De draad van Ariadne
(1966)–Arthur Lehning–
[pagina 175]
| |
Sacco en VanzettiOp 15 april 1920 vond te South Braintree in de staat Massachusetts een opzienbarende roofmoord plaats. Op klaarlichte dag, 's middags om drie uur, werden twee employés van de schoenenfabriek Slater and Morrill op straat overvallen toen zij van het kantoorgebouw van de firma op weg waren naar de fabriek met de loongelden. Ze werden neergeschoten en beroofd van 15.776 dollar. De twee daders wierpen de geldkisten in de aanrijdende, door medeplichtigen bestuurde auto en ontkwamen. Twee dagen later vond men de auto onbeheerd in een naburig bos. Een dergelijke aanslag was enige maanden vroeger, in dezelfde streek, te Bridgewater gepleegd. Ook hier hadden bandieten, met behulp van een auto een kassier trachten te beroven. Maar de kassier verdedigde zich en de daders sloegen op de vlucht. In verband met de roofmoord te South Braintree werd een premie van 25.000 dollar uitgeloofd door de toenmalige gouverneur, Coolidge. Ook de fabriek loofde een belangrijke beloning uit. Voor de politie was het zaak, zowel voor haar eer als om het geld, de daders te vinden. Drie weken later werden Nicola Sacco, arbeider in een schoenenfabriek, en Bartolomeo Vanzetti, een koopman in vis, gearresteerd.Ga naar eindnoot31 Beide aanslagen moesten door eenzelfde bende zijn gepleegd, meende de politie. Als daders werden Italianen verdacht. Het was een tijd van ongekende agitatie; revolutionairen waren min of meer vogelvrij. Onder leiding van de Minister | |
[pagina 176]
| |
van Justitie Mitchell Palmer vond in de winter van 1919-20 een planmatige campagne plaats tegen het rode gevaar, d.w.z. tegen de vreemdelingen, die met het ‘communisme’ sympathiseerden. Deze rode razzia was niets anders dan een officieel georganiseerde terreur.Ga naar eindnoot32 Radicale arbeiders, die vreemdelingen waren, werden op grote schaal uitgewezen. Of het onwettig was, daarnaar werd niet gevraagd. Boston was een der ergste centra van deze hysterie. Zo publiceerde de pers een bericht dat de noorse gezant in Washington een klacht had ingediend bij de amerikaanse regering omdat de onder verdenking van moord gearresteerde Lee door de New Yorkse politie op gruwelijke wijze mishandeld en gefolterd was. De politie trachtte hem een bekentenis af te persen en mishandelde Lee zo zwaar, dat twee van zijn ribben werden gebroken, en zijn lichaam met brandwonden bedekt was. De pogingen van zijn verdediger, om Lee door een dokter te laten onderzoeken en de brandwonden te fotograferen, leden schipbreuk op het verzet van de New Yorkse politie en de betrokken rechter. Op de klacht van de gezant droeg de amerikaanse regering de gouverneur op het geval Lee te onderzoeken. Omstreeks dezelfde tijd schreef de Frankfurter Zeitung hierover het volgende: ‘Men hoort steeds weer in de berichten over amerikaanse onderzoekingsmethoden iets over third degree. Ook in de kort geleden verschenen vlammende oproep van Karin Michaelis voor Sacco en Vanzetti wijst de schrijfster op deze methode om van gevangenen in voorarrest bekentenissen af te dwingen. Zij noemde deze handelwijze een moderne foltering, waarbij ieder middel geoorloofd is om van de gevangenen dat te horen, wat men van hen horen wil. Bestaat zoiets werkelijk nog in het verlichte Amerika?’ In februari 1920 waren twee vrienden van Sacco en Vanzetti, Andreas Salsedo en Robert Elia, italiaanse typografen, het slachtoffer geworden van deze amerikaanse justitiemethoden. Op 26 april kwam Vanzetti naar New York om bij | |
[pagina 177]
| |
het italiaanse verdedigings-comité inlichtingen in te winnen over de toestand van de beide gearresteerden, en om een verdere actie voor hun vrijlating te bespreken. Vanzetti kwam op 2 mei in Boston terug en bracht in een vergadering verslag uit van zijn reis. Hij vertelde o.a. dat een New Yorkse advocaat aanraadde alle radicale literatuur te verbergen, daar deze door de autoriteiten gezocht werd als bewijsmateriaal, dat moest dienen om de betrokkenen te deporteren. Tijdens het proces verklaarde Sacco als getuige, over Vanzetti's optreden na zijn terugkeer uit New York: ‘Vanzetti kwam in de vergadering. Hij zei, dat we onze vrienden moesten waarschuwen; iedereen die socialisten kende die actief aan de arbeidersbeweging deelnamen, moest hen waarschuwen, dat ze de boeken en propagandalectuur elders moesten verbergen, zodat de politie en de autoriteiten die niet konden vinden. En ook heeft hij nog gezegd, dat niemand wist, waarom ze Salsedo en Elia hadden vastgehouden.’ Het Hof: ‘Niemand wist...’ Getuige Sacco: ‘Nu, waarvan ze vroeger Salsedo en Elia en nog een paar anderen hadden beschuldigd toen ze gearresteerd werden. En dus hebben ze per slot in New York gezegd: neem een spion, om de radicalen op te sporen, en dan vinden ze alles, het geld, en vrienden in Massachusetts en New England, die dat voor de verdediging van Salsedo en Elia hebben gestuurd; wie het ontvangt, en wie ervoor verantwoordelijk is. Daarom hebben we besloten, en Vanzetti was het daarmee eens, zo gauw mogelijk boeken en lectuur bij de radicalen en socialisten weg te halen. Dat is alles, wat hij heeft gezegd.’ Op 3 mei berichtten de bladen, dat Salsedo zelfmoord had gepleegd. Uit de veertiende verdieping van het gerechtsgebouw was hij dood op straat gevallen... Sacco en Vanzetti vernemen de volgende dag het bericht van Salsedo's dood. Aan zelfmoord geloven zij niet. | |
[pagina 178]
| |
Een duister, onzeker gevoel maakt zich van hen meester. Sacco heeft er tijdens het proces over gesproken: V.: ‘Toen U gezegd heeft, angst te hebben, wat werd daar mee bedoeld?’ A.: ‘Ik heb daarmee willen zeggen, dat ik bang was, omdat men zei, dat mijn vriend in New York uit de gevangenis zich op straat had geworpen en zelfmoord pleegde. De bladen schreven, dat hij naar beneden was gesprongen, maar wij geloofden het niet.’ V.: ‘Op wie doelt U. Wie was dat?’ A.: ‘Salsedo.’ V.: ‘Wanneer kreeg U het bericht van Salsedo's dood?’ A.: ‘In de loop van 4 mei.’ Het lot van Salsedo was voor Sacco en Vanzetti een symptoom dat ook zij buiten de wet waren gesteld. Bij hun arrestatie konden zij bezwaarlijk vermoeden, dat het voor enig ander feit zou kunnen zijn dan voor hun revolutionaire, anarchistische, anti-militaristische propaganda. In het bijzonder moesten zij vermoeden, dat hun arrestatie in verband stond met de actie voor de vrijlating van hun kameraden. Hiervoor hadden zij een meeting belegd, die op 9 mei te Brockton zou plaats vinden en waar Vanzetti zou spreken. Hij had ook het manifest ontworpen, dat bij hun arrestatie op Sacco gevonden werd, daar deze de organisatie van de meeting op zich genomen had. Het manifest luidde: ‘Gij hebt alle oorlogen uitgevochten, gij hebt gewerkt voor alle kapitalisten, gij hebt gezworven door alle landen. Hebt gij de vruchten van uw arbeid geplukt? Wat is het loon van uw overwinningen? Heeft het verleden u iets goeds gebracht? Lacht het heden u toe? Verwacht ge iets van de toekomst? Hebt ge een stuk land gevonden, waar ge kunt leven en sterven als een mens? Over dit alles zal Bartolomeo Vanzetti spreken met als onderwerp: De strijd om het bestaan. Toegang vrij. Debat vrij.’ Enkele jaren later, in een brief aan het franse verdedi- | |
[pagina 179]
| |
gingscomité schreef Vanzetti: ‘Het wil mij voorkomen, dat dit manifest, dat opgenomen is in het dossier, en dat door de officier van justitie Katzmann voorgelezen werd aan de jury, niets heeft uit te staan met de misdaden van Bridgewater en van South Braintree. Het had slechts ten doel, aan de jury te bewijzen dat wij revolutionairen waren, en hen tegen ons in te nemen. Rechter Thayer begreep dit zeer goed, maar liet het zonder een woord van protest gebeuren.’ De vragen, die hun bij hun arrestatie gesteld waren, hielden uitsluitend verband met hun politieke propaganda. Op hun vraag, waarom zij gearresteerd waren, luidde het antwoord: omdat zij verdachte individuen (suspicious characters) waren. Het bleek overtuigend uit het verhoor tijdens het proces: V. (tot Vanzetti): ‘Wilt U ons alles mededelen, wat u zich herinnert van datgene, wat Stewart, het hoofd van politie, u heeft gevraagd?’ A.: ‘Hij vroeg, waarom wij in Bridgewater waren, hoe lang ik Sacco kende, of ik een radicaal was, of ik anarchist of communist ben, en hij heeft me gevraagd of ik vertrouwen had in de regering van de Verenigde Staten.’ V.: ‘Heeft òf inspecteur Stewart op het politiebureau te Brockton òf Mr. Katzmann, u verteld, dat u van roof en moord werd verdacht?’ A.: ‘Neen.’ V.: ‘Is er u enige vraag gesteld of enige opmerking gemaakt, die u op de gedachte kon brengen, dat u van die misdaad van 15 april werd verdacht?’ A.: ‘Neen.’ V.: ‘Wat heeft u dan uit de vragen, die men u stelde, afgeleid, dat de reden zou kunnen zijn, dat u op het politiebureau te Brockton werd vastgehouden?’ A.: ‘Ik heb eruit begrepen, dat ze mij voor een politieke zaak zochten.’ V.: ‘U bedoelt door de vragen, die men u stelde?’ | |
[pagina 180]
| |
A.: ‘Omdat ze me vroegen, of ik socialist was, of ik revolutionair syndicalist ben, of ik communist ben, of ik radicaal ben, of ik een “blackhand” ben.’
Beiden hadden dus bij hun arrestatie alle reden om voorzichtig te zijn. Zij wensten hun kameraden niet te verraden en hebben om die reden bij hun eerste ondervraging niet de waarheid gezegd en verschillende verklaringen afgelegd, die zij later hebben moeten herroepen. Geen enkele verklaring, geen enkele getuigenis, geen enkel alibi is echter door hen herroepen sinds het ogenblik, dat zij wisten, beschuldigd te zijn van roofmoord. Desondanks was de houding bij hun arrestatie een van de redenen van de consciousness of guilt waarop zij schuldig werden verklaard en waarmee rechter Thayer bedoelde, dat het gedrag van Sacco en Vanzetti na 15 april dat van moordenaars was. Professor Frankfurter schrijft in dit verband: ‘Onschuldige mensen, zo zegt men, liegen niet, wanneer zij door de politie opgepakt worden. Maar Sacco en Vanzetti wisten, dat zij niet onschuldig waren aan datgene, waarvoor zij dachten, dat zij gearresteerd werden en waarover zij door de politie werden ondervraagd. Want toen zij in hechtenis werden genomen, werd hun niet de aanklacht van moord voorgehouden; er werd niet in de verste verte op gezinspeeld, dat zij voor de moordenaars van de bankemployés werden gehouden.’ Over de onwaarheid en tegenstrijdigheid van verklaringen van onschuldigen schreef prof. dr. M. Liepmann, hoogleraar en rechter in Hamburg, in een artikel in de Frankfurter Zeitung van 3 juli 1927 over deze zaak: ‘Sinds de moord was er in de houding van de aangeklaagden niets veranderd. Maar zij hebben, toen zij gearresteerd werden, tegenover de politie - gelogen! Zij hebben ontkend wapens te dragen, zij hebben bestreden bepaalde landgenoten te kennen, ofschoon men later het tegendeel bewijzen kon. Maar deze opvatting getuigt van een zeer primitieve psychologie. Wij moesten tegenwoordig uit tal van later bewezen rechterlijke | |
[pagina 181]
| |
dwalingen geleerd hebben, dat leugens van een beschuldigde geen bewijs voor zijn schuld zijn. Ook aangeklaagden, die ten onrechte verdacht worden, grijpen uit angst, hun situatie niet ongunstiger te maken, uit onbedachtzaamheid en opwinding, of omdat zij andere omstandigheden, die met de daad geen verband houden, verbergen willen, naar dit ‘verdedigingsmiddel’. Al deze motieven waren bij Sacco en Vanzetti in de hoogste graad aanwezig. Zij moesten, juist omdat zij aan de moord onschuldig waren, denken dat hun politieke opvattingen aanleiding waren tot hun arrestatie en het sprak ook vanzelf, dat zij hun politieke vrienden niet ook in het verderf wilden storten, en zich niet door het bezit van wapenen verdacht wilden maken.’ De ambtenaren, die belast waren met het onderzoek van deze zaak, waren van den beginne af overtuigd, dat de gearresteerden niet schuldig konden zijn aan de roofmoord, daar deze alle kenmerken droeg van het werk van beroepsmisdadigers en Sacco en Vanzetti waren voordien nog nimmer voor enig misdrijf gestraft. Op 5 mei 1920 werden Sacco en Vanzetti gearresteerd, 14 september volgde de aanklacht wegens roofmoord te South Braintree, 31 mei 1921 kwam de zaak voor het gerecht te Dedham, en 14 juli 1921 werd de terdoodveroordeling uitgesproken. Als voorspel tot het proces van Dedham, vond op 22 juni 1920 een proces alleen tegen Vanzetti plaats, die ervan werd beschuldigd deelgenomen te hebben aan de aanslag in Bridgewater.Ga naar eindnoot33 De officier van justitie Katzmann en de rechter, Webster Thayer, waren dezelfden die ook de zaak van South Braintree tegen Sacco en Vanzetti behandelden. Het kernprobleem van dit proces was de kwestie van de identificatie. Het bewijs van deze identificatie waarmee de schuldvraag stond of viel, was zo zwak, dat rechter Thayer later verklaarde, dat voor de schuldvraag deze bewijsvoering van | |
[pagina 182]
| |
weinig betekenis was geweest, maar dat het oordeel was uitgesproken op grond van consciousness of guilt. De consciousness of guilt vond, behalve in het gedrag van de getuigen sinds 15 april een grond in het feit, dat beide beklaagden bij hun arrestatie in het bezit werden gevonden van vuurwapens. Maar in Amerika is het dragen van vuurwapens geenszins ongebruikelijk, en allerminst in de tijd toen de beklaagden werden gearresteerd. Buitendien hadden Sacco en Vanzetti er zeker geloofwaardige redenen voor. Vanzetti droeg een revolver, omdat het een zeer onrustige tijd was, en hij graag een wapen bij zich had voor zelfverdediging. ‘Wanneer ik om vis naar Boston ging, had ik dikwijls 80, 100 tot 120 dollars bij me. Er waren veel misdaden, veel overvallen, veel berovingen in die tijd.’ Sacco was nachtwaker geweest aan de fabriek waar hij werkte, en - naar zijn werkgever voor het gerecht getuigde - dragen nachtwakers, die eigendommen beschermen, wapens. De moord van Braintree was gepleegd wegens roof. De bewering van het O.M., dat roof het motief tot de moord was, is nimmer tegengesproken, maar in de aanklacht, die aan de jury werd voorgelezen, vindt men geen commentaar op het feit, dat het O.M. volkomen gefaald heeft in het bewijs, enig spoor van het gestolen geld bij de beklaagden te ontdekken. Ook werd niet aannemelijk gemaakt, dat zij tot een dergelijke beroving in staat waren. Noch bij Sacco, noch bij Vanzetti, was er iets van het geroofde geld gevonden; sinds 15 april was er in hun financiële situatie en in hun manier van leven niets veranderd; zij gingen op dezelfde wijze als voor 15 april naar hun dagelijks werk; Vanzetti als visventer, een beroep dat hem meer onafhankelijkheid gaf, hetgeen gewenst was daar hij sinds een grote staking van de Plymouth Cordage Cie in 1916, waarbij hij een leidende rol gespeeld had, als revolutionair agitator in de gehele streek bekend was en zeer moeilijk werk kon vinden. Ook Sacco bleef in de schoenenfa- | |
[pagina 183]
| |
briek. Zij hadden zich niet verborgen gehouden. Integendeel, op korte afstand van de plaats waar zij, op klaarlichte dag, een roofmoord zouden hebben gepleegd, waarvoor een premie was uitgeloofd van 25.000 dollar, organiseerden zij enkele weken later een openbare meeting. Het is onwaarschijnlijk, dat dit het gedrag zou kunnen zijn van mensen, die door de politie wegens roofmoord werden gezocht. En alleen een jury, die speciaal voor dit doel was uitgezocht, die valse getuigen had aangehoord, door de rechtbank in de belangrijkste punten misleid, door een officier van justitie in haar patriottische, anti-socialistische, en anti-vreemdelingen-gezindheid was opgezweept en tegen de beklaagden was opgeruid, met de woorden: Stand together, you men of Norfolk, kon het schuldig uitspreken. In het proces Sacco en Vanzetti is het niet alleen de houding van de jury, van het O.M., van de rechtbank, niet alleen de ‘gerechtelijke dwaling’, die verwondering moet wekken, maar veeleer nog de rechterlijke hardnekkigheid, waarmee rechter Webster Thayer geweigerd heeft het proces te doen herzien. Het Opperste Gerechtshof, waarbij de verdediging later in beroep ging, had overigens niet tot taak, schuld of onschuld van de veroordeelden te onderzoeken, maar alleen of de rechtbank haar bevoegdheden was te buiten gegaan. Over het verzoek tot herziening moest dezelfde rechter oordelen, van wie de verdediging getuigenverklaringen kon overleggen, dat hij in particuliere gesprekken over de beklaagden als anarchistische ‘bastards’ gesproken had, en dat hij deze ‘roden’ wel zou krijgen (‘get them, good and proper’). Sinds de uitspraak van de jury op 14 juli 1921 had de verdediging ononderbroken pogingen gedaan, een herziening van het proces te verkrijgen.Ga naar eindnoot34 Als een voorbeeld hoezeer de openbare mening op een revisie aandrong citeren wij hier een passage uit het beroemd geworden hoofdartikel van 26 oktober 1926 van de conservatieve Boston Herald, waarin op grond van de voornaamste motiveringen van | |
[pagina 184]
| |
de verdediging een herziening werd geëist: ‘Wij zijn van mening, dat Nicola Sacco en Bartolomeo Vanzetti niet mogen worden terechtgesteld op grond van het vonnis, dat op 14 juli 1921 door een jury is geveld. Wij weten niet, of deze mensen schuldig zijn of niet. Wij hebben niet de minste sympathie voor hun halfgare denkbeelden. Maar nu de maanden tot jaren zijn geworden, en het aanhoudend debat over deze zaak niet is geëindigd, is onze twijfel aan de juistheid van de veroordeling langzamerhand gerechtvaardigd gebleken en tegen onze zin hebben wij ons genoodzaakt gevoeld om ons oorspronkelijk oordeel te herzien. Wij hopen, dat het Opperste Gerechtshof een nieuwe behandeling van het vonnis zal toestaan op grond van de nieuwe bewijsstukken, die nog niet in een openbare rechtszitting zijn onderzocht. Als bij een nieuw proces de beklaagden opnieuw schuldig worden bevonden, zal dat oneindig veel beter zijn, dan wanneer de terechtstelling op grond van dit proces zal worden voltrokken. De lichte twijfel, die bij een groot aantal geduldige onderzoekers van deze zaak heerst, zal dan weggenomen zijn. En als Sacco en Vanzetti bij een tweede proces onschuldig zouden worden verklaard, zal ieder zich verheugen, dat er geen monsterlijke onrechtvaardigheid zal zijn begaan. Wij beweren dit, zonder enige rekening te houden met de persoonlijkheid van de beklaagden en geheel afgezien van de revolutionaire agitatie, waarvan we in 1921 zoveel hebben gehoord.’ Nadat rechter Thayer ieder verzoek tot revisie had verworpen, bekrachtigde hij op 9 april 1927 het vonnis, dat de jury op 14 juli 1921 had geveld, en stelde de terechtstelling vast in de week beginnende op 10 juli. De verdediging greep toen naar een van de laatste middelen en deed een beroep op Gouverneur Fuller, aan wie de wet van Massachusetts de bevoegdheid geeft een vonnis te herroepen als hij van oordeel is dat er een vergissing is begaan, of dat het proces niet op behoorlijke wijze is gevoerd. Sacco en Vanzetti richtten zich eveneens tot Gouverneur | |
[pagina 185]
| |
Reproductie van een zeefdruk van Ben Shan
| |
[pagina 186]
| |
Fuller met een verzoekschrift, niet om gratie, maar om recht. Zij drongen daarin aan op een openbaar onderzoek van hun zaak. Geschreven in de gevangenis te Dedham, en gedateerd 3 mei 1927 behelst dit uitvoerige verzoekschrift o.m. een kritische ontleding van alle bewijsgronden, waarop het vonnis is gebaseerd en van de houding van rechter en jury. Het is een uitzonderlijk document, zowel in de geschiedenis van dit proces als in de geschiedenis van de strijd tussen autoriteit en vrijheidsdrang. ‘Wij, Bartolomeo Vanzetti en Nicola SaccoGa naar eindnoot35, in eerste instantie op een aanklacht wegens moord ter dood veroordeeld, opgesloten in de gevangenis te Dedham, verzoeken u bij deze van de macht gebruik te willen maken, die u wordt verleend door de grondwet van Massachusetts, om alle feiten openlijk aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen, en het vonnis te vernietigen, indien u na de uitslag van dit onderzoek te hebben overwogen, meent naar overtuiging en geweten aldus te moeten handelen. Wij beschouwen het vermogen, mededogen te kunnen voelen, als een van de hoogste menselijke eigenschappen, maar op het ogenblik vragen wij niet om medelijden, maar om recht, en daarom hebben wij ook de vorm, die voor dergelijke petities is voorgeschreven, niet gebruikt. Het bevat het woord ‘gratie’ dat wij niet willen gebruiken, hoewel onze advocaat ons heeft uitgelegd, dat het woord niet noodzakelijkerwijze het begrip ‘vergeving’ insluit of een schuldbekentenis betekent. Maar wij willen ons op dit punt zo duidelijk mogelijk uitdrukken en willen zelfs de kans vermijden, verkeerd te worden begrepen. Onze advocaat heeft ons meegedeeld, dat wat wij hebben te zeggen, het vooroordeel tegen ons zou kunnen vergroten, maar in de eerste plaats wensen wij dat te redden, wat geen menselijke macht buiten onszelf ons kan afnemen, - ons vertrouwen en onze waardigheid - nu men ons bijna alles heeft ontnomen, wat mensen elkaar kunnen ontnemen. Dit verzoekschrift is in de eerste en de voornaamste | |
[pagina 187]
| |
plaats opgesteld met betrekking tot onze schuld. Wij hebben niets met de misdaad van South Braintree uit te staan. Ons instinct doet ons van een dergelijke misdaad walgen, en onze beginselen veroordelen haar. De enige schuld, die wij ons bewust zijn, is de schuld revolutionairen te zijn, die gevaar liepen gearresteerd te worden en dan te worden vastgehouden en doodgemarteld, zoals onze vriend Salsedo en anderen, die in handen van Mitchell Palmers handlangers waren gevallen. [...] Wij zijn anarchisten en hebben vertrouwen in het anarchisme, dat geen sekte of partij is, maar een filosofie, die als alle filosofieën de vooruitgang en het geluk van de mensheid nastreeft. Ons doel is de uiteindelijke opheffing van elke vorm van geweld en de grootst mogelijke vrijheid voor ieder en voor allen, door de vernietiging van elke vorm van onderdrukking en uitbuiting van de ene mens door de andere. Onze opvattingen en ons ideaal van het recht zijn gebaseerd op het beginsel van eigenwaarde en waardigheid van de mens en op de gelijkheid van alle mensen, waar het hun aanleg, hun rechten en plichten betreft. Wij noemen ons ‘libertairen’, wat in het kort wil zeggen, dat wij geloven, dat de hoogste menselijke vervolmaking alleen onder de grootst mogelijke vrijheid te bereiken is, en niet door dwang, en dat het slechte in de natuur van de mens en zijn gedragingen alleen kan worden opgeheven, door de oorzaken te verwijderen en niet door geweld, dat nog groter kwaad veroorzaakt, door het ene kwaad bij het andere te voegen. Wij zijn niet zo onnozel te geloven of te beweren, dat men alle menselijke instellingen in een dag zou kunnen veranderen. Alles verandert geleidelijk. Maar wij zijn van oordeel, dat er verandering moet komen, en wel in de richting van groter vrijheid en niet van groter dwang. Daarom zijn wij tegenstanders van iedere vorm van gezagscommunisme en autoritair socialisme, want daardoor zou de menselijke geest nog maar sterker getekend worden door de ketenen | |
[pagina 188]
| |
van de dwang. En om diezelfde reden zijn wij tegenstanders van het tegenwoordige systeem, dat op dwang berust. Daar dit onze overtuiging en ons doel is, keren wij ons altijd weer tegen alle dwang, want wij geloven, dat alleen in vrijheid en in de strijd voor vrijheid de mens zich de rijpheid tot de vrijheid zal verwerven, en daarom bestrijden wij iedere vorm van privilege, omdat privileges heersers en slaven kweken en gebondenheid voor allen, onrechtvaardigheid, strijd en broedermoord onder de mensen. Om deze opvattingen worden wij buiten de wet gesteld en uit de maatschappij gestoten, waarin zoveel medemensen leven, met wie wij zouden kunnen samenwerken en die wij niet wensen te haten. Onze denkbeelden zijn niet nieuw. In de een of andere vorm hebben zij het menselijk denken in het Westen, en daardoor de geschiedenis, sinds minstens tweeduizend jaar beïnvloed. Onder de vertegenwoordigers van de nieuwere tijd behoren mensen als William Godwin, Shelley, Carlo Pisacane, Proudhon, Reclus, Kropotkin, Bakoenin en in zekere zin Tolstoi, Flammarion, Malatesta, Galleani, en in uw eigen land Tucker en andere hoogstaande intellectuelen en edele mensen. De grote filosoof Ernest Renan heeft gezegd, dat Christus een ‘politiek anarchist’ was. Zoals u zult weten betekent het woord ‘anarchie’ letterlijk het ontbreken van een regering, en is een ‘anarchist’ iemand, die niet in het gezag of in de heersende wet gelooft [...] Wil op de positieve zijde van deze ontkenning letten. Welk een scheppende kracht ligt erin. Voor een volledige bibliografie van ons politieke credo verwijzen wij u naar het artikel van Peter Kropotkin in de Encyclopedia Britannica, en als u de mogelijkheid en het typerende ervan wilt leren kennen, verwijzen we naar de essays Politics en The State van Ralph Waldo Emerson. Wij kunnen niet ontkennen, dat er gewelddaden zijn gepleegd door mensen, die zich anarchisten noemen, en soms door mensen, die het recht hadden zich zo te noemen. Maar | |
[pagina 189]
| |
ze werden er door vervolgingen uit zelfverdediging toe gedwongen, of er door geweld, onderdrukking en onverdraagzaamheid van de zijde der machthebbers toe gebracht. Zij werden bewogen door eerlijke bedoelingen, die voortsproten uit hun diepe ontvankelijkheid voor het lijden der mensen, en door het besef van hun onmacht, op een andere wijze het onrecht te herstellen dat hen, hun kameraden, en het volk wordt aangedaan. In één woord, het geweld der onderdrukking heeft het geweld der verdrukten tot zelfverdediging uitgelokt. In principe zijn wij tegen het geweld, waarin wij de ergste vorm van dwang en gezag zien. Wij zijn het met Garibaldi eens, dat “alleen slaven het recht hebben, geweld toe te passen, om zich te bevrijden; dat alleen het geweld, dat bevrijdt, gewettigd is”. Vóór onze arrestatie hebben we twaalf jaar in dit land gewoond, als ijverige, eerlijke mensen, zonder een enkele gewelddaad te plegen. Waar geweld gebruikt is, is het tégen ons, en niet dóór ons gebruikt. Wij zijn niet verantwoordelijk voor de vele theorieën, die wij onjuist achten, en die met de naam van onze overtuiging worden aangeduid. Wij zijn bereid te lijden en te sterven voor onze overtuiging, maar niet voor de lage, verachtelijke misdaad van South Braintree. Men zegt, dat uw instellingen, op een openbare, onpartijdige rechtspraak zijn gebaseerd. Dat kan niet worden staande gehouden, als nu geheime mededelingen de plaats kunnen innemen van een openbaar onderzoek. Het verlies van de eerbied, die het zekere resultaat zal zijn van niet hersteld onrecht, zal het prestige van uw rechtbanken ondermijnen. Hierom, en omdat wij beseffen, hoeveel tijd en werk het kost, de zaak waarop wij uw aandacht willen vestigen, grondig te behandelen, dringen wij er eerbiedig op aan, dat u, als u onze beweringen niet mocht vertrouwen, een voorlopig openbaar onderzoek in onze zaak gelast door bekwame, onbevooroordeelde mensen. | |
[pagina 190]
| |
De uitslag is niet overtuigend, indien het onderzoek niet in het openbaar plaats vindt, zodat een ieder kan weten, welke klachten tegen ons worden ingebracht. Maar wij zouden niet willen, dat u hieruit zoudt afleiden, dat wij om gratie hadden gevraagd, of om iets anders dan om recht, of dat wij ons leven zouden willen rekken ten koste van onze principes en ons zelfrespect. Ter dood veroordeelden mogen openhartig zijn. Wij willen u niets opdringen, dat beledigend of ongeloofwaardig zou schijnen, maar op de lange duur hebben de slachtoffers van een rechterlijke onrechtvaardigheid daar minder onder te lijden dan de regering, die het vonnis voltrekt. Wij kunnen slechts eenmaal sterven, en die pijn duurt maar een ogenblik, maar de feiten die de onrechtvaardigheid inhouden, kunnen niet worden weggewist. Zij worden niet vergeten, en in de loop der jaren zullen zij het geweten verontrusten van hen, wier onverdraagzaamheid ons heeft ter dood gebracht, tot in het verre nageslacht. Een vergissing in de toepassing van het recht is een tragedie. Bewust onrecht is een laagheid. Gouverneur Alvan T. Fuller, wij hebben zeven jaar lang in de gevangenis gezeten, beschuldigd van een misdaad, die wij niet hebben begaan, wachtend op het noodlot, dat iedere dag nader komt. Misschien kunt u beseffen, wat dit voor ons betekent. En beseft u wel, wat het voor Sacco's vrouw en kinderen betekent, en voor Vanzetti's familie in Italië? Het is, meer dan onze naderende dood, het verdriet dat zij, die ons lief zijn, deze zeven jaren hebben doorstaan en de veel grotere smart, die hen nog te wachten staat, dat ons het diepste leed veroorzaakt. En toch vragen wij geen genade, maar recht. Hun ellende noch de onze willen wij doen gelden als reden voor uw officiële daad. Alleen menen wij, dat dit leed voor u een aanleiding zou kunnen zijn om zo omzichtig en onbevooroordeeld mogelijk de beide grondslagen van ons verzoekschrift te overwegen: dat wij onschuldig zijn, en dat wij een unfair proces hebben gehad.’ | |
[pagina 191]
| |
Aan de voornaamste eis van dit verzoekschrift, een openbaar onderzoek, werd met voldaan. Wel benoemde gouverneur Fuller een commissie van drie ‘achtenswaardige’ mannen, om deze zaak te onderzoeken, en hem advies te geven voor zijn besluit.Ga naar eindnoot36 Zodra het bekend was, dat het onderzoek niet in het openbaar zou plaats vinden, gingen Sacco en Vanzetti als protest in hongerstaking. Het doodvonnis waarvan de voltrekking in juli was vastgesteld, werd door gouverneur Fuller opgeschort tot 10 augustus. Op 4 augustus werd de beslissing van Fuller bekend. ‘Ik ben met de jury van mening’, aldus de conclusie, ‘dat deze mannen Sacco en Vanzetti schuldig zijn en dat hun proces op faire wijze is gevoerd. Verder ben ik van mening, dat er geen voldoende gemotiveerde reden is voor een nieuw proces.’ Toen deze beslissing aan Sacco en Vanzetti werd bekend gemaakt, schreef Vanzetti: ‘Gouverneur Alvan Fuller is een moordenaar, zoals Thayer, Katzmann, de meinedige getuigen van het O.M. en alle anderen. Hij heeft mij broederlijk de hand geschud, en mij de indruk gegeven, dat hij eerlijke bedoelingen had. Nu beledigt en vermoordt hij ons, terwijl hij de bewijzen van onze onschuld niet kent of verloochent. Wij zijn onschuldig. Dit is een oorlog van de plutocratie tegen de vrijheid, tegen het volk. Wij sterven voor de anarchie. Leve de anarchie!’ Sacco schreef: ‘Beste vrienden en kameraden. In de dodencel horen wij juist van het verdedigingscomité, dat gouverneur Fuller besloten heeft, ons op 10 augustus ter dood te doen brengen. Wij zijn niet verwonderd over dit besluit, omdat wij weten, dat de kapitalisten-klasse tegenover trouwe soldaten der revolutie wreed is en geen genade kent. Wij zijn trots op onze dood en zullen sterven zoals alle anarchisten gestorven zijn.’ Toen de verdediger William J. Thompson het besluit vernam, legde hij de verdediging neer. In zijn uitvoerige motivering leest men o.a.: ‘Het oordeel in deze zaak laten wij nu over aan de mensheid. Wij leggen onze verantwoordelijkheid neer. Wij zijn niet in staat, kritiek uit te bren- | |
[pagina 192]
| |
gen op het rapport van het adviescomité, dat de gouverneur moest voorlichten, omdat men ons niet heeft toegestaan het te zien. Wij zijn niet in staat, een oordeel uit te spreken over de bewijsstukken, die men aan dit comité heeft voorgelegd. In onze pogingen zijn wij niet geslaagd. Wij hadden geen enkel ander motief, om ze te wagen dan de wens, dat deze twee mensen, die wij onschuldig achten, recht zou worden gedaan, terwijl wij van oordeel waren, dat zij geen fair proces hadden gehad in de enig juiste betekenis van dit woord.’Ga naar eindnoot37 Nog tijdens zijn onderzoek ontving Fuller van veertien alibigetuigen de volgende verklaring: ‘Wij, ondergetekenden, die getuigenis hebben afgelegd van het alibi van Nicola Sacco en Bartolomeo Vanzetti, vestigen eerbiedig de aandacht van Uwe Excellentie op de betekenis die uw beslissing voor ons heeft. Indien u Sacco en Vanzetti niet in vrijheid stelt, beschuldigt u ons daardoor van meineed. Volgens de wet zijn wij als meinedigen strafbaar. Terwille van de waarheid en de rechtvaardigheid verzoeken wij u, mocht uw beslissing ten nadele van Sacco en Vanzetti uitvallen, ons te arresteren en aan te klagen wegens meineed.’ Op rechtvaardigheid en waarheid kon door het hoofd van een staat geen prijs worden gesteld, waarvan de justitie-organen in samenwerking met die van de regering van Washington de onwettigheid tot wet hadden verheven en wiens onafwijsbare plicht het was een welberaamde moord te sanctioneren en te volvoeren. Nimmer heeft een vonnis zulk een protest in de gehele wereld wakker geroepen als dit. Noch de vijfvoudige moord in 1887 op de anarchisten van Chicago, noch de lage moord van het spaanse klerikale monarchisme op de vrijdenker, pedagoog en anarchist Ferrer, noch de Dreyfus-affaire, heeft over de gehele wereld een zó grote protestbeweging gewekt als deze zaak, die zowel in haar wetteloosheid alle voorbeelden van klassejustitie overtreft, als in haar hardnekkig- | |
[pagina 193]
| |
heid en koelbloedige wreedheid allen heeft ontzet.Ga naar eindnoot38 Het heeft weliswaar zeven jaar geduurd, eer de protesten van enkelen en de actie van minderheden gegroeid zijn tot een wereldprotest, dat in de laatste weken voordat dit proces een tragisch einde vond, een zodanige onrust heeft gebracht, dat men welhaast van een wereldpaniek kon spreken. Reeds op 31 oktober 1921 deed Anatole France een beroep op het amerikaanse volk: ‘De dood van Sacco en Vanzetti zal hen tot martelaren maken, en u met schaamte overladen. Dat is een onvergetelijke en niet uit te wissen misdaad, die geslachten lang op u zal drukken. Redt Sacco en Vanzetti, ter wille van uw eer, van de eer uwer kinderen, en voor de nog ongeboren generaties.’ De kern van deze zaak is niet dat er een gerechtelijke dwaling is gepleegd, maar de kern is een dwaling van het recht, van het rechtsysteem. Sacco en Vanzetti zijn niet onschuldig veroordeeld voor een misdaad, die zij niet hebben begaan, zij zijn gearresteerd wegens een misdaad, waarvan degenen, - beëdigde beambtenverklaringen hebben het bewezen - die aan het tot stand komen van dit vonnis medewerkten, hen zelfs niet verdáchten. Zij zijn niet alleen veroordeeld omdat de jury tegen revolutionairen bevooroordeeld was, maar de gehele machinatie van het proces is gevoerd, omdat zij revolutionairen, omdat zij anarchisten waren, die uit de weg moesten worden geruimd. Daarom moesten zij schuldig verklaard worden aan een delict, opdat dit langs ‘wettelijke weg’ kon geschieden. Het proces van Sacco en Vanzetti was niet een proces met een ongegronde aanklacht, met onbetrouwbare getuigen, en een vergissing van een jury, maar het was een frame-up, die vast stond vanaf het eerste ogenblik toen zij wegens roofmoord werden aangeklaagd. Door de wijze waarop deze frame-up is ontmaskerd, is het geval Sacco en Vanzetti zonder precedent en wordt tevens verklaard waarom het juist in dit geval zulk een belangstelling heeft gewekt en een wereldprotest heeft | |
[pagina 194]
| |
ontketend. Hierin moet ook de verklaring worden gezocht waarom er geen gratie kon worden verleend, waarom de doodstraf niet in gevangenisstraf kon worden veranderd, waarom er geen herziening kon worden toegestaan. Een gerechtelijke dwaling kan worden hersteld, een onschuldige kan worden vrijgesproken, een proces kan worden herzien - het recht is een menselijke instelling en rechters zijn niet onfeilbaar -, maar niet herzien kan worden een door het gehele rechtsapparaat georganiseerde en gesanctioneerde frame-up. Iemand die men wettelijk wil lynchen, kan niet worden begenadigd; hij kan alleen aan het lynchinstituut van de staat worden ontrukt. Sacco en Vanzetti hebben geweten, en uitdrukkelijk verklaard, dat niemand anders hen kon redden dan een arbeidersbeweging, die de strijd aanbond tegen het gehele instituut van de staat. Maar zij, die de slachtoffers waren van de frame-up, wisten beter dan iemand anders, waarom de staat hen niet los zou laten. ‘Zij zullen ons nog na vijftig jaar vermoorden’, schreef Vanzetti, ‘na vijftig jaar gevangenis, wanneer het hun niet mogelijk is, het eerder te doen.’ Kort na middernacht van de 22ste augustus 1927 vond te Boston de terechtstelling van Sacco en Vanzetti plaats, door middel van de electrische stoel. Mogen al degenen, die Sacco en Vanzetti eren om de heldhaftigheid, waarmee zij deze jaren, in de schaduw van de dood, hebben doorstaan, om de trouw, waarmee zij de zaak van hun klasse en hun ideaal van het anarchisme hebben gediend, om hun bovenmenselijk heroïsme, waarmee zij de dood zijn ingegaan, mogen al diegenen trachten te begrijpen, wat de oorzaak is geweest, waarom deze twee italiaanse arbeiders, die de oorlog verafschuwden en die in hun nieuwe vaderland streden voor betere levensvoorwaarden van de arbeidende klasse en voor een maatschappij van meer vrijheid en menselijkheid, waarom Sacco en Vanzetti moesten sterven, waarom en door wie zij zijn vermoord.
1927 |
|