XXVI
Geen referendum over onafhankelijkheid
Naar aanleiding van berichten via de media wenst ondergetekende het volgende naar voren te brengen.
Op 27 september 1993 ben ik met vakantie naar Nederland vertrokken en keerde op 8 november 1993 terug. Drie weken vóór mijn vertrek werd mij door één van de mede-ondertekenaars van het Manifest betreffende een referendum met betrekking tot de onafhankelijkheid van Suriname gevraagd wat ik dacht over de relatie Suriname-Nederland, aangezien er een groep bekende personen uit de samenleving hier een discussie over op gang wilde brengen. Ook werd mij gevraagd of ik nog namen van personen wist die in aanmerking kwamen om te participeren in deze discussie. Op mijn vraag wat de initiatiefnemers wilden bereiken werd mij gezegd dat het ging om een discussie ter voorbereiding van een referendum waaruit moest blijken wat men in Suriname dacht over de relatie met Nederland.
Aangezien de minister van Sociale Zaken, W.Soemita, Nederland op een vergadering onbetrouwbaar had genoemd en de Nieuw Frontleider F.Derby de uitspraak had gedaan dat het tijd was om de relatie met Nederland te beeindigen, was het mij duidelijk dat de relatie met Nederland, voor wat betreft sommige beleidsmakers, een dieptepunt had bereikt. Omdat a) vele hier te lande wonende Surinamers in het bezit zijn van een Nederlands paspoort, b) haast elke Surinamer een familielid heeft dat in Nederland woont en c) een groot deel van onze bevolking door omstandigheden in Nederland woont, lijkt het mij van belang dat Suriname een goede verstandhouding met Nederland heeft. Dat was mijn motivatie op dat moment om mij bereid te verklaren aan een dergelijke discussie deel te nemen.
Op de avond van 23 september 1993 werd mij op een bijeenkomst in Theater Unique door iemand (geen ondertekenaar van het Manifest) een brief (1 vel A4) ter hand gesteld waarin werd aangehaald dat het belangrijk was dat er een discussie op gang kwam om Surinamers zich te laten uitspreken over de relatie met Nederland, die volgens de schrijver door de opstelling van deze regering zeer vertroebeld was. Zelf heb ik nimmer het idee gehad dat het ging om een referendum m.b.t. de onafhankelijkheid van Suriname.
Behalve de beide keren die ik hier beschreven heb: a) een keer mondeling en b) een keer schriftelijk, is er door mij nooit meer iets vernomen over een dergelijke discussie en het is mij ook niet bekend of die ooit heeft plaatsgevonden. Kort daarop ben ik naar het buitenland vertrokken; op 27 september.
Tot mijn verbazing werd ik bij mijn terugkeer in Nederland, ik was voor enige weken ergens anders in Europa, geconfronteerd met een artikel in de Weekkrant Suriname, dat de geest ademde van een referendum over de