Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ik en mijn speelman (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ik en mijn speelman
Afbeelding van Ik en mijn speelmanToon afbeelding van titelpagina van Ik en mijn speelman

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.95 MB)

Scans (10.70 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ik en mijn speelman

(1927)–Aart van der Leeuw–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 10]
[p. 10]

Tweede hoofdstuk
Hoe ik verstoppertje speel met een geldbuidel.

Den volgenden morgen werd ik door mijn kamerdienaar gewekt, en zoo begon er dan weer een dag voor mij, gelijk er al duizenden door de opengeschoven gordijnen bij mij binnen waren gelaten. Basque, de knecht, schenkt het lauw gemaakte water in, hij reikt mij de satijnen kousen, het schoeisel, dat kostbaar gegespt is, het ondergoed van zijde en de fluweelen jas met kantwerk aan de mouwen en knoopen uit edelsteen. Nu schikt hij mij de krulpruik om het weerbarstige haar. Het morgenmaal wordt opgedragen in vaatwerk van zilver en email uit Limoges, dat ik van mijn moeder geërfd heb.

De koets is voorgereden ondertusschen, en ik laat mij naar een dame brengen, die ik een handkus aan ga bieden, en een compliment, dat ik gedurende den rit heb bedacht.

Van de bezoeken ben ik weer thuisgekomen, en nauwelijks zit ik, met over elkander geslagen beenen, een pamflet door te bladeren, dat een van mijn vrienden bespot, of een lakei reikt mij op een presenteerblad een brief over, waarvan ik dadelijk het vaderlijk handschrift herken. Ik mompel een ver-

[pagina 11]
[p. 11]

wensching, maar wat baat mij dit. Ja, zooals ik verwacht had, mijn huwelijk; immers al sinds mijn tiende jaar ben ik voor de dochter van den markies van Almonde bestemd, nú tel ik twintig, en nooit heb ik haar nog met de oogen aanschouwd. Hartelijk moet ik er om lachen, wanneer al die mislukte pogingen, om ons te zamen te brengen, in mijn herinnering opduiken. Ik zie me weer in onze galakaros naast mijn vader het slotplein van het kasteel van Almonde oprijden. En dan verschijnt op de bordestrappen een soort major-domus, die wanhopig de handen boven de krulpruik in elkander slaat. Meer dan een week al, meldt hij, is zijn meester wegens een hardnekkigen jichtaanval bedlegerig, en nu heeft juist dezen morgen ook zijn dochter het noodig gevonden, om haar kamer te houden. Wat ze mankeert, begrijpt niemand; frisch als altijd komt haar gezicht boven de dekens te voorschijn. Maar wie van opstaan spreekt, stuurt ze de deur uit.

Mijn vader maakt zijn opwachting bij den gekluisterden gastheer, en van uit de verte hoor ik diens kijvende stem de kuren van de kleine feeks, want zóó wordt ze betiteld, verwenschen. Den volgenden morgen onverrichter zake reizen wij af.

En dan nog dat tegenbezoek van vader en dochter een paar jaren later!

's Ochtends op den dag van hun aankomst ben ik in mijn besten lijfrok moet en kruipen, hoewel ik het mij

[pagina 12]
[p. 12]

meteen al had voorgenomen, dat enkel een spinnekop er tusschen de mazen van zijn web van zou genieten, of een muis, die den kop door een gat van den vloer steekt.

Speurlustig, als jongens dat plegen te wezen, had ik niet lang nog geleden achter de gobelins van de ontvangzaal een verborgen trap ontdekt, die naar een torenkamer voerde, waarvan het bestaan door geen sterveling vermoed werd. Allerlei dingen had ik daar naar toe gesleept, boeken, een oud vuurroer, een stroozak, een drinkkan, wat vaatwerk, en dikwijls sloot ik mij er op, in het gezelschap alleen van mijn adembeklemmende droomen.

Terwijl nu alles voor een plechtige ontvangst in gereedheid werd gebracht, stal ik een brood en een koude kip uit de keuken, en, juist toen de slotdeuren voor het doorluchtige tweetal werden open geworpen, trok ik mij met mijn buit voor een paar dagen terug in mijn schuilhoek.

Eerst toen de zweep beneden mijn tralievenstertje ten afscheid klapte, en ik de wielen van een reiskoets de poort uit hoorde rollen, verwaardigde ik mij, me weer te vertoonen. En de strengste straf bleek niet in staat me mijn geheim te ontwringen.

Nog meermalen ben ik aan de hinderlagen, die me gelegd werden, om mij in één strik met Mathilde d'Almonde te vangen, ontsnapt. Waarom eigenlijk? Het is moeielijk te zeggen, want rijk moet ze wezen, en

[pagina 13]
[p. 13]

haar goederen rijdt ge op geen dag rond in gestrekten draf. Een staan op mijn vrijheid misschien, op een vrijwillige keuze? En nu dit bevel hier: over drie maanden trouwen!

‘Mijnheer,’ schrijft de balsturige grimbaard, ‘onttrekt ge U nogmaals aan den ernstigen wil van een beleedigden vader, dan zal hij weten, wat hem te doen staat, en van alle middelen zal hij gebruik maken, die hem in de hand gegeven zijn.’

Dit riekt naar het water en brood van den kerker, naar een jaar lang in pace. Al mag ze een gezicht hebben als de draak van de kerkgoot, enzoo zuur zijn als een appel, die half groen van den tak is gevallen, ik zal moeten zwichten.

Gezeten voor mijn lessenaar, telkens de punt van mijn ganzepen brekend, en verscheurend wat ik juist geschreven heb, tracht ik een antwoord, dat toestemt noch weigert, in elkander te knutselen.

Dan weer een maaltijd, en het is donker geworden.

Een tik op de deur van mijn kamer. Een huisknecht komt mij berichten, dat het bestelde orkest zich aangemeld heeft en beneden wacht. Ik sla mij tegen het voorhoofd, ik was het vergeten. Op het voorplein vind ik ze samen, twee magere slungels, een dikke, en één, wien het overvloedig gebruik van den wijnkroes de wangen en den neus beschilderd heeft: Een viola d'amore, een dwarsfluit, een bas en een fagot. Ik geef

[pagina 14]
[p. 14]

een wenk, dat zij me volgen moeten. De afstand is kort. Ik breng ze naar het paleis van mevrouwde Soubise, de guile brunette, benijd om het vuur van haar blikken, en de blindheid van een echtgenoot, die als Mozes met horens op het hoofd is geboren.

Stillekens stel ik de muzikanten op onder een verlicht venster, dat aanstaat. Ik hef langzaam de hand op, en nu breekt het geboer los en het gekakel van de wanluidendste serenade, die ooit den nacht verschrikt heeft en de maan heeft doen blozen.

Nog vóór die aanroep een slot heeft gevonden, zie ik, hoe een ontbloote arm de gordijnen vaneen schuift, en een roos naar omlaag wordt geworpen. Bij het lantarenlicht lees ik het briefje, dat er aan vast blijkt gebonden. Mijn bede vind ik verhoord, maar wat overkomt me, dat het me geen vreugde geeft?

Beu ben ik, mompel ik, van kussen, die niets kosten, en van het gastmaal der liefde, waarbij het waarachtig verlangen als een bedelaar van de deur wordt gestuurd. Ik erger mij er over, dat ik mijn genoegen bederf met belachelijke gedachten, doch plotseling besef ik het nu, dat het lied het is, de herinnering aan het hartroerende zingen in duister, toen de kaarsen waren uitgegaan, dat mij al, van 's morgens af, den ganschen dag tot een schimmenspel van ceremonies gemaakt heeft, en een zuiverheid in mij bewaard heeft van frisch geschept bronwater.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken