Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liefde en logica (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liefde en logica
Afbeelding van Liefde en logicaToon afbeelding van titelpagina van Liefde en logica

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.57 MB)

Scans (13.93 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liefde en logica

(1952)–Clare Lennart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 156]
[p. 156]

Avontuur van gisteren

Ja, vijftien jaar zitten we nu op dat dorp. Ik zal wel altijd een plattelandsdoktertje blijven. Waarom ook niet tenslotte? Het is een alleraardigst dorp. Aangename mensen, mooie omgeving, goede praktijk. Wat ver van de bewoonde wereld? Ja, dat wel. Nu ja, we zijn niet wat je noemt modern. Mijn vrouw zeker niet. Van al die dingen, waarover je zo wel eens leest, poeder, lippenstift, nagellak, permanent wave, merk ik niets bij Sophie. Ze heeft zelfs nooit haar haar laten afknippen. Ze beweert dat ik woedend zou zijn als ze het deed. Ik weet niet hoe ze op dat idee gekomen is. Enfin... Ze moet ook niets hebben van de slanke lijn. ‘Mannen houden er niet van’, zegt ze, in het bijzonder tegen minder struise vriendinnen. Overigens een uitstekende vrouw, Sophie. We zijn heel gelukkig... of... nou ja, wat men dan zo gelukkig noemt: een effen, kalm leventje zonder schokkende emoties. We hebben drie kinderen. Aardige bengels.

Maar dat avontuur dan, waar ik je van vertellen wou. Ik moest voor familieaangelegenheden in Den Haag zijn. Ging met de ochtendtrein. Tot Utrecht had ik een tweede klas coupé alleen. Daar stapte een jong meisje in. Ze interesseerde me bijzonder. Begrijp me goed, niet zo zeer als mens dan wel als verschijnsel. Dat was nu zo'n wezentje als deze tijd voortbrengt: frêle, rank, met... ja... zoiets kunstmatigs over zich, alsof ze er enkel was voor de show.

Enfin, ze zag er allerliefst uit. Ze droeg een licht mantelpakje, een soort touwkleur. En een rode shawl met een grote strik onder haar kin. Ook een rood hoedje of dopje of kapje, zo'n miniem dingetje, heel schuin op het hoofd. Een geelblonde, als gebeeldhouwde krul kwam er aan één kant onderuit. Ze droeg ook touwkleurige, met rood afgewerkte schoentjes. Het dwaze idee schoot door mijn hoofd dat er machines moesten zijn, die zulke keurige wezentjes afleverden bij duizendtallen.

Ze ging in de hoek schuin tegenover me zitten. Ze had een

[pagina 157]
[p. 157]

handtas bij zich in stijl met haar costuum, touwkleurig met rood, en een bruine actentas.

Ze opende het handtasje. Ik nam dit alles waar over mijn ochtendblad heen. Ik moet trouwens zeggen dat ze niet de minste notitie van me nam. Ze begon met zich aandachtig in het spiegeltje van haar tas te bekijken. Toen haalde ze een poederdoosje voor de dag en met een toegewijde ernst bewerkte ze haar gezicht met het donsje. Daarna fatsoeneerde ze iets aan de korenblonde krul. Vervolgens likte ze aan een vinger en streek ermee langs de donkere, tot twee smalle streepjes gereduceerde wenkbrauwen. Toen knipte ze enige malen achtereen met haar oogleden, alsof ze op die manier haar wimpers in de vereiste stand wou brengen. Daarop sloot ze, zakelijk en gedecideerd, zoals trouwens al haar handelingen geweest waren, de handtas.

Nu gebeurde er iets dat me verwonderde. Het meisje haalde uit de actentas een schools uitziend boek. Ze opende het en begon te prevelen. Soms bedekte ze de helft van een bladzij met haar hand. Soms stokte het gemurmel even en dwaalden haar ogen met een lege blik omhoog, tot ze eindelijk het gezochte uit de mazen van het bagagenet scheen te hebben losgewikkeld en verder prevelde. Dit duurde onafgebroken tot Gouda.

Daar stond ze op en kocht een bekertje koffie om mee te nemen. Ik deed hetzelfde en zag toen dat op het boek ‘English Grammar’ stond.

Na Gouda begon ze met heel kleine teugjes haar koffie op te drinken. Ze nam ook een wit tabletje in en zat daarna een poos doodstil met gesloten ogen en toch met dat gedecideerde in haar houding, als was ook dit een nummer van het program.

Toen ze een poos later weer haar handtas opende, dacht ik dat de schoonheidsceremoniën van straks opnieuw zouden beginnen. Maar plotseling ging er een schok door het frêle figuurtje. Haar handen rommelden nerveus in de tas, die ze tenslotte omkeerde op de bank. Een allegaartje van vrouwelijke toiletbenodigdheden kwam te voorschijn en een vleugje parfum wolkte door de coupé. Zenuwachtig doorzocht ze alles. Tenslotte keek ze op met een blik van volslagen wanhoop.

[pagina 158]
[p. 158]

Hier mengde ik me in het geval.

‘Mist u iets?’ vroeg ik. ‘Kan ik iets voor u doen? Uw kaartje?’

‘Nee’, zei ze, ‘hemel nee, als het dat alleen maar was...’

‘Uw geld? Heeft iemand u bestolen?’

‘Nee... o hemel... ik heb mijn kammetje vergeten.’

Mijn gelaatsuitdrukking moet wel volkomen bête geweest zijn bij deze bekentenis.

‘Mijn kammetje’, herhaalde ze pathétisch. ‘Nu kan ik mijn haar niet kammen. En ik moet examen doen, Engels. Daar moet ik natuurlijk mijn hoed bij afzetten. En als ik dan weet dat mijn haar zo idioot zit, geeft me dat absoluut een minderwaardigheidscomplex. Dan kan ik nergens anders meer aan denken. Dan weet ik niets meer... niets. O hemeltje... nou zak ik vast.’

Nu heb ik gelukkig eens met een Sinterklaas zo'n étuitje gekregen met een zakkammetje en een nagelvijl en nog een of ander instrument, waarvan ik niet weet, waar het voor dient. Ik bood haar dit geval aan.

‘Kijk 's juffrouw, kunt u zich hiermee redden?’

‘O’, zei ze enkel extatisch en strekte haar hand uit. ‘O, wat een reuze bof. Mag ik...? Wat mieters van u!’

‘Ik zal het u morgen terug sturen, als u me uw adres geeft,’ vervolgde ze correct.

‘Nee’, weerde ik af, ‘dat hoeft niet. Houd het maar. Ik doe er nooit iets mee. Blij dat ik u helpen kon.’

Toen stond ik op om mijn jas aan te trekken, want we naderden Den Haag. Het meisje stond ook op en voor ik er in het minst erg in had, had ze haar armen om mijn hals geslagen. Ze trok mijn hoofd naar zich toe en gaf me een zoen op mijn mond. ‘U is een schat’, zei ze. ‘Dank u wel, hoor.’

Een schommeling van de trein wierp haar tegen me aan en ik sloeg een arm om haar heen dat ze niet zou vallen. En toen... ja, ik moet bekennen, het was een wonderlijke sensatie... dat figuurtje in mijn armen, zoiets kleins en smals dat er helemaal in verdween als een kindje. Ja, ik zou het hebben willen opnemen en wegdragen en nooit weer loslaten. Gek, hoe het zo plotseling over me kon komen... dat verlangen... ja, wonderlijk... on-

[pagina 159]
[p. 159]

begrijpelijk. Als had ik net langs het leven heen geleefd... in het dorp... met Sophie. Nu ja, dwaasheid... Ik ben geen schooljongen.

Toen reden we de overkapping binnen en ik liet haar los. ‘U is een schat,’ zei ze nog eens.

‘En toen?’ vroeg de jonge collega, zoon van een studievriend, aan wie hij deze ervaring verteld had.

‘En toen? Wat en toen? Niks en toen’, zei de ander kribbig. ‘Toen ben ik gewoon naar die notaris gegaan natuurlijk.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken