Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk (2 delen) (1951-1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk (2 delen)
Afbeelding van Verzameld werk (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.25 MB)

XML (1.38 MB)

tekstbestand






Editeurs

P.N. van Eyck

Johan B.W. Polak



Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk (2 delen)

(1951-1952)–J.H. Leopold–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 573]
[p. 573]

Inhoud

[pagina 575]
[p. 575]

[Beginregels eerste deel]

Alleen ben ik en zoek alleen te wezen 78
Daar was weening in mijn be’ oogen 10
Dan, als ik tuimel in de kist 148
Danst, danst tesamen een rondedans 101
De bedgordijnen hangen zoo ijl 25
De beek is een velijnen blad 142
De bui is afgedreven 83
De dauw hangt parelen aan takken en aan blaren 141
De lente valt dan in een oude stad 50
De lippen van het water leggen zich 122
De knechts des zomers zijn in 't land 76
De regen trilt 54
De ‘zanger zonder weerga’, de poëet 123
Die nacht van zelfvernedering 33
Dit dan het eerst 87
Dit denken aan U wil zuiver zijn 19
Dit is van een lichtkind 16
Dit wilde ik U gegeven weten 85
Een oogenblik 53
Een sneeuw ligt in den morgen vroeg 58
Een stille dag is om mij heen 46
Er dwarrelt een vlucht 70
En toen zij van mij opstond en de haren 124
Er is een leven in wat bewegen 57
Er is in donkerte een flauw afschijnen 9
't Getij liet uit den mantel zijn 75
God heeft een huis gebouwd en dak 147
Gij, eersteling, hebt neergezien 23
Herwaarts, derwaarts 20
Hoe druk, hoe druk loopt door mijn hoofd 109
Hoe duizendvoudig lief en zacht 45
Hoe ver, hoe ver ik dit alles vind 31

[pagina 576]
[p. 576]

Hoe zoet gesloten, toegesloten 39
Hun zachte oogen 36
‘Ik ben de waarheid!’ en na steeniging 154
Ik voel haar bevende tegen mij aan 71
Ik zag met pronk en kostbaarheden 151
Ik zie den morgen als een gouden mist 61
In claghen, claghen 114
In de donkere dagen van Kersttijd 12
In den lichtblauwen lentedag 79
In de stilte waarin wij zijn, de vertrouwelijke 34
In droomomhelzingen 41
In teere schaduw zilverblauw 44
Jezus, die door de wereld ging 152
Laat de luiken geloken zijn 22
Laat ik nu leggen lichte dingen 35
Men mocht wel willen in donzen woorden 38
Mij is 't alsof de takken frissche blaren 52
Mijn boom heeft kweeën tegen ooft 143
Mijn oogen vroegen: word ik nog aanvaard? 145
Na zijn ontvangst, na te zijn opgenomen 133
Nu dat wij naar buiten treden 69
O, als ik dood zal, dood zal zijn 32
Om mijn oud woonhuis peppels staan 56
O nachten van gedragene extase 125
Onze gedachten waren wel bijeen 121
O pijn om van ineen te zinken 110
O, wat in loten 11
O wereldrad, hardvochtige despoot (Rubaijat 1-29) 127
O zoetheid van te lachen zonder mond (Soefisch 1-31) 157
Schepen liggen er; waarom zoo 51
Stammen vragen naar een vreemd ding 7
Toen,... toen er een licht verschijnen 14

[pagina 577]
[p. 577]

Uw handen zij verwijlen mogen 43
Verlaat mij en gaat heen, gaat heen 77
Vreemd, dat een zelfde huis bevat ons beiden 146
Waar in de ondoorschenen lagen 73
Waar op de plecht, gekarteld uit het hout 116
Wat brengt gij mede uit de looverlanen 150
Wiegelend hoofd, zoet vrouwenhoofd 42
Wij doen elkander zeer, het kon 98
Zij kwam en droeg een wa melkwit en -zacht 155
Zij tilt zich overeind en in 67
Zij waren den dag zich moe gegaan 59
Zij, wier vriendlijke lievernij 48
Zult gij begrijpen kunnen, verstaan 91
Zwaluwvlerken zijn uwe zware 62

[pagina 578]
[p. 578]

[Beginregels tweede deel]

Al wat voor anderen werd verborgen 341
Als hof- en veldwerk is gedaan 357
Alsof alleen ik en ontdaan 292
Als schuddend met den loovertak 429
Als water vallende in den nacht 320
Aan weerskanten van het dak 448
Als wij gingen om de rosmarijn 427
‘Balanje, sorne kwintië!:’ en wij 490
Bedekte lucht 358
Bed van mijn onrust, wieg van mijn verlangen 225
Bewogen vlakte van Irdîn 556
Boomen, boomen, gebogen hangt 239
Buiten de deuren en het balkon 326
Christenen, Joden, Parsen, Moslemin 195
De achterovergelegen wind 280
De blanke armen, talmende en veel 545
De bedgordijnen, het behang 457
De booze daad vliegt over duizend mijlen 211
De dag is als een leven 515
De jonge oogen op een heldren dag 315
De lange lijnen van den avond 471
De lucht was als een perzik 220
De maan: een heldere vensterschijn 281
De mokkend opgeworpen mond 557
De oude buur 324
De schaduw overtoog de toppen 373
De vlakte van het vale strand 480
De wind loopt uit over het pad 328
Den blik, het woord van onzen mond 424
Des waterdruppels helderte doorturend 200
Des werelds vuil is uitgestort 193
Dien morgen was zij moe en zwaar 256

[pagina 579]
[p. 579]

Dit zweven tusschen dood en leven 231
Dof ingeschoten, flauw 264
Domestica 501
Donker juweel, o flonkervijver 421
Door floersen wierook, door een rekkend vlies 395
Door het versmelten en verkwijnen 272
Doorspelen bij de dichtervorst Ronsard 507
Een blauwe lucht en wolkengrijs 317
Een mond, die vaag van lichte dingen sprak 549
Een nieuwe sneeuw 465
Een ondergang aan walmende horizon 452
Een snarenspel, dat wacht 417
Een valk, een wilde vogel, in de herkomst zijn 563
Een vriend is niet, die u aan 't hart wil sluiten 206
Een waskaars op het hoogaltaar 278
En Asrafel de Seraf? Als een lijn 551
En legde op de hardsteenbank 476
En op den bodem van de nacht 249
En weder door den hemel zwom 271
En welke weifelende geest 564
Er is een ademen, een dauwen 279
‘Er is geen rust der zinnen, geen gestreeld 396
Er ís geen teeken. Den bekommerde verdroot 554
Er waren groote vogelen, gekomen 566
Gang op en af van soepele penseelen 482
Gedoken onder den pannenboog 275
Geef aalmoes aan den arme en veracht 207
Geef voer aan duiven, kwartels en patrijzen allen 210
Geheven kelk en tartend flintkristal 362
Gij deedt van alle menschen mij 249
Gerimpelde reinette, pippeling 273
Gij stondt en leundet aan de brug 251

[pagina 580]
[p. 580]

Gleed ooit een schooner manestraal 311
Groen als uitgeholde schil 267
Haar hoofd zonk op uw borst neer; weeke handen 205
Het adelszwaard, o grauwe mond 285
Het eeuwige van het mooie 391
Het is als ging met lichte gangen 244
Het kleine geldt het groote; ik heb verkoren 346
Het schap te denken opgetast 270
Het stoute naderen en vocht en zwart 544
Het was een morgen, kristallijn gezet 407
Het was tusschen ons als in een (toe) prieel 534
Hoe helder waren de wateren op dezen dag 348
Hoe is hier het bestaan van allen 369
Hoor, hoor, de leeuwrik zingt in 't blauw 259
‘Ik ben de perken langs gegaan 165
Ik ben een rustelooze stroom 365
Ik ben een zwerver overal 558
Ik ben niet ik, gij zijt niet gij; o zekerheid bezeten 202
Ik heb den klank 441
Ik keer mij toe en mijn gezicht 245
Ik wil gaan schuilen in mijn eigen woorden 199
In de bleeke wangen als violen 238
In de getogen tonen/van het Fluiten 361
In den nacht, als veeg 433
In dezen tuin zijn saamgelegd 283
In droomen somwijl en in tranen 232
In fijne vingertoppen leeft 226
In het besomberde vertrek 228
‘In macht'ge jeugd vurig en waanzinvol 203
In winteravondkou, in het groot open 263
Is het wel niet, of van hem hier 284
Je bent, je bent mijn koningin 350

[pagina 581]
[p. 581]

Kreeft om den ronden rand gekropen 265
Laat dit het laatste toeven zijn 423
Leg in uw hand mijn hand om saam 190
Legt gij niet door het loon van uwe vruchten 209
Lichtere schimmen, schuivend blarenrond 197
Maan ibn Zaida had een groot land 212
Mijn hart bekent, dat zij het is 566
Mijn hart neemt velerlei gestalten aan 198
Mijn hoofd is in het diepe gras 359
Mijn huis donker 532
Naast ons, naast ons, achter het riet 302
Nacht om den tuin en gij zijt neergezeten 204
Nu dat het jaar is oud en wit 262
Nu ik zijn oogen heb gelezen 243
O, als de rozen, als de donkerroode 223
O blinkend jonge schaterlach 506
O brug, hoog omgebogen, wie betraden 550
O, dat de bloemen onzer jeugd 189
O de verdoembare, tot wien 364
O donker en grootmogend woord 229
O dood vlies van de torengracht 286
O droomerige glooiingen gedoken 546
O jammerlijke menschgeslachten 513
O keizerdichter, o gekroond poëet 297
O klokjes klepelgeluid 381
O kostelijkste vrucht, verwekt 274
O laat ons ginder, ginder gaan 374
O leg voor dezen laten avond 518
O pad wel in ontroeren opgegaan 385
O smartelijke geur van de jasmijn 508
O toen, toen schuddend 335
O troon van saamgeslagen, gouden spangen 224

[pagina 582]
[p. 582]

O vlonder tot ons toegeschoven 322
O zie de opbloei der millioenen hier 296
Om den gezonkenen Sileen 460
Omgang met menschen, nabuurschap 192
Onder de kringen van den nacht 444
Ook als ik langs ging, werden stom 233
Op een witzwarten marmervloer 440
Op niets waren wij meer gebeten 276
Over den kolk, over het blauw verglazen 288
Regen in den nacht 450
Rondom mijn bed, van trijpen omsloten 363
Rozelaar, o rozelaren 376
Schaduwen van wie er gaat 261
Seizoen van peinzen en diepzinnigheid 425
Sidonisch glas van teeder rose 343
Sluit, boomen, sluit, o ondoordrongen woud 294
Soms in de volte van de straat 248
Stad en land ligt af te wachten 478
Toen er nog menschen, menschen waren 468
Trekvogelkreet 308
Trekvogels vliegend in figuren 410
Tusschen grillige opgeworpen polders 355
Tijdens mijn leven 234
U missen en u niet ontgaan 227
Uw stem hoorde ik uit andere mond 422
Uw voeten zijn als liggende leeuwinnen 547
Uw ziel, mijn ziel: iets, dat twee namen heeft 201
Van af het donkere land, wazig en klam 443
Van onder uit de wolken 497
Van uit de donkerte in den lommertuin 242
Vanuit de ligplaats, de gekraakte takken 288
Verborgen half en half verstaan 230

[pagina 583]
[p. 583]

Vereer den zon om strakgespannen schijn 194
Verloren vallen in het leege zwart 269
Violen en violoncellen 447
Vrouw de in haar wezen diep verscholene 419
Vijver, juweelen waterkom 314
Waar de bij zuigt, zuig ik mee 259
Waar werd van zulk een wijzen geest vernomen 196
Waar stiet hij af? Lieten de lichte zolen 553
Waar zal den tak van lauwer zwaar 222
Was uit het wezen uitgevoeld 384
Wat brengen? wat met lichte hand 287
Wat slinks verkregen 191
Weg, neem weg dien lippenmond 259
Wiens lichte voeten mag elk denken 479
Wij avondkinderen 240
Wij liepen over bloemen, over gras 253
Wijn en een vroolijk wezen zijn mijn wet (Rubaijat 1-24) 215
Zalig de ziel: die aan een medeziel 208
Zilvren klingels aan de hamen 386
Zilveren spiegel, als in teere greep 268
Zoek heil en heul in uw gedichten; doe als ik 559
Zoo was het. O volkomen uur 388
Zullen wij nog niet eens gaan wandelen, beien 504
Zij, die de rozen harer wangen 562
Zij hangen, hangen 561
Zij heeft nog alles, wat zij eens bezat 347
Zij stond 246
Zij stond en oliede de zwarte haren 548
Zij schoof den linteldock op zij 556
Zij waren bij vallenden avondstond 257


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken