Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liefde en logica (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liefde en logica
Afbeelding van Liefde en logicaToon afbeelding van titelpagina van Liefde en logica

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.57 MB)

Scans (13.93 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liefde en logica

(1952)–Clare Lennart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 150]
[p. 150]

Afgedankt

Hij had nooit een hoge dunk van zichzelf gehad, maar hij was toch altijd Maxim Moreno geweest, van wie de collega's met waardering getuigden dat hij een prima vakman was. Hij kon naar believen een piano, een viool, een violoncel, een klarinet, een hobo of een saxophoon bespelen. Hij wist zich zo nodig ook te behelpen met een mondharmonica of een tien-cents-fluitje. Als dat van hem verlangd werd kon hij op een kerkorgel een bruidsmars of een marche funèbre ten gehore brengen. Er was bijna geen muziekinstrument, dat Maxim Moreno niet bespelen kon en of men hem nu vroeg de Sonate pathétique, de nieuwste schlager of de perfekte imitatie van een kanarievogel ten beste te geven, het liet hem volkomen onverschillig. Niemand wist, Maxim Moreno zelf wel het minst van allen, of onder deze virtuositeit een vonk van wezenlijk muzikaal gevoel sluimerde. Muziek was ‘vak’, volkomen nuchter ‘vak’. Zijn vader en zijn moeder waren beiden in het vak geweest. Hij zelf was er als kleine jongen in gekomen. Hij heette natuurlijk niet werkelijk Maxim Moreno. Hij had een doodgewone Hollandse naam, een lelijke naam, die hij trouwens bijna vergeten was. Maxim Moreno klonk goed, hoewel wat ouderwets. Met de jazz waren Engelse namen in de mode gekomen.

Hij was nooit een imposante verschijning geweest, maar hij had toch nooit verlegen hoeven te zijn om een engagement in dat wereldje, waar de muziek als gangmaker, als ‘agent provocateur’ van de vrolijkheid functionneert. Tot de werkeloosheid kwam en de mechanische muziek en vooral zijn doofheid. Toen begonnen zijn kleren schunnig te worden, hij liep op scheve hakken, hij kon zich die ellendige, ouwelijke gewoonte niet afwennen om, als hij iets niet verstond, zijn hand achter het oor te brengen. Zijn smoking kreeg een groenige tint en glom in de naden. Toen werd hij het miezerige, armzalige mannetje, dat vergeving scheen te

[pagina 151]
[p. 151]

vragen voor zijn bestaan met de smekende blik van zijn bolle bruine ogen, met zijn deemoedig gekromde rug, met zijn schichtighese stem, die aanhakkelde tegen het beginwoord van elke zin. De collega's zeiden: ‘Heb je Max Moreno gezien? Een wrak kerel, een wrak!’

Het is op de Bühne niet nodig een imposante verschijning te zijn, als men zijn vak in de puntjes verstaat, maar een wrak kan men er toch niet gebruiken.

 

Men noemde zijn vrouw Madame Moreno. Jenny heette ze van haar voornaam. Ze was ook in het vak geweest, had wat liedjes gezongen, zonder stem of geest overigens, en een beetje accordeon gespeeld. Ze was een hoge ranke vrouw. Ze had perfekte benen en onder een helm van grof blond haar een babygezicht je, rozig met blauwe ogen, fondant-coloriet. Alleen haar mond en kin schenen jaren en jaren ouder dan de rest van haar gezicht. Ze trachtte dit te maskeren met een wat wijd-joviale lach.

Max Moreno had het als een hemelse genade beschouwd, toen Jenny hem was toegevallen. Hij wist wel dat ze hem uit berekening trouwde, maar wat hinderde dat? Hij had haar ten troon verheven en zolang ze daar kon blijven zitten, ging alles goed.

 

Maar Jenny had verkeerd gerekend. Het ging berg-af met Max Moreno, niettegenstaande zijn deugdelijke vakkennis. De laatste étappe op de weg omlaag was een duf provinciestadje, waar hij met een aftandse pianist het orkest van het bioscooptheater vormde. Tot ook hier de sprekende film doordrong en Max ‘op de keien’ stond.

Toen requireerde Jenny haar moeder, een forse dame met hoge boezem en lange oorbellen. Ze had deze moeder in hun goede tijd resoluut op een afstand gehouden, maar nu mocht ze komen. Samen met haar begon Jenny het pension. De moeder deed het ruwe werk, zij zelf het meer decoratieve.

Het was op de avond van de dag, waarop ze haar tweede pensiongast had verworven dat Max zich verontrust voelde door de vreemde blik waarmee ze hem bekeek. Ze keek naar hem - ja -

[pagina 152]
[p. 152]

zoals een vrouw een kledingstuk beziet, dat op de nominatie staat afgedankt te worden. Kritisch, taxerend en zonder enige zachtheid. Kan ik er nog wat aan hebben of niet?

‘W... wat kijk je!’ zei Max en hij hunkerde ernaar er aan toe te voegen: ‘S... schat, wat wil je nu eens van me hebben?’ Dat was immers de manier, waarop hij haar aan zich gebonden had en hij vond het ook volkomen in orde zo. Maar hij had alleen nog een paar kwartjes en wat Duitse marken en daarna - hij realiseerde het zich met een schok - daarna zou hij moeten vragen aan háár. Het was of zijn hart huiverde.

 

Weldra had Jenny haar derde commensaal, een reiziger. Het was een stoere, zwaar gebouwde jongeman en hij bezat een zwaar model motorfiets.

Max haatte de man en de motor gelijkelijk. De motor stond in de gang en versperde met het brede stuur de weg. De man, die wel een hoofd boven hem uitstak en neerbuigend-joviaal sigaretten presenteerde, scheen even hinderlijk in de weg te staan. Beiden stonken naar benzine. Overigens hoorde Max weldra in het stadje dat deze reiziger maar een gesjochten jongen was, die diep in de schulden stak en al wat hij verdiende opmaakte aan drank en vrouwen. Hij haastte zich dit Jenny over te brengen.

Ze zat op de leuning van de oude leren clubfauteuil en rookte een sigaret. Max keek even schichtig naar haar mooie benen in glanzende kousen. Ze volgde zijn blik en lachte verachtelijk. Toen richtte ze haar ogen op hem, weer die strakke, taxerende, meedogenloze blik, hard als glas.

‘Pff’, deed ze toen enkel en blies een wolk rook van haar sigaret naar hem toe. ‘Pff’, en het was of ze niet alleen de sigaret, maar ook hem in rook deed opgaan.

Had hij zich slechts kunnen manifesteren met het aloude: ‘W... wat wil je nu eens van me hebben, schat?’

 

Het was werkelijk zijn schuld niet dat hij hen betrapte. Hij had genoeg zijn best gedaan niets te zien, maar ze geneerden zich niet in het minst. Toen hij dan zijn vrouw en de commensaal op de

[pagina 153]
[p. 153]

divan in elkaars armen vond, voelde hij zich zo allerellendigst klein en minderwaardig, dat hij niet anders kon dan heel grote woorden gebruiken. Hij zei: ‘M... maak dat je mijn huis uit komt met je verdomde m... motorfiets er bij, anders verm... moord ik je.’

De jongeman zat op de rand van de divan, Jenny naast hem. Dat ze zich absoluut niet verschrikt betoonden, scheen Max een kwetsende insolentie.

‘All right’, zei de jongen hups, ‘all right, meneer Moreno, dan zal ik ergens anders een kamer zoeken.’

Max voelde een weeë walging, die hem zich af deed wenden en het huis ontvluchten, ver van dit.

Hij liep door het stadje, opgejaagd, mompelend in zichzelf. Op het stille groene water van de grachten dreven gele bladeren en dikke druppels lekten van de natte takken, die treurend en berooid zich over het water bogen.

‘Ik moest er maar een eind aan maken,’ dacht hij, starend naar dat water, maar geen moment werd die gedachte tot een plan. Hij zou immers nooit durven.

 

Thuis vond hij Jenny bezig een koffer te pakken.

‘W... wat doe je nu?’ vroeg hij, hoewel hij heel goed begreep.

‘Ik ga met Bob mee’, antwoordde ze. ‘Als hij weg gaat, ga ik ook. We houden van elkaar.’

Hij voerde het enige argument aan, dat haar met mogelijkheid zou kunnen treffen.

‘Hij verdient niets. Hij heeft geen sou. Waar moeten jullie naar toe? Waar moeten jullie van leven?’

Maar Jenny voelde zich sterk met haar pension.

‘Verdien jij?’ zei ze hard. ‘Heb jij een sou?’ en vleide zorgzaam de zalmkleurige zijden pyama in de koffer. Hij had die voor haar gekocht... waar ook weer?... wanneer?... ze was toen lief geweest...

‘Ik zal wel geld verdienen’, zei ze. ‘We kopen meubels op afbetaling. Ik ga kamers verhuren. Ik geef hem toch niet op.’

Op dit ogenblik begeerde ze de man, zijn jeugd, zijn kracht en

[pagina 154]
[p. 154]

haar begeerten waren tomeloos. En hij kon haar niet missen... hij kón haar niet missen. Hij was aan haar verslaafd, verslaafd aan het lijden, dat hij door haar deed.

‘Ik...’, zei hij zwak, ‘ik w... wil immers niet dat jij ongelukkig bent, Jen. L... laat hem dan maar blijven.’

Ze keek hem aan met haar hautain en smalend lachje. ‘All right,’ zei ze, de uitdrukking die ze van Bob had overgenomen.

 

Max Moreno had tenslotte met zijn hardnekkig schrijven op advertenties toch enig succes. Hij werd reiziger. In prikplanken. Daar is geen vakkennis voor nodig. Hij moest die prikplanken zien te plaatsen in buitencafé's, waar de bezoekers dan voor een zeker bedrag konden prikken met kans op een prijs.

Op zijn wrakke fiets trapt hij dag aan dag over de winterse wegen. Zijn baan brengt hem maar weinig op, maar het geeft hem een gevoel van zelfrechtvaardiging dat hij tenminste werkt, een werk nog wel dat hij afschuwelijk vindt.

Als hij op grauwe, koude namiddagen terugtrekt op huis aan, als ver, ver, nog uren fietsen ver, de donkere silhouet van de Domtoren zich aftekent tegen de lichter grauwe lucht, gebeurt het wel dat hij achter zich een vervaarlijk motorgepuf hoort. Een claxon krijst en Bob, massief in zijn leren omhulsels, schiet hem triomfantelijk voorbij. Een opgestoken hand, een beledigend joviaal ‘hallo!’ en hij is al ver vooruit. Een stank van benzine blijft hangen.

En Max Moreno trapt, trapt... verkleumd, moe, ellendig. En weet lang voor hem de ander thuis bij Jenny. Tergend rekken zich de wegen, zoals de minuten zich rekken, wanneer men wacht. Eindelijk thuis kan hij met zijn verstijfde handen zijn jas nauwelijks los knopen. Hij leunt even, moedeloos, tegen de muur en week rollen hem de tranen over de wangen, tranen van verlatenheid, van vernedering, van zelfbeklag. Hij wurmt met moeite zijn fiets langs het brede, de weg versperrende stuur van de motor. En in de kamer, rozig verlicht door de schemerlamp, staat Jenny voor de spiegel en kamt haar haar. Altijd als hij een kamer binnen komt, is Jenny bezig haar haar te kammen. Hij kijkt langs haar

[pagina 155]
[p. 155]

heen, langs de man heen, die breed-uit in een luie stoel een sigaret opsteekt.

‘Wil je nog thee?’ vraagt Jenny. ‘Ze is niet erg warm meer.’

Hij slikt het lauwe, bittere vocht naar binnen en voelt pijnlijk dat hij hier te veel is. Het is bijna een opluchting als Jenny meer beveelt dan vraagt: ‘Vul nog even de kolenkitten, Max, voor het donker wordt.’ Hij stommelt de zoldertrap op, de kitten bungelend tegen zijn benen. Dan, boven, in het vale licht, kijkt hij op naar de balken, de waslijnen en denkt hoe gemakkelijk het zijn zou je hier op te hangen... gemakkelijk genoeg. Hij zoekt in gedachten een geschikte plaats. Hij zou het moeten doen. Hij zou het willen doen. Het is of hij alleen zo, door zich gewelddadig te doden, zou kunnen herleven. Hij zou weer iemand zijn, men zou hem niet negeren kunnen. Jenny zou...

Hij verdiept zich erin, wat Jenny zou doen. Maar hij durft immers niet. Diep-in weet hij met grote zekerheid dat hij nooit zal durven. Het blijft bij een sinister spelen met gedachten.

Hij vult de kolenkitten en zit dan, de lange avond door, bij hen. Een schim, niemand, door zijn doofheid zelfs onmachtig te delen in een alledaags gesprek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken