Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ik en mijn speelman (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ik en mijn speelman
Afbeelding van Ik en mijn speelmanToon afbeelding van titelpagina van Ik en mijn speelman

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.95 MB)

Scans (10.70 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ik en mijn speelman

(1927)–Aart van der Leeuw–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Eerste hoofdstuk
Wat handelt over de vreugden van een edelman en over een gebochelden toovenaar.

Ik houd er van, om in een bloemruiker een distel te steken, of op een fruitschaal tusschen de vruchten een schubbigen sparappel te leggen. Daarom had ik in het huis, waar voor de liefde betaald wordt, den gebochelden muzikant, die zooeven, als uit den hemel gevallen, voor mijn stilhoudenden draagstoel stond, en mij behulpzaam is geweest bij het uitstijgen, mee naar binnen genomen.

In de feestzaal war en alle kaarsen aangestoken, en deden hun lichtjes in het kristal van de spiegels, in de juweelen van kapsels, keurzen en de ge vest en der degens weertintelen. Vijf vrienden, vijf vrouwen. De komst van mijn speelman werd met handgeklap en gejubel begroet. ‘Het is maar gemakkelijk,’ werd er geroepen, ‘om je vioolkist aan je vastgegroeid bij je te dragen, zoodat er geen kans is, dat je hem ooit zult vergeten,’ en een ander vroeg hem, of hij op het hoofd kon staan als de nar van den koning. Lachend zette hij zich op een lage taboeret in een hoek van de kamer, en stemde zijn gitaar.

Ik schudde de kaarten. Ik zou de bank houden. De

[pagina 8]
[p. 8]

winst moest ons, den bezoekers, in kussen worden uitgeteld, ons verlies zou betaald worden in gouden dukaten.

Wij lieten den muzikant van den wijn brengen, en wierpen hem, zooals je een hond een brok geeft van den maaltijd, af en toe een geldstuk voor de voeten. Daarvoor zong hij met een heesch geluid de gebruikelijke liedjes, ze op zijn instrument begeleidend. Sommigen neurieden het refrein mee, anderen riepen kwinkslagen, of namen schaterend de bestraffing in ontvangst voor hun vrijpostigheden. Somtijds, plotseling, viel een stilte in, zoo een, die je weemoedig maakt en verlegen, en waarbij vergeten dingen in je herinnering komen: een groene bank onder een linde, kinderen, en het jubelend roepen van je naam in de verte. Wij schertsten dit weg, of we een lastig insect van ons afsloegen.

Het werd warm in de kamer. Wij gaven den speelman een teeken. Hij opende een venster; meteen sprong de deur uit het slot; een vochtige windvlaag voer binnen, en de kaarsen doofden uit. Wij zaten in duister. Uit den nacht werd een klacht over ons gesproken, een kreet van een vogel, een ruischen, een zuchten. Toen zong de man dat lied. Eerst deed hij de snaren donker dreunen, en dan zwol een klank aan, dien wij niet meer herkenden, zoo vol en schoon was die stem. Wij zaten in roerlooze stilte te luisteren. Bij

[pagina 9]
[p. 9]

het einde hoorde ik snikken, en een van mijn vrienden vloekte, alsof hem een wond was toegebracht. Ik voelde een hand op mijn schouder.

Een oogenblik later stond ik op straat naast den speelman. Mijn draagstoel was er nog niet. Geen ster ontbrak er aan den stralenden hemel. Ik volgde mijn geleider door buurten, waar ik nooit tevoren was geweest. Flambouwgloed over wemelend water, nachtgespuis, dat zich om vuren had gelegerd, de dreunende stap van den wacht, met de haakbus geschouderd, een mompelend man voor ons uit langs de huizen; krotten, bouwvallige puien en een vrouw voor een drempel, die in een donker trapgat wees. Ook eenzame stegen, waar wij haastig achter twee schaduwen aansnelden, een slanke en zwierige, en een, die door een spotvogel op het plaveisel scheen te zijn geschetst. Alles, wat ik tegemoet trad, maakte mij licht en gelukkig; het scheen me, of mij lang geleden een belofte gedaan was, welke nu eindelijk werd ingelost.

Bij een omhoog rankende kerk, die aan het lied van daareven deed denken, nam hij de muts in de rechterhand, zijn gitaar droeg hij mee in de linker, en dan maakte hij een buiging, waarbij zijn bult boven zijn hoofd rees, als de koepel boven de domkerk daar naast ons. Zoo nam hij afscheid.

Spoedig verloor ik hem uit het gezicht in het warnet der straten. Mijn huis was niet ver.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken