| |
| |
| |
De Rijksdagbrand
Of het na het nu nog hangende proces mogelijk zal zijn een definitief oordeel te vellen over de dader en de omstandigheden van de Rijksdagbrand, zal men weldra weten. Vast staat in ieder geval, dat de dader geen provocateur is en dat de mede aangeklaagde communisten onschuldig zijn. De vreemde houding die Van der Lubbe aanneemt en die een tragische wending geeft aan dit sensationele proces en deze gehele zaak, laat te veel hypothesen toe om de onopgehelderde vragen bevredigend te kunnen beantwoorden. Waarom zwijgt hij? Het is een mysterie. Waarom gebruikt hij niet de tribune van de rechtzaal te Leipzig, van waar hij tot miljoenen kan spreken, voor de propagandistische rede, waar iedereen op wacht, die men van een revolutionair verwacht en die weliswaar zijn daad niet zou kunnen rechtvaardigen, maar zijn motieven zou verklaren? Maar zelfs: al zou hij spreken - het kan het oordeel over de daad zelf niet meer wijzigen. Dit oordeel staat vast. Deze daad was waanzinnig. Zij had geen revolutionaire en geen propagandistische betekenis. En wanneer er zulk een afgrond is tussen het beoogde doel en de werking, als in dit geval, dan kan zelfs de openlijke verklaring van de motieven, achteraf, geen propagandistische betekenis meer hebben. Want niet, dat de dader gehoord, maar dat de daad begrepen wordt, niet dat de dader spreekt, maar dat de daad vanzelf spreekt, althans voor zichzelf spreekt, is de beslissende maatstaf voor het al of niet rechtvaardigen van een terroristische daad.
Voor een ieder, die niet blind en verblind is en ook maar
| |
| |
het geringste inzicht heeft in de politieke machtsverhoudingen in Duitsland in de dagen, die onmiddellijk aan de 5de maart voorafgingen, staat het vast, en stond het van te voren vast, dat een daad als deze niet anders kon werken dan ze gewerkt hééft. Bij de gegeven politieke constellatie kon ze slechts de fascistische greep naar de macht versterken en versnellen. Scherp en zonder omwegen gezegd: de 27ste februari de Rijksdag in brand te steken was een contra-revolutionaire daad.
Toen Hitler op het toneel van de brand verscheen moet hij gezegd hebben: ‘Dit is een door God gegeven signaal.’ Ik twijfel er niet alleen aan, dat Hitler in dit geval meende wat hij zei, maar ook dat hij van zijn standpunt volkomen gelijk had dit te zeggen.
Als protestdaad tegen de verparlementarisering der duitse arbeidersbeweging, die haar naar de afgrond heeft geleid, kon ze door de brede massa's niet worden begrepen. Als signaal voor een revolutionair verzet kwam ze op dat ogenblik niet meer in aanmerking. De verdedigers van deze daad mogen toch aannemelijk maken, dat de duitse arbeiders de betekenis ervan zouden hebben begrepen en dat deze daad revolutionerend zou hebben gewerkt! Men moge aantonen, dat één arbeider door deze daad, op zijn marxistische dwaalwegen is teruggekomen en op de 5 de maart niet naar de stembus is gegaan. Hetzij dan dat hij door de terreur, waarvoor de Rijksdagbrand het signaal was, daarin verhinderd werd... Men loochene, dat de algemene opvatting onder de arbeiders onmiddellijk is geweest: dit is een provocatie.
Men heeft de naïeve vraag gesteld of Hitler zonder de Rijksdagbrand soms niet aan de macht zou zijn gekomen. Zonder twijfel, de overwinning van het fascisme was niet meer af te wenden. De noodlottige loop der gebeurtenissen was niet meer te keren. De arbeidersbeweging was reeds verslagen. De nederlaag was bezegeld, toen ze zich voor de zesde maal in het jaar opmaakte om naar de stembus te
| |
| |
gaan. Maar men moet eenvoudig historische feiten negeren, men moet volkomen onwetend zijn over de politieke situatie in de dagen, die aan de verkiezing voorafgingen, om te kunnen loochenen, dat de meerderheid, die de regering kreeg zonder de brand mogelijk geweest zou zijn; om te loochenen, dat de brand, die het signaal was voor de fascistische storm, de terreur in deze omvang pas mogelijk heeft gemaakt en een reeks van catastrofen heeft veroorzaakt, die anders zouden zijn vermeden. De verdedigers van Van der Lubbe willen het doen voorkomen alsof deze ‘antiparlementaire’ terroristische daad een stoot zou geven of gegeven hebben tot een nieuwe gezindheid in de arbeidersbeweging en in deze geest inspirerend zou hebben gewerkt. Wij verklaren dit ronduit voor ficties. Inderdaad: een nieuwe strijdwijze is noodzakelijk en het ontstellende en onherstelbare bankroet der beide marxistische partijen zou aanleiding moeten zijn voor de arbeidersklasse internationaal om haar taktiek en politiek te herzien, wil zij nieuwe nederlagen, die anders onvermijdelijk zijn, voorkomen.
De historische waarheid is echter jammer genoeg deze: dat er van zulk een herziening der strijdmethoden, dat er van een nieuw socialistisch inzicht weinig te bespeuren valt.
Wanneer degenen, die de terroristische daad van de 27ste februari verdedigen beweren, en overigens ten onrechte, dat men deze daad alleen dáárom een provocatie heeft genoemd, omdat de marxistische partijen een ‘zondedebok’ wilden vinden om de verantwoordelijkheid van hun eigen verraad en lafheid af te wenden, dan zeggen wij: wanneer er op het ogenblik zo weinig van te merken is, dat de arbeidersklasse de consequenties van de volslagen ineenstorting van de duitse arbeidersbeweging trekt, wanneer zij zich nog steeds laat misleiden door dezelfde partijpolitiek, die ook in andere landen tot de ondergang zal leiden, dan is dat wellicht mede te danken aan de brandstichting, die als rookgordijn kon dienen, waardoor de ware oorzaken
| |
| |
van de nederlaag konden worden verduisterd.
Wie wil, dat de arbeidersklasse van de duitse tragedie leert, wie de politiek, die tot de ondergang heeft geleid wil ontmaskeren, zal dit dan ook moeten doen, ondanks en niet dankzij de daad van Van der Lubbe. Want de ware oorzaken van de overwinning van het fascisme kunnen door de brand slechts worden verduisterd en niet verhelderd. Daarom kere men zich, méér dan tegen Van der Lubbe, allereerst tegen de Van der Lubbes.Ga naar eindnoot39
1933
|
-
eindnoot39
- Dit artikel werd geschreven voor het einde van het 44 weken durende proces te Leipzig, dat eindigde met de ter dood veroordeling van Van der Lubbe (23 december 1933). Hij werd op 10 januari 1934 door de beul (gekleed in rok, met hoge hoed en witte handschoenen) onthoofd.
Dat Van der Lubbe de brandstichter was, is evident, eveneens dat men van een justitionele moord mag spreken vanwege de vage implicaties in het vonnis van hoogverraad, gebaseerd op niet geidentificeerde medeplichtigen en op grond van een wet, die, in strijd met alle rechtsbeginselen, van kracht werd nadat het misdrijf was gepleegd en met terugwerkende kracht (voor de tijd van 30 januari tot 27 februari 1933).
Marinus van der Lubbe behoorde in Nederland (nadat hij korte tijd lid was geweest van de Communistische Partij) tot of sympathiseerde met de ‘Groepen van Internationale Communisten’ (Radencommunisten). Door de Nazis werd hij beschuldigd een werktuig te zijn van de Communistische Partij, resp. de uitvoerder van een internationaal communistisch complot; de communisten beschuldigen hem ervan een handlanger te zijn van de Nazis. Bij zijn eerste ondervraging verklaarde hij naar waarheid geen helpers te hebben gehad, in de Rijksdag niemand te hebben aangetroffen en zijn daad te hebben begaan als een protest tegen de passiviteit van de duitse arbeidersklasse tegen de dreigende fascistische dictatuur. (Hitler was overigens reeds sedert 30 januari het hoofd van de regering.)
De poging van de Nazis om Van der Lubbe als een werktuig van de communisten te maken, werd door niemand in de wereld geloofd en liep ook tijdens het proces op een armzalig fiasco uit, mede dank zij het heldhaftige en briljante optreden van de gearresteerde bulgaarse communist Dimitrof (na de oorlog hoofd van de regering in Bulgarije van het comité exécutif van de Komintern). De poging van de communisten om Van der Lubbe als werktuig van de Nazis voor te stellen had meer succes. Het door de communisten reeds in 1933 gepubliceerde Braunbuch trachtte te bewijzen dat de brandstichting door de nationaal-socialisten, hetzij door Goering, hetzij door Goebbels was beraamd en dat Van der Lubbe in opdracht van of in overleg met de Nazis had gehandeld. (Braunbuch I, p. 62). Ook in niet communistische kringen werd deze these algemeen aangehangen. Dit is verklaarbaar. Op de normale vraag, wie bij een mysterieuze misdaad belang heeft, kon in dit geval slechts geantwoord worden: de Nazis. Nog in dezelfde nacht van de Rijksdagbrand begonnen de massa-arrestaties; de volgende dag, 28 februari, werden alle grondrechten buiten werking gezet, de arbeiderspers verboden, en begon de terreur van de staat en de straat. Het Braunbuch dat een grote verbreiding vond, mede dank zij het feit dat hier voor de eerste maal vele documenten over de nazi-terreur werden gepubliceerd, hing, wat Van der Lubbe betrof, zoals later zou blijken, van vervalsingen aan elkaar. Het Roodboek (Roodboek. Van der Lubbe en de Rijksdagbrand. Publicatie van het Internationaal Van der Lubbe-Comité. Amsterdam, Internationaal Uitgeversbedrijf, [1933]) - een der schrijvers was Maurits Dekker - weerlegde verschillende beschuldigingen. Het boek vond slechts geringe verbreiding. Een systematische ontrafeling van de leugens en vervalsingen van het Braunbuch vindt men in het standaardwerk over de Rijksdagbrand. (Fritz Tobias, Der Reichstagbrand, Legende
und Wirklichkeit, 1962, p. 158-304).
Er is voor zover het Van der Lubbe betreft geen probleem en geen mysterie. Zijn vreemde houding tijdens het proces is voldoende verklaard door het feit dat het zo goed als zeker is, dat hem verdovende middelen zijn toegediend en buitendien door zijn geesteshouding, die door Igor Cornelissen als volgt is geresumeerd: ‘Het is moeilijk om zelfs maar bij benadering vast te stellen wat er in Van der Lubbe al die maanden van het proces is omgegaan. Hij heeft gedacht dat proces en vonnis spoedig zouden komen. Hij vreesde de dood niet, daar ging het niet om. Maar de loop van het proces, de tientallen constructies, die allemaal ontkend moesten worden - dat ging zijn bevattingsvermogen te boven. Hij had al zovele malen bevestigd dat hij de brand had gesticht en niemand anders. Waartoe diende dit krankzinnige proces waarbij mensen werden beschuldigd die hij in zijn leven nog nooit had gezien? Men moet niet vergeten dat - vreemde beeldspraak - Van der Lubbe tussen twee vuren stond: de nazisten wilden hem ertoe dwingen te verklaren dat Dimitrof en de andere communisten medeschuldig waren; de communisten van hun kant (in het Bruinboek 1 en 2 o.a.) beweerden dat hij een handlanger van de Nazi's was, en zij probeerden te bewijzen dat hij in de dagen voor de brand contact had gehad met nationaal-socialistische arbeiders met wie hij het plan besproken zou hebben.’ (‘De Rijksdagbrand’ Vrij Nederland, 19 februari 1966.)
De veelvuldig geuite bewering dat de Nazi's - ook zonder dat Van der Lubbe daarvan op de hoogte behoefde te zijn - aan de brandstichting hebben deelgenomen is niet bewezen. Mede op grond van verklaringen van brandweerexperts wordt door Tobias deze opvatting weerlegd.
Ook een tegengestelde opvatting impliceert nog niet een andere beoordeling van de motieven of van de daad van Van der Lubbe. Dat was zelfs de mening van Dimitrow, die tijdens en na het proces de opvatting huldigde, dat de Nazi's de brand hadden georganiseerd; zijn conclusie is echter: ‘Van der Lubbe is een onbewust misbruikt werktuig in de handen van de Nazi's geweest, die zich van hem hebben bediend voor hun politieke provocaties’. (De Tribune van 28 april 1934, geciteerd door Cornelissen.)
Al met al, na alles wat er tijdens het proces is bekend geworden en de omvangrijke litteratuur over de schuldvraag sindsdien, is er voor mij geen reden mijn opvatting over de daad als zodanig te corrigeren. (Overigens wees indertijd de ‘Groep van internationale Communisten’ de daad van Van der Lubbe om dezelfde redenen af in tegenstelling tot een andere raden-communistische groep die zich om het blad ‘Spartacus’ groepeerde.)
Niet iedere terroristische daad is af te keuren. In tegendeel, tegenover geweld en terreur is geweld en terreur niet steeds verwerpelijk, maar veelal gerechtvaardigd en soms doelmatig. De ‘helaas’ mislukte aanslag op Hitler op 20 juli 1944 door Graaf Claus von Staufenberg was dit bijvoorbeeld en had ook, indien de aanslag was gelukt, de gevolgen kunnen hebben die er mee waren bedoeld. Toen de Oostenrijkse sociaal-democraat, Friedrich Adler, de latere secretaris van de Socialistische Arbeiders-Internationale, in 1916, de oostenrijkse ministerpresident Stürghk doodschoot werd deze daad door veel van zijn geestverwanten, ondanks de waardering voor zijn moed en zijn motieven om politieke redenen veroordeeld.
Henriëtte Roland Holst sprak over ‘ontoereikend revolutionair inzicht’ en Anton Pannekoek schreef ‘een terroristische daad heeft alleen dan waarde [...] als hij de massa's wekt en in beweging vermag te brengen’.
De motieven die Van der Lubbe tot zijn daad dreven respecteer ik en ik deel deze. Maar ook nu, na 33 jaar, ben ik van mening dat onder de gegeven omstandigheden, i.c. de 27e februari 1933 te Berlijn zulk een terroristische daad om politieke redenen te verwerpen was omdat van tevoren vaststond dat de gevolgen niet anders konden zijn als zij zijn geweest.
|