Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het vaderlandsch gevoel (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het vaderlandsch gevoel
Afbeelding van Het vaderlandsch gevoelToon afbeelding van titelpagina van Het vaderlandsch gevoel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.35 MB)

XML (0.77 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het vaderlandsch gevoel

(1978)–S.H. Levie–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vergeten negentiende-eeuwse schilderijen over onze geschiedenis


Vorige Volgende

1584
31 W. Mol 1785-1857
Het sterfbed van Willem van Oranje

Doek, 88 × 117 cm

Datering: ca. 1818

Tentoonstellingen: Amsterdam 1818, nr. 181, ‘Het Doodbed van Prins Willem den Eersten’; Brussel 1818; Gent 1820

's-Gravenhage, Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau

Het lijk van Willem van Oranje werd na zijn dood in een van de vertrekken van zijn Delftse residentie opgebaard. Velen hebben de Prins daar de volgende dagen de laatste eer bewezen.

Wouter Mol heeft in dit schilderij de naaste verwanten met enkele hooggeplaatste personen uit de omgeving van de Prins tezamen gebracht, als waren zij allen tegelijkertijd in de zaal aanwezig geweest. Niet alleen heeft Mol daarbij personen getuige laten zijn, van wie het zeer de vraag is of zij toen naar Delft zijn gekomen, ook valt er op zaken als de leeftijd van de voorgestelden nogal iets aan te merken. Links, achter de wenende Louise de Coligny, staan de dochters van Willem uit zijn vorig huwelijk met Charlotte de Bourbon. Hij trouwde Charlotte in 1575: de oudste van deze dochters kan dus niet ouder dan een jaar of acht zijn geweest.

Over de identiteit van de aanwezigen verkeren wij in vele gevallen in het onzekere. De catalogus van de Gentse tentoonstelling licht ons wat dat betreft het uitvoerigst in. Men kan daarin lezen, dat het niet meer dan vanzelfsprekend is, onder het gezelschap ook burgemeester Van der Werff aan te treffen, voor wie de Prins tijdens zijn leven immers een bijzondere genegenheid koesterde. Wie van de afgebeelde personen hem moet voorstellen is echter niet aangegeven. De staande man in het midden, wiens hand een gebaar maakt in de richting van de dode, is zonder twijfel mr. Paulus Buys, landsadvocaat en gunsteling van Oranje. Hij wordt door de recensent van de Algemeene Konst- en Letterbode genoemd en is door Mol duidelijk herkenbaar weergegeven naar het voorbeeld van de gegraveerde portretten, die er van hem bestaan.

De Gentse catalogus vermeldt verder dat de zittende man links voor het bed Oranje's neef Willem Lodewijk van Nassau voorstelt. Misschien heeft Mol hem zittend afgebeeld, omdat hij moeilijk ter been was. Willem Lodewijk was met steun van Oranje tot stadhouder van Friesland benoemd. Zeker is het dat de jongeman, die zich met een bedroefd gelaat over het lijk heenbuigt, Maurits is. Het is moeilijk te zeggen wie de jongen kan zijn, die knielend voor het bed treurt. Mol kan bezwaarlijk Frederik Hendrik bedoeld hebben, die toen nog maar een baby was.

Het schilderij oogstte op de Amsterdamse tentoonstelling van 1818 allerwegen bijval. Met

[pagina 123]
[p. 123]


illustratie

[pagina 124]
[p. 124]

de bevrijding van de Fransen nog vers in het geheugen publiceerde Hendrik Meijer naar aanleiding van deze tentoonstelling een recensie in dichtvorm, waarin aan Mols Sterfbed ruime aandacht werd geschonken. In de voorrede schreef Meijer: ‘Wie toch heeft aan het sterfbedde van Neêrlands Redder, door de meesterlijke hand van W. Mol geschilderd, gestaan en geen' traan gestort op dat offer voor de vrijheid, door slavernij geslagt, en niet, als door eenen godsdienstigen ijver ontgloeid, bij hetzelve als voor het altaar des Vaderlands, gelijk eenmaal Hannibal tegen de Romeinen, onverzoenlijken afkeer van de Franschen gezworen?’ In zijn dichtregels moedigde Meijer de toeschouwer aan:

 
Bij 't zien op 't offer eens verraders,
 
Het bijgeloof ten zoen gebracht.
 
Schrei - kniel aan Vader Willems sponde:
 
Vang op den bloeddrup uit zijn wonde,
 
Als vrijheids dierbaarst onderpand;
 
Ai! dus die hand, die boeijen breken,
 
Dien mond, die stervend nog kon smeken
 
Voor 't arme volk en 't Vaderland.

De recensent van de Algemeene Konst- en Letterbode merkte op: ‘De nog jonge Kunstenaar toont klaar door de ordonnantie, dat hij zijnen tijd op de Fransche Kunstschole, ik meen van David, wel heeft besteed, en haar het groeperen en kiezen van gunstige standen en licht, bij een groot aantal beelden, heeft afgezien, maar zich niet heeft laten verleiden, om haar slaafs te volgen, daar het koloriet en de geheele manier van schilderen bij de Hollandsche Schilderschool t'huis hoort.’

De lof, die het stuk van alle kanten werd toegezwaaid, heeft zeker er toe bijgedragen, dat de moeder van de koning het doek aankocht om het aan haar schoondochter voor haar verjaardag te schenken.

Het aanzien, dat Mol door dit schilderij verwierf, is maar van korte duur geweest. Zijn latere werken vielen zo tegen, dat de geruchten sterker werden, dat een ander Mol had bijgestaan in de compositie van het Sterfbed van Willem. In 1826 schreef een criticus in de Algemeene Konst- en Letterbode zelfs: ‘Een ieder, die in de kunstwereld geen vreemdeling is, brenge zich te binnen, hoe men op eene vroegere Tentoonstelling, het sterfbed van Willem der Eersten bewonderde; dan ik vraag, of men, als deze verdienstelijke Schilderij [...] op deze Tentoonstelling gehangen had, haar ook zoude hebben bewonderd? en ik antwoord: neen, zij had in weerwil van hare groote verdiensten, die alstoen algemeen erkend zijn, zich moeten verliezen onder de menigte van soortgelijke stukken.’

Literatuur i.v.m. het onderwerp

Fruin, Verspreide Geschriften iii, blz. 63
P.J. Blok, Willem de Eerste, Amsterdam 1920, ii, blz. 217

Literatuur i.v.m. het schilderij

Algemeene Konst- en Letterbode 1818, ii, blz. 345
H. Meijer jr., Vaderlandsch Gevoel, bij de beschouwing der Tentoonstelling van schilderijen, van nog in leven zijnde Nederlandsche Meesters, in den jare 1818, Haarlem 1818, blz. vi en 13
L. de Bast, Annales du Salon de Gand 1820, Gand 1823, blz. 141-142 met gravure door C. Normand
Van Eijnden & Van der Willigen iii, blz. 268-269
Algemeene Konst- en Letterbode 1826, ii, blz. 298
J. Knoef, Van Romantiek tot Realisme, 's-Gravenhage 1947, blz. 3-12


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken