Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Poëtische werken. Deel 9. Treur- en blijspelen. Deel 2 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Poëtische werken. Deel 9. Treur- en blijspelen. Deel 2
Afbeelding van Poëtische werken. Deel 9. Treur- en blijspelen. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Poëtische werken. Deel 9. Treur- en blijspelen. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.25 MB)

Scans (3.57 MB)

ebook (3.15 MB)

XML (0.63 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

blijspel / komedie
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Poëtische werken. Deel 9. Treur- en blijspelen. Deel 2

(1862)–Jacob van Lennep–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 98]
[p. 98]

Overzicht van den Roem van twintig eeuwen.

‘Het was treurig, zeide in der tijd een tooneelkritikus, ik meen in 't Handelsblad, ‘dat men twintig eeuwen roems niet anders dan mimisch-plastisch wist voor te stellen.’ - De aanmerking was niet zeer beleefd; want er bleek uit, dat de kritikus mijn vaerzen in 't geheel niet in aanmerking nam, of ze althands niet veel meer telde dan de gewone explikatie, welke bij het vertoonen van een beestenspel of panorama gegeven wordt; - maar was de zet verdiend? - ziedaar wat hier alleen behoort onderzocht te worden.

Ik wil gaarne toegeven, dat in de ‘historische en allegorische Voorstelling’, welke den vrij gekken naam draagt van De Roem van Twintig Eeuwen (slechte vertaling van Vingt Siècles de gloire) de wichelaressen in de daad niets anders komen doen dan hetgeen de man

[pagina 99]
[p. 99]

met het stokjen in de kermistent verricht, en dat de Drie Koningen niet veel meer zijn dan haar compères; maar ik wil verder gaan, en bovendien toegeven, dat by gezegde voorstelling de vertooningen de hoofdzaak, en de vaerzen slechts bywerk waren; maar verdiende dit op zich zelf afkeuring? Men houde wel in 't oog, ter welker gelegenheid en met welk doel het stuk werd gemaakt; - het moest dienen, om den blijden intocht te vieren des Prinsen van Oranje: het moest een soort van sprekende schildery wezen, waarby de getuigenis werd afgelegd, dat Nederland van zijn aêlouden roem niet was vervallen. In vroegere dagen zoude men, gelijk zulks nog ter eere van Leycester, van het Bestand, van Maria de Medicis, enz. plaats had, dergelijke voorstelling op het Y, in de stads-grachten of op de pleinen hebben vertoond: in onze dagen doet men zulks op den Schouwburg: en, zoo Hooft en Vondel het niet beneden zich gerekend hebben, by voorstellingen van dien aart de byschriften of aanspraken te vervaardigen, zoo zie ik niet in, dat ik mijn weinigjen rijmkunst kompromitteerde, door deze ten beste te geven aan het toelichten en verklaren der vertooningen, waarop het Amsterdamsche Publiek vergast werd. Dat Publiek nu schiep in gemelde vertooningen groot behagen; het vond de voorstelling noch te lang, noch te kort: het klapte luid in de handen en kwam herhaaldelijk weêr; - en, zoo de eer van dit alles voornamelijk den Dekorateur en den Balletmeester toekwam, ook de Schrijver, die het denkbeeld van 't

[pagina 100]
[p. 100]

geheel ontworpen, en de Komponist, die er muzyk bygemaakt had, verdienden eenigen lof.

Zelfs al had ik dus de ‘Witte Wijven’, en ‘aêloude Helden’ enkel plat proza laten spreken, had ik nog, door het ordonneeren van fraaie tafereelen, aanspraak mogen maken op den dank der toeschouwers; maar ik geloof, dat ik meer gedaan heb, en dat de kritikus, wiens woorden ik aanhaalde, zich - op 't beleefdst gezegd - min juist uitdrukte. Zoo verre van twintig eeuwen aanschouwelijk - of, als hy zeide, mimischplastisch - voor te stellen, had ik dit alleen ten opzigte van een zevental tijdpunten uit onze geschiedenis gedaan, ja hetgeen door de wichelaressen gezegd wordt is niet een bloot verklaren van 't geen vertoond werd, maar tevens een doorloopen van 't geen niet vertoond werd: - en wie thands het stuk leest, en dus niets ziet van den theatralen toestel, leest een kort begrip van onze geheele Geschiedenis: zeer oppervlakkig, zoo men wil; maar toch uitgebreid genoeg om het bewijs te leveren, dat ten dezen geleverd moest worden.

Het is dus werkelijk het dichtstuk, meer nog dan de tafereelen, waarin de Twintig eeuwen roems worden voorgesteld.

En, in weêrwil van den kritikus, moet ik oprecht verklaren, dat het gronddenkbeeld van het stuk, even als de wijze van behandeling, my voorkomen niet ongelukkig te zijn. Even als de Sybille aan Eneas, even als Lodewijk IX aan Hendrik IV (in de Henriade) stellen

[pagina 101]
[p. 101]

hier de Waarzegsters aan de Stamhoofden de toekomstige lotgevallen van hun nazaten voor oogen. Dit cadre is niet nieuw, als men wil; maar 't is ruim en gemakkelijk: en 't levert vrijheid om er in te brengen wat men verkiest. - Wat nu de bewerking betreft, de tafereelen waren zeer goed gekozen om de onderscheiden middelen, waarover de Schouwburg kon beschikken, voordeelig te doen uitkomen: - en de vaerzen misten hun uitwerking niet. Om die met eenige voldoening te lezen moet men zich wel is waar in 't jaar 1831 verplaatsen; maar wie verbeeldingskracht genoeg bezit om zulks te doen, zal, geloof ik, spoedig beseffen, dat toepasselijke regels, als:

 
's Vorsten zoon gebiedt aan 't heir;
 
Holland kent geen vreeze meer.
 
 
 
Klink' nu blij de loftrompet:
 
Holland, Holland is gered!
 
 
 
Wee hem, die ooit van Mogendheden,
 
Van bondgenooten hulp verwacht.
 
 
 
De Hemel en Oranje.
 
 
 
Wie vreest er? Neêrlands Koning waakt!

enz. met daverend handgeklap werden toegejuicht.

Wat vooral het succes van het stuk maakte, was de indruk, dien het by de vorstelijke toeschouwers te weeg bracht, en het tooneel, dat tegenover de akteurs, in des Konings Loge plaats had: een tooneel, waar ik hier niet van zoû hebben durven spreken, indien mijn waardige vriend, de Hoogleeraar J. Bosscha, het niet belangrijk genoeg had geächt om het in een zoo doorwrocht en

[pagina 102]
[p. 102]

ernstig werk als zijn Leven van Willem II te vermelden. By het slot van het laatste koeplet van Bato, aanvangende

 
Heil aan Neêrlands eerste vrouwe!

stak de eerbiedwaardige Koningin Wilhelmina de beide handen aan haar doorluchte zonen toe, en omhelsde hen, een voor een, met tranen van moederlijke liefde en moederlijken trots in de oogen. - Onbeschrijfelijk was de aandoening, onbeschrijfelijk de toejuiching, welke deze gevoelsuiting der geliefde vorstin te weeg bracht.

Maar ook niet gering op dat oogenblik het stil genot des dichters, wiens woorden er aanleiding toe gegeven hadden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken