die het asylrecht hadden geschonden en politieke vluchtelingen, wier misdaad het was dat zij reeds vóór de 10de mei enkele bezwaren tegen het Hitler-regiem hadden gehad en voor de Gestapo hadden moeten vluchten, over de grens hadden gezet.
Toen de ministers na enige verwarring in Londen waren gearriveerd om daar hun beproefde strijd tegen het Hitlerisme voort te zetten, voelden ze zich in den beginne weinig op hun gemak. De stad was ook zo veel drukker dan Interlaken, waar men gewoon was de zomervacantie door te brengen en men was ook nog wat onwennig met de vreemde taal. Gelukkig werden ze onmiddellijk gechaperonneerd door de invloedrijke en minder weltfremde heren van de te Londen zetelende grote nederlandse concerns.
Men had uit Den Haag een flinke dosis défaitisme meegebracht, maar onder invloed van het engelse milieu verminderde dit langzamerhand. Alleen de van huis uit koppige minister-president bleef een onverbeterlijk Pétainist en voelde er meer voor het met Hitler maar op een accoordje te gooien. Onder het voorwendsel van een reis naar Batavia, dook de ex-premier dan op een goede dag via Lissabon in het door de vijand bezette vaderland op. ‘Good bye, Mr. Churchill’, zei jonkheer De Geer, maar noblesse oblige, zegt het spreekwoord.
Ook was er mr. Van Kleffens, enkele maanden tevoren tot minister benoemd, na twintig jaar op het ministerie van Buitenlandse Zaken werkzaam te zijn geweest. Nu is een ambtenaar natuurlijk niet verplicht tot politieke profetie, maar wat moet men zeggen van het politieke inzicht van iemand, die in de zomer van 1939 van mening was, dat er geen vuiltje aan de lucht was?
Maar laten wij onze huidige ambassadeur te Washington zelf aan het woord:
‘Wat scheen op oorlog te wijzen, behalve de kolommen buitenlands nieuws in de couranten... Hollandse tulpen bloeiden als in voorgaande rustige jaren. Het leven scheen in-