‘Zo, nu is het genoeg, laat haar nu maar los.’

Jan laat de pop los en die wordt door de assistente lachend afgevoerd.

‘Droom je wel eens vaker?’ vraagt hij dan.

De in trance verkerende Jan knikt. ‘Ja,’ zegt hij.

‘Ook van iemand, waar je veel van houdt? Je hoeft het niet te zeggen, hoor!’

‘Ja, ik droom vaak van Anne,’ zegt hij dan.

Nu lijkt de zaal één groot gekkenhuis te worden. Het is geen lachen meer wat de mensen doen, het is brullen. Driekes Veen

[pagina 83]
[p. 83]

staat boven op zijn stoel te dansen en gooit zijn pet door de zaal. Er sneuvelen bierglazen en stoelen begeven het. ‘Het grote wereldwonder’ beduidt de zaal dat hij gaarne stilte wil en die komt er. Nog is er het geluid van glasscherven waarin getrapt wordt en stoelen die niet meer staan kunnen. Maar verstaanbaar voor iedereen vraagt de man dan aan Jan Breekhorst: ‘Maar nu wil je niet meer dromen en wakker worden, nietwaar?’

De hypnotiseur krijgt een bevestigend antwoord. Hij strijkt Jan vervolgens weer een maal of wat langs zijn hoofd en zegt dan: ‘Zo, nu ben je wakker!’

Jan Breekhorst slaat de ogen op; hij komt van zijn stoel en, zwiebelend op zijn benen, ziet hij vreemd om zich heen. De mensen klappen dat er haast geen eind aan komt. De schaars-geklede dame komt nog eenmaal op en maakt lachend een buiging voor Jan, maar het is voor hem het gebaar van een zegevierende torero.

De hypnotiseur bedankt Jan voor de vrijwillige medewerking en helpt hem in zijn onzekere gang het trapje af. Onder aan de trap draait deze zich nog eenmaal om en schreeuwt: ‘Verrek allemaal!’

Achter in de zaal staat Anne Borkes; op haar gelaat ligt een blik van grote voldoening. Wellicht niet enkel omdat zij er deze avond financieel goed uitrolt, maar ook omdat Jan Breekhorst voor honderden Houtwijkers op een haast ondenkbare wijze in het zonnetje is gezet. Dat Jan gek op haar is en dat zij hem niet moet, is een publiek geheim. Zijn verkondiging voor de volle zaal dat hij van haar droomt, vindt ze onbetaalbaar en iedereen raakt er tegen haar niet over uitgepraat. Na afloop van het programma gaan velen voor in het café nog een borreltje pakken. Zij maken haar een compliment dat ze Houtwijk zulk een mooie avond heeft bezorgd.

‘Het succes heeft me zelf totaal overdonderd,’ zegt Anne meerdere malen.

Driekes Veen zit met een voldaan gezicht op een barkruk en

[pagina 84]
[p. 84]

slaat er nog een paar naar binnen. Hij heeft plezier, zoveel zelfs dat hij hem spoedig ‘om’ heeft en door enkele gedienstige Houtwijkse jongeren per auto naar zijn huis wordt gebracht.

Jan Breekhorst heeft geen behoefte meer aan een borrel. Hij probeert zo stiekem mogelijk met boer Paskamp de zaal uit te komen, maar voor hem dat lukt moet hij eerst nog heel wat schimpscheuten incasseren.

Eenmaal buiten gekomen zegt hij tegen Paskamp: ‘Ik heb net een gevoel alsof ik zat ben en barst van de hoofdpijn. De politie, die zal eraan te pas komen!’ zo dreigt hij.

Doch Paskamp is wijzer en zegt: ‘Je deed vrijwillig mee en iedereen was tevoren gewaarschuwd. Zo iets is hier nog niet verboden, en je haalt er niets van.’

Maar het wil er bij Jan Breekhorst niet in, dat zo iets nu maar zonder meer mag.

‘In de oorlog hadden ze met zo iets niet moeten komen,’ laat hij zich ontvallen.

‘Maar we zijn nu vrij, en vrijheid blijheid,’ is boer Paskamp zijn commentaar.

‘En nog wordt een fatsoenlijk mens bedonderd,’ zegt Jan nijdig.

‘Als je erom vraagt, dan zullen ze dat ook altijd wel blijven doen,’ antwoordt Paskamp.

Hij neemt even later van Jan afscheid en als hij de laatste honderd meters naar zijn boerderij alleen aflegt, lacht hij hardop: ‘Jan droomt van Anne Borkes! Wat een ouwe gek!’

Thuisgekomen en zich in zijn slaapkamer gereed makende voor de nachtrust vertelt hij het voorgevallene aan zijn vrouw.

‘Prachtig! Een mooie grap! Dat doet die Jan net goed!’ roept ze, onbedaarlijk lachend.

Ze slapen evenals zovele anderen in met de gedachte, dat Anne Borkes haar plaatsgenoten een onvergetelijke avond heeft bezorgd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken