Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk (2 delen) (1951-1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk (2 delen)
Afbeelding van Verzameld werk (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.25 MB)

XML (1.38 MB)

tekstbestand






Editeurs

P.N. van Eyck

Johan B.W. Polak



Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk (2 delen)

(1951-1952)–J.H. Leopold–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 100]
[p. 100]

Kinderpartij

[pagina 101]
[p. 101]

[Danst, danst tesamen een rondedans]

 
DANST, danst tesamen een rondedans
 
met hand in hand en hooggedragen
 
omrankende armen en op een trage
 
zangwijze het voetverzetten thans,
 
rondom het meisje, dat er jarig
 
geworden is en zij eenparig
 
omgaven en dan in elkaar
 
schakelden zij de tengere handen,
 
tilden ze op als een guirlande,
 
waren er met hun omgang klaar;
 
vriendelijk, teederlijk eensgezind
 
ter tiende verjaring van het kind.
 
 
 
Danst, danst, laat helderroode lippen
 
en lichtende oogen iets als stippen
 
van kleuren, bloemenkleuren zijn,
 
als purper en diep karmozijn
 
in dit vertrek en in den krans
 
van uw gestrengelden rondedans;
 
als enkele bladen, sprenkelbladen
 
aan kronen stil gerijpt, geglipt
 
van kelken, door wier wanden heen
 
het net en weefselwerk verscheen
 
der âren en hoe het was geribd,
 
nu dat het licht er toegang had;
 
als het onschuldig bloesemblad
 
de omgestulpte, uitgeschulpte
 
kommetjes met een welig vocht,
 
of bootjes op een blijden tocht,
 
de holle, op ademen gevaren
 
langs al de banen, die er waren
[pagina 102]
[p. 102]
 
bij open lentedag, een buit
 
van zonlicht en van winderigheid...
 
 
 
O, jonge meisjes met zijen haren
 
en lichte jurkjes kreukgeplooid
 
en met de smalle voetjes strak
 
gespannen en langs het oppervlak
 
vaardig bewegende op de maat
 
van het gezang, dat verder gaat,
 
zooals door dungebleven, jonge
 
lippen, uit ademenden mond,
 
die zedig half ontsloten stond,
 
het lijdelijk wordt afgezongen
 
in éénen door en zonder klem
 
en met een zachte neuriestem,
 
zoo ijl, zoo fijn en zoo doordringend
 
in enkel hooge halen zingend
 
en zuiver, zonder wankelen uit -
 
gebracht, een kinderlijk keelgeluid;
 
 
 
terwijl dat buiten een eerst verschijnen
 
van lente is en een ander licht
 
valt van de wolken, maar de lucht
 
is nog vol koelten en een schrijnen
 
is er in alles, jong en wrang
 
nog - danst in dit naar binnen schijnen
 
en intrek nemen en eerlang
 
vervullen en de stilte hiervan.
 
 
 
Danst om het jarig kind, dat staat
 
in aller midden daar alleen
[pagina 103]
[p. 103]
 
en op zich zelve en zij laat
 
de handen dralen langs zich heen
 
afglijden en de donkere oogen
 
zijn zacht en ernstiger meteen;
 
zij voelt zich lichtelijk bewogen,
 
glimlachend om die om haar gaan
 
en haar toezingen en zien haar aan
 
en maken haar stil en zoet bezonnen
 
achtgevende op wat zij begonnen...
 
En dan, in den langzamen zingezang
 
dwalen haar gedachten en zij traden
 
terug van deze oevers bang
 
ietwat gevoelde en dan verraden
 
haar oogen en haar onzekere mond,
 
dat zij iets anders, iets innigers vond,
 
dat zij den gang weerom inging,
 
den ingang tot bespiegeling,
 
waar al haar aandacht was gehangen
 
over haar zelve en ingevangen
 
in een verrukkelijk beschouwen,
 
wat ditmaal weer opdoemen zouen
 
voor zielsgezichten, welke gangen
 
in aantocht waren, heengeleid
 
uit al de menigvuldigheid,
 
verloopende in wondere orde
 
en aan elkaar verwant geworden:
 
een dagelijksch voorwerp, van haar wonen
 
een uitverkoren plek, personen,
 
een tafelronde, een buitendag
 
met vlagen wind en schaterlach,
 
een ranke vogel, een juweel
[pagina 104]
[p. 104]
 
dat fonkelde, een tuinpriëel,
 
een strand met ronde schelpen, fijne
 
stuifzaadjes, die een mond wegblies,
 
een zuilengang, een marmerfries,
 
zeilen, waarop de zon ging schijnen,
 
en droomverwekkend een ver dal,
 
een zachte glooiing, waar het al
 
versmelten gaat, het zonder tal
 
der dingen; van het duizendvoud
 
het meeste als lief en welvertrouwd
 
herkend, maar andere lang vergeten
 
en heugelijk opnieuw begroet,
 
en enkele ook, die zij wel moet
 
gelooven nimmer te hebben bezeten,
 
zoo wondernieuw en ongeweten
 
en prachtig zijn ze en onvermoed.
 
 
 
En ook het dierdere nog was daar,
 
gedachten, opgekomen bij haar
 
alleen en die zoo al het andere
 
doordrongen hadden als nooit tevoren,
 
en sommige woorden van zoo bijzondere
 
beteekenis, ademloos aan te hooren
 
en peinzend bij zich nagesproken,
 
gevoelens schietend opengebroken
 
bij enkele dingen, die voortaan
 
voorkwamen, als zagen zij haar aan
 
met oogopslag, die zij verstond,
 
haar meeningen, hoe zij alles vond,
 
en al dit innerlijke, toch
 
het liefste en het meest beminde,
[pagina 105]
[p. 105]
 
omdat zij er iets in mag vinden
 
zoo zeker en zonder elk bedrog,
 
zoo wel begrijpelijk, zoo volkomen
 
naar eigen bedoeling uitgekomen,
 
zoo onweersprekelijk het hare,
 
dat het haar even nauw bestond
 
als wat ze als laatste in zich vond,
 
het eenige onbetwijfelbare,
 
het voelen van het eigen ik,
 
het innige, dit oogenblik
 
zich zelve overdenkend, zich
 
beziend: den heen en wedergang
 
van de gedachten, elk verloren
 
in zich, en hun bijeen behooren
 
in een geheimen samenhang,
 
en dan haar lijf, haar lichaamsdeelen,
 
de stillere eenheid dezer velen,
 
in sluimering en blind als 't ware,
 
waarop haar blik nu rond gaat waren
 
en zoekende en naar beneden
 
uitvierende is afgegleden
 
bij 't peinzend kind, dat zich vermeit
 
in schemer van diepzinnigheid.
 
 
 
Om gaat het onverstoorde koor,
 
dat zong en aanzwol in het dalen
 
der stemmen en de diepe halen
 
doorklinken liet en niet verloor
 
den voortgang, maar met slanke bocht
 
opnieuw omhoog te komen zocht,
 
totdat het zweeft weer in de kringen
[pagina 106]
[p. 106]
 
van 't onbeperkte jubelzingen,
 
waar klank na klank in dartelingen
 
elkander volgde; sneller gingen
 
voetpas en dans en ademtocht.
 
 
 
Danst om, danst om; wij zien het aan
 
in stille gedachten en onbegrepen
 
geboeid zijn en dan aangegrepen -
 
mij dunkt, voor ons is opgegaan
 
een nieuw gezicht, als lag er in
 
dit alles een andere, diepere zin
 
en was 't alsof het wat verbeeldde,
 
wat kinderen hier met elkander speelden
 
en zóó komt het ons voor oogen staan,
 
als waren 't de Uren, die ommegaan,
 
de Getijden zelve, die om het kind
 
te gader zijn en spelenderwijze
 
opwachten en er hun wezen wijzen
 
en hoe zij het zijn toegezind.
 
Met schoon vertoon en aanvalligheid
 
en met het blozen op de wangen
 
houden zij 't kind daar ingevangen,
 
een welkom wordt tentoongespreid.
 
En zie, dan gaat op lichte zolen,
 
getild den glinsterenden voet,
 
de luchtige godinnenstoet
 
zich regelen en in bevolen
 
orde zich schikken en dan draagt
 
de glanzend blanke theorie
 
zich heen, om enkel en om knie
 
gestrekt het sleepend kleed, dat vaagt
[pagina 107]
[p. 107]
 
ruischend hen achterna; gerucht
 
scheen er te zijn als van cymbalen,
 
als sloegen zij de rondmetalen
 
handbekers en als hief een vlucht
 
van slanke armen opgestoken
 
zich hoog in eensklaps uitgebroken
 
vervoering - en dan gaat de tocht
 
veranderen en heeft opgezocht
 
een verder wegzijn en deinst af
 
en slinkt, tot zij werd opgenomen
 
in de beneveling gekomen
 
voor het geopend oog; een stof,
 
een dunne wolk was er nog wel
 
allengs vervluchtigend en hing
 
en zonk, er is een enkel hel
 
gerinkel van het cymbelspel
 
en ook dit minderde en verging.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken