Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De taal van Stijn Streuvels. Deel 1. Het woord bij Streuvels (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van De taal van Stijn Streuvels. Deel 1. Het woord bij Streuvels
Afbeelding van De taal van Stijn Streuvels. Deel 1. Het woord bij StreuvelsToon afbeelding van titelpagina van De taal van Stijn Streuvels. Deel 1. Het woord bij Streuvels

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.44 MB)

Scans (16.28 MB)

XML (1.02 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

proefschrift


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De taal van Stijn Streuvels. Deel 1. Het woord bij Streuvels

(1970)–Hubert Lemeire–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 220]
[p. 220]

10. Het Voegwoord.

1. Op p. 55 en 56 werd gezegd dat Streuvels in zeer veel gevallen het voegwoord vervangt door de dubbele punt of door de gedachtenstreep. Bijna alle door Streuvels gebruikte voegwoorden zijn nevenschikkende; onderschikkende komen haast niet voor. Streuvels stapelt zijn zinnen en zinsneden op, breidt ze uit, lengt ze aan. Zie hierover meer op p. 47 (bij de bespreking van de interpunctie) en op p. 539 (woordverbindingen).

 

2. Opmerkelijk is de voegwoordelijke uitdrukking ‘zonder dat’, waar, onder invloed wellicht van het voegwoordelijk bijwoord ‘zonder’, het tweede element ‘dat’ weggelaten wordt.

 

Enkele voorbeelden:

 

‘Zonder ze wist wat er in haar gebeurde of veranderde, werkte de nieuwe toestand bijzonder sterk op Schellebelle’ (Vlaschaard, 103)
‘Zonder zij 't zelf besefte was er voornamelijk baatzucht gemoeid in Hélène's genegenheid’ (Blijde Dag, 102)
‘Zonder er over gesproken wordt, laat zij ineens hare bezigheden’ (Prutske, 212)
‘Toen ze uit de koude lucht plotseling in de warmte gekomen was, werd het meisje al gauw overdaan door den vaak en zonder ze 't wist, was ze, met een koekeboterham in de hand, bij tafel ineengezonken en zonder ze 't eens gewaar werd, opgepakt, naar bedde gedragen en warm toegedekt’ (Kerstvertellingen, 61)
‘Zonder er bekentenissen gedaan werden, zag Alma hoe de jongere zusters en de postulanten door de drie ouden soms openlijk vernederingen moesten onderstaan’ (Alma, 140)
[pagina 221]
[p. 221]
‘Al op één keer, doch zonder er iets uitlekte waarvoor of waarom, vernamen de mensen op 't dorp dat Leonietje Glabeke uit haren dienst weg was’ (Levensbloesem, 265)
‘Het doet daar zijn werking zonder ge 't gewaar wordt’ (Beroering, 309)
‘Ze gerochten groot gegroeid zonder ze 't zelf wisten of gewaarwerden’ (Dodendans, 14)
‘Ze bleven hier trantelen en rondkijken zonder er ievers entwat levends verroerde’ (Dagen, 326)
‘Haar gevoel was, zonder ze 't wist, zonder ze 't wilde: een soort van behagen en tevredenheid geweest’ (Dorpsgeheimen, 31)
‘Het overviel hem zonder er tijd was te overleggen dat hij kwaad handelde’ (Langs Wegen, 79)
‘Dan ontspande haar gemoed, zonder zij de reden bekennen wilde van dat overdadig verdriet’ (Minnehandel, 94)
‘Waar de kerels en meiden bijeen gedanst hadden, was het leeg nu en verlaten, zonder er nog een levend wezen naar kijken kwam’ (Avonden, 329)
‘Alzo konden, zonder ze ginder beneden er iets van gewaar werden, Knudde's koeien den nood wel verhaaien tot er water uit de lucht zou vallen’ (Zomerland, 262)

 

3. Opmerkelijk is ook het gebruik van ‘om’, met redengevende betekenis, onder invloed van het Frans.

 

‘Eensdeels kwamen die dingen hem bekend voor, om er alle dagen in verzompeld geweest te zijn’ (Werkmensen, 324)
‘Miete's twee zoons - Naarden en Elias - die kende hij beter, om ze in de herbergen 'doende te zien’ (Levensbloesem, 251)
[pagina 222]
[p. 222]
‘Dat bracht hem 't besef van 't geen hij voortijds nooit gewaardeerd had, om er van genoten te hebben gelijk een vis in 't water’ (Waterhoek, 90)
‘Dorpspolitiek, tweestrijd lagen hem nog zwaar op 't gemoed, om die dingen meegemaakt te hebben’ (Beroering, 411)
‘Ik genoot van de streek, van de bijzonderheden langs de baan die ik herkende om ze bij de vroegere fietstochten gezien te hebben’ (Herinneringen, 158)
‘Hij bleef er poenderen in de warme gezelligheid, met 't genot eigen aan den Zaterdagavond, en smaakte de deugd om alles net opgekuist te zien’ (Dorpsgeheimen, 145)
‘Alientje was dit alles tot in de bijzonderheden goed bekend om er zoveel keren achteloos doorgeslenterd te hebben’ (Dorpsgeheimen, 236)
‘Al wat komen moest, kende hij reeds om er van genoten en geproefd te hebben’ (Dorpsgeheimen, 317)
‘Schietpoeder hadden zij nooit in hun bezit, of in handen gehad, ternauwernood kenden zij het om 't van ver gezien te hebben’ (Najaar, 458)
‘Die dorpen wist hij enkel bij naam om ze nooit gezien te hebben’ (Langs Wegen, 42)
‘Met heldere, welluidende stem en diep gevoel, zong zij het “Liefdelied” dat zij kenden om het henderden keren gehoord te hebben’ (Minnehandel, 25)

 

Dit gebruik komt in alle werken voor, maar in ‘Langs de Wegen’ en ‘Levensbloesem’ het meest.

[pagina 223]
[p. 223]

4. Als voegwoord van vergelijking gebruikt Streuvels

 

a) vooral in zijn eerste werken: even (tot 1910)

 

‘Kerlo stond daar nu eenmalig, verlaten, zonder iets in de handen, moedeloos, te subbelen, even een vernarrekapte dompelaar’ (Zomerland, 346)
‘Die nieuwe stilte woog even een zware benauwelijkheid’ (Zomerland, 222)
‘De grote boer zat even een reus op zijn eendelijken appelbaaiden hengst’ (Zonnetij, 402)
‘Het bos dat even een dikke muur van somberheid, heel de streek rondom afsloot’ (Blijde Dag, 34)
‘De koe en heel die kalvergang zat alweer, even een razende bezetenheid in zijnen zin’ (Dagen, 164)

 

b) het Westvlaamse: lijk.

 

‘Veel eten is slecht voor mensen lijk wij, meende Lite Lo’ (Lenteleven, 40)
‘Ze merkte dat de jongen zijn aafse doening bijhield lijk een nuchter kind’ (Dodendans, 14)
‘De ander mensen dachten lijk hij’ (Langs Wegen, 130)
‘Ik en Mele, we kweekten elf jongens die aten lijk wolven’ (Zonnetij, 414)
‘Ze zat op de knieën gehurkt en blies de bloeiwol van een melkwiedstaal, lijk kinders die tellen hoeveel jaren ze nog te leven hebben’ (ibid., 423)
‘En waarom leefde hij nu niet van einden in, ten dake nerewaarts lijk zijn makkers’ (Lenteleven, 144)
[pagina 224]
[p. 224]
‘Goele met haar (...) watergrijze fijnharige vacht die blonk lijk een vlies op haar lijf’ (Dodendans, 132)

 

5. Ook oudere of Zuidnederlandse voegwoorden werden aangetroffen:

 

alevel
alevenwel
bijaldien
bij dat
desvolgens
dienvolgens
middelerwijl
(al) naargelang
onderdies XII 233
tenden
enz.

 

Voor de vindplaatsen verwijzen wij naar het tweede deel.

 

In de inleiding van het derde hoofdstuk wordt erop gewezen dat de oudere of dialectische voegwoorden in de latere werken steeds maar schaarser worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken