Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloemen en knoppen (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloemen en knoppen
Afbeelding van Bloemen en knoppenToon afbeelding van titelpagina van Bloemen en knoppen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.51 MB)

ebook (2.78 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloemen en knoppen

(1878)–Eliza Laurillard–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 64]
[p. 64]

Oogst.

I.
Op het veld.

 
Het oogstwerk is ten eind.
 
Geladen staat de wagen.
 
Alleen nog deze bos; -
 
dat is de laatste schoof;
 
Die daarom ook een tooi
 
om 't goudgeel lijf moet dragen,
 
Een bonten gordelband
 
van bloemen en van loof.
 
 
 
Ook siert der knechten hand
 
met frissche bloemenvlechten,
 
Bij jok en scherts en lach,
 
den strooien hoed der maagd;
[pagina 65]
[p. 65]
 
Terwijl, met luid gesnap,
 
de deernen loovers hechten
 
Om 't rond van elken hoed,
 
dien een der knechten draagt.
 
 
 
Zie zoo! Nu maar vooruit! -
 
Ze grijpen flink de spaken
 
Van 't wiel, zoo diep gezakt
 
door 't drukken van de vracht,
 
En draaien 't uit den kuil; -
 
daar gaat het! - de assen kraken
 
En 't bruine tweespan briescht
 
met blijde en fiere kracht.
 
 
 
De dikke, zware berg
 
van 't hooggeladen koren
 
Schuift log en wagg'lend voort,
 
al schurend langs de heg;
 
En vroolijk doet het volk,
 
dat achter loopt, zich hooren;
 
Het zingt met held're stem
 
zijn liedeke onder weg:
 
 
 
‘Van den akker af,
 
Die de halmen gaf,
[pagina 66]
[p. 66]
 
Naar de hoeve gegaan!
 
't Is gedaan met het oogsten
 
en de feestvreugd vangt aan.’
 
 
 
‘Schoon de gloed der zon
 
Heftig branden kon
 
Op de handen en 't hoofd,
 
't Is die zon ook, die de aren
 
zoo goed rijp heeft gestoofd.’
 
 
 
‘Make nu het jaar
 
Vrij zijn buien klaar,
 
Wij zijn binnen, en goed!
 
Goed gevuld is de brijpot
 
en de suiker is zoet.’

II.
Op het erf.

 
Ja! een deel van 's landvolks vreugde
 
Is verbonden aan 't genot
 
Van de ‘rijstenbrij met suiker’, -
 
Diep verband van hart en pot!
 
 
[pagina 67]
[p. 67]
 
Zie, hoe kloek zich allen weren,
 
Bij hun vol en dampend bord,
 
Hoe 't gelaat van knaap en deerne
 
Steeds meer rond en glanzig wordt.
 
 
 
Nu de geur'ge vette ham nog,
 
En het paarlend, schuimend bier,
 
En de dikke krentenbollen, -
 
Dat is echte goede sier!
 
 
 
Dat is prettige open tafel,
 
Onder 't blauwe tentedoek
 
Van een held'ren zomerhemel,
 
In een koelen groenen hoek. -
 
 
 
Afgeloopen is de maaltijd,
 
En de danspartij vangt aan.
 
'k Zie er al een paar met vedels
 
Op twee leêge tonnen staan.
 
 
 
‘Heb je strammigheid of koû
 
In je heup of knie,
 
Hou je dan van daag maar dom;
 
't Gaat klikke, klakke, rommentom,
 
Van een, van twee, van drie!’
 
 
[pagina 68]
[p. 68]
 
‘Als je Geert niet krijgen kan,
 
Pak je fluks Marie.
 
Harmen! geef Marie een zoen, -
 
Dat mag je nog wel zesmaal doen,
 
En zes is tweemaal drie!’
 
 
 
‘'t Meiske zucht: “ik ben zoo droef,
 
Wijl 'k geen knechtjen zie.”
 
Maar 't knechtjen is er al, - nou, kom!
 
Nou frisch een rondje, rommentom,
 
Van een, van twee, van drie!’ -
 
 
 
Nog een toertje, weêr een rondje
 
Doet de blijde, bonte schaar;
 
Maar in 't eind, - want alles eindigt! -
 
Is de tijd van scheiden daar.
 
 
 
Nu, 't was heerlijk, 't eten, 't springen,
 
't Vroolijk feest na 't zware werk; -
 
Wel te rusten! - Morgen Zondag!
 
Morgen ochtend roept de kerk.
[pagina 69]
[p. 69]

III.
In de kerk.

 
Sabbathsruste, Zondagsvrede
 
Zweeft in 't zonnig landschap om.
 
En het plechtig klokgebom
 
Roept: ‘Dat ieder herwaarts trede!
 
Kom naar 't huis des Heeren! kom!’
 
 
 
En de kleine dorpsgemeente
 
Richt haar schreden naar de kerk,
 
Over zodenvloer en zerk, -
 
Dak van 't molmend doodsgebeente, -
 
Om te loven 's Heeren werk.
 
 
 
En de leeraar, hoog van jaren,
 
Maar met opgewekt gemoed,
 
Met een aanschijn, rein van gloed,
 
Zacht omlijst van grijze haren,
 
Spreekt zijn woord daar, vroom en vroed:
 
 
 
‘'k Heb dikwijls d'oogsttijd al beleefd,
 
Mijn vrinden! - maar 'k dacht alle keeren,
 
'k Denk thans ook weêr, aan 't woord des Heeren,
 
Waarin Hij ons herinnerd heeft,
 
Hoe God aan 't zaad, in de aard geborgen,
[pagina 70]
[p. 70]
 
Terwijl wij slapen tot den morgen,
 
En weêr tot d' avond werken, zorgen,
 
In stilte groei en wasdom geeft.Ga naar voetnoot1)
 
Dat wonder is op nieuw geschied:
 
Gij wierpt de korr'len in de voren;
 
God was het, die Zijn zon deed gloren
 
En die Zijn regen dalen liet.
 
En nu, gij mocht, als vroeger jaren,
 
Het graan weêr in de schuur vergâren;
 
Juicht nu te zaâm, met stem en snaren:
 
“'t Is Zijn gewrocht, maar 't onze niet!”
 
Hij opent trouw Zijn milde hand;
 
Zijne almacht en Zijn goedheid tevens,
 
Nooit gevens moê, voedt alle levens,
 
Bestrooit met gaven 't gansche land.
 
Neemt, vrinden! aan, wat Hij wou schenken,
 
Maar, - blijft bij dat genot bedenken,
 
Dat ge uwer zielen recht zoudt krenken,
 
Als ge aan het stof ze hieldt verpand.
 
De mensch leeft niet alleen bij 't brood,
 
Dat opgroeit uit het veld der aarde:
 
God gunt u brood van hooger waarde,
[pagina 71]
[p. 71]
 
Dat voedt voor 't leven zonder dood.
 
God gunt u vrede en hoop in 't leven,
 
En moed en kracht bij 't voorwaarts streven; -
 
Zijn werk is zegenen en geven; -
 
De Heer is goed, zoo goed, als groot.’
 
 
 
Zoo spreekt de grijsaard. En de monden
 
Van allen gaan Gods macht verkonden
 
En zingen 's Vaders liefdeblijk:
 
‘Gij, Heer! schenkt alles; Gij verzadigt,
 
Gij helpt, Gij sterkt, Gij begenadigt
 
Uw scheps'len door Uw grensloos rijk;
 
Al waar U Uwe werken prijzen,
 
Wilt Gij U groot en goed bewijzen;
 
Wie is, o God! aan U gelijk?’Ga naar voetnoot1)
 
 
 
En de oude man treedt af, maar draagt in 't hart de bede:
 
‘God! geef hun, mèt de spijs, 't geloof, de hoop, den vrede!’
 
En als zijn voet het vlak der koude zerken raakt,
 
Dan denkt hij aan de Macht, die 't doode levend maakt,
 
En aan een hoog'ren oogst, waarvan de dag genaakt.

voetnoot1)
Marc. IV:26-29.
voetnoot1)
Evang. Gez. CLXVII:4.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken