Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anansi tussen god en duivel (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anansi tussen god en duivel
Afbeelding van Anansi tussen god en duivelToon afbeelding van titelpagina van Anansi tussen god en duivel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.53 MB)

Scans (45.03 MB)

ebook (16.82 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

fabel
dierenverhaal/-epos


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anansi tussen god en duivel

(1997)–Noni Lichtveld–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]


illustratie

De liefde van een jonge kikker

In Afrika spraken alle dieren hun eigen taal en allemaal konden ze elkaar verstaan. De vogels verstonden het geschater van de apen. De apen verstonden het gekwispel van de vissen. De vissen verstonden het gekwetter van de vogels.

Allemaal dronken ze uit de rivier en ze waren heel tevreden, want er was eten in overvloed.

Bij de rivier woonde een uitgebreide kikkerfamilie en dat was me daar 's nachts een gekwaak! Een constante kikkerfonie, kun je wel zeggen.

Een van die kikkers was de kleine Kwekoe, die net zo heette als Anansi, omdat hij op woensdag geboren was. Hij kon het hardste kwaken van de hele familie en daarom mocht hij boven in het riet kwaken, de ereplaats der allerbeste kwakers.

Kwekoe was zo gek op die ereplaats, dat hij zelfs overdag niet beneden kwam.

De andere kikkers kropen dan in de koele modder, maar Kwekoe liet zich desnoods bakken bij de hoogste zonnestand.

Zo zat hij weer een keer te hijgen van de hitte, toen hij verrast werd door een heerlijk koel briesje; net zo'n ventilator die ze in hete kantoren zetten. Hij keek rond, hij keek naar boven, en zoiets raars had hij nog nooit gezien. Daar vloog een slang heen en weer met aan het eind een kwast! Kwekoe wou weten waaraan die slang zich vasthield... Daar zag hij iets verschrikkelijk geks! De slang had een enorme kop, een rare kop... Dat was compleet een apart beest, en die slang was zijn staart. Wat een fantastisch dier was dat. Kwekoe was meteen smoorverkikkerd. Wat een prachtige zwarte ogen; ze glansden als de rivier bij maanlicht. En die huid, zo glanzend-glad als een bananenstengel. Hij legde zijn handjes op de mooie bil van dat beest.

‘Wat doe je!’ riep het dier met een zwiep van haar staart, zodat Kwekoe bijna de modder in vloog.

[pagina 21]
[p. 21]


illustratie

‘Ik wil u niet plagen,’ zei hij. ‘Ik ben juist vol bewondering...’

‘Wat ben jij voor een rare?’ vroeg ze met zwoele stem.

‘Ik ben de kikker Kwekoe,’ zei Kwekoe snel. ‘Hé, ik ben meisje Koe,’ zei het dier. ‘En ik heet Kwasiba.’

Zo raakten die twee aan de praat en het was dadelijk duidelijk dat ze elkaar graag mochten.

Kwekoe vertelde aan iedereen die hij tegenkwam over zijn nieuwe kennis.

‘Een koe?’ vroegen zijn vrienden.

‘Wat moet je met een koe? Zo'n beest is toch veel te groot voor een kikker? Runderen, die komen uit het buitenland, van de savanne. Nou, en dan weet je het wel! Zuipen dat die kunnen... vier magen hebben ze en die moeten allemaal vol!’ En zo nog een heleboel praatjes.

Maar Kwekoe wist dat zijn Kwasiba anders was. Hij dacht: Als alles waar is wat iedereen zegt over runderen, dan zal ik haar leren wat de zeden en gewoonten zijn hier in het riet en hoe gelukkig ze kan worden als ze zich daarbij aanpast.

Hij bracht haar een mooi cadeautje, een handtasje van gras.

[pagina 22]
[p. 22]

‘Oeh, wat snoezig van je,’ zei Kwasiba en vrat het kunstwerkje in één hap op.

‘Kwasiba!’ riep Kwekoe verschrikt. ‘Wat doe je nou...’ Zouden zijn vrienden gelijk hebben? Waren koeien alleen maar ongevoelige grasmaaimachines, zonder manieren?

‘Kwasiba,’ zei hij vriendelijk, ‘dit was geen flutcadeau om op te eten, dit was een tasje dat ik zelf gevlochten heb. Het was om dingen in te doen en te bewaren...’

‘O god!’ riep Kwasiba geschrokken. ‘Wat vreselijk dom van mij, wacht even!’ En zoals koeien de boel weer bovenhalen om te herkauwen, deed ze een klein kokhalsje en daar lag het tasje weer in het gras. Het was wel een beetje verfrommeld, maar ze spoelde het snel uit in de rivier tot het weer fris en netjes was.

‘Sorry,’ zei ze. ‘Ik dacht dat het een hapje gras was. Maar het is prachtig - en zelfgemaakt? Dank je, lieve Kwekoe! Wat knap zijn kikkers toch, en jij helemaal.’ En ze stak haar grote slobbersnoet naar voren om Kwekoe een kusje te geven.

Zo bloeide de liefde op tussen Kwasiba Koe en Kwekoe Kikker.

Maar de familie Kikker was niet blij met de relatie. Pa Kikker hoorde van alle kanten praatjes over de verkering, en hij sprak zijn zoon vermanend toe.

‘Wat denk jij wel?’ vroeg hij. ‘Je bent dan wel oud genoeg om meisjes leuk te vinden, maar waarom niet je eigen soort? Wat zie je in zo'n kalf? Weet jij niet wat voor reputatie dat slag meiden heeft?’

‘Ze kan leuk springen,’ zei Kwekoe verlegen. ‘En ze bewondert ons kikkers...’

Pa Kikker was niet overtuigd. ‘Geen zoon van mij laat zich in met een meid met horens op haar kop!’ riep hij boos.

En dat was dat.

 

Maar het kwaad was al geschied. Hoe meer zijn vader op hem schold, hoe meer de andere kikkers grapjes maakten, hoe zekerder Kwekoe wist dat zijn vriendin Kwasiba heel bijzonder was.

Hij dacht: Wat maken ze zich druk over een gewoon vriendinnetje? Ze doen of ik met haar wil trouwen! En hij kwam op het idee dat hij dat eigenlijk wel wilde, want hij wist zeker dat hij ontzettend veel van haar hield. Het was onontkoombaar, ook omdat ze elkaar zo vaak bij maneschijn zagen. Op een keer zei Kwekoe: ‘Kwasiba, ze zeuren thuis over onze vriendschap, maar daar trek ik me niets van aan. Ik vind je aardig en zo blijft het.’

‘Ik heb thuis ook gedonder,’ zei Kwasiba. ‘Niets aan te doen...’

‘Konden we maar altijd bij elkaar zijn...’ droomde Kwekoe.

‘Wil jij dat echt?’ vroeg Kwasiba.

‘Natuurlijk,’ zei Kwekoe. ‘Dan konden die kwekkers thuis verrekken.’

‘Heerlijk!’ riep Kwasiba en zwijmelend legde ze haar staart om Kwekoe's hals. ‘Dat wil ik ook! Dan gaan wij trouwen!’

En ze knuffelden tot de dageraad.

 

Zo had Kwekoe ineens een huwelijksaanzoek gedaan. Maar volgens kikkerregels moest de bruidegom met zijn vader bij de familie van de bruid haar hand gaan vragen, en dat was wat! De vreemdgepaarde verloofden waren vastbesloten, en Kwekoe liep met opgezwollen borst voor zijn vader uit.

[pagina 23]
[p. 23]


illustratie

Mijn arme zoon is gek geworden, dacht vader Kikker. Er schijnt niks aan te doen te zijn. Hij hoopte dat die runderfamilie ook geen barst zou voelen voor dat vreemde huwelijk, en dan zou alles wederzijds meteen van de baan zijn.

Dat was niet slecht gegokt. Er ontstond regelrechte paniek toen die twee daar aankwamen! Pa Kikker had nog geen mond open kunnen doen, of het geloei was niet van de lucht.

‘Wat komt u hier kwaken?’ vroeg Pa Stier ijzig, terwijl Kwasiba verlegen in haar neusgat likte.

‘Mijn zoon Kwekoe...’ begon Pa Kikker verward, ‘is aan een ernstige... afwijking ten prooi gevallen...’

‘Mijn dochter is geen afwijking!’ loeide Pa Stier verontwaardigd. ‘Mijn dochter kent geen prooidieren! Jullie begrijpen niets van ons runderras, wij zijn een zuiver vegetarisch volk! Zinloos met u te praten!’ Daarbij schudde hij dreigend zijn horens en krabde met zijn hoeven in de grond.

Alles leek afgedaan voor het begonnen was. De kikkers stoven hop-hop-hop naar huis, ze vreesden voor hun leven. En daarna kreeg die arme Kwasiba de wind van voren. ‘Ontaarde dochter!’ riep haar pa. ‘Hoe durf je dat stel nachtkwakende modderkruipers hier te laten komen? Wou jij het leven door met zo'n beschimmelde moddervlo? Ondankbaar kalf! Het wordt tijd dat die gekkigheid ophoudt! Volgende maand trouw jij met je neef Shama, dat is een verdienstelijk rund van zuiver stamboek. Een vurig kereltje met stierenbloed!’

Moeder Koe probeerde nog het zaakje wat te sussen - maar nee, Kwasiba was de klos. Ze werd verder bewaakt door nichten, zusters, tantes, en het werd haar streng verboden om alleen naar de rivier te gaan. Maar ja, die nichtjes en zusjes hadden medelijden met haar, want die neef Shama, dat vonden ze allemaal een onbehouwen ossenkop. En haar tantes lagen het liefst de vliegen te verjagen in de schaduw, met geen andere zorg dan herkauwen.

[pagina 24-25]
[p. 24-25]


illustratie

Zo zag Kwasiba kans om op een nacht weg te komen en Kwekoe op te zoeken.

Haar zusjes en nichtjes slopen meteen achter haar aan, maar de tantes bleven rustig staan dommelen onder hun favoriete palmboom. Snel vond Kwasiba Kwekoe en ze fluisterde: ‘Geliefde, men wil mij uithuwelijken... Ik ben wanhopig, wat moet ik doen?’

Bevend omhelsden ze elkaar.

‘Er is nog maar één oplossing,’ fluisterde Kwekoe. ‘Ik spring tussen je horens, dan gaan we ervandoor.’

En zo gebeurde het. Kwasiba zette flink de draf erin en bij het ochtendgloren waren ze in een ver land stroomopwaarts, waar niemand ze een strobreed in de weg legde om te trouwen.

 

Intussen was Kwasiba's vlucht ontdekt; haar zusjes hadden alles afgeloerd en flink hardop gekletst met de nichtjes, zodat hun moeders al bij het ontbijt van alles wisten. Dus was ook vader Stier gauw op de hoogte. Wat een schande, zijn dochter ervandoor met een malle kikker! Maar zoveel damesrunderen tegelijk kon hij niet allemaal bestraffen, daarom trommelde hij de hele stierenhorde bij elkaar. Met voorop Shama de ossenkop ging het regelrecht naar de rivier. Daar brulden ze in het rond als een orkaan en ze stampten in de modder om al het kikkergebroed voor eens en altijd uit te roeien.

Maar de kikkers hadden al een kilometer ver dat onweer horen aankomen, en kikkers zijn zó tussen koeienpoten door het water in! Die oorlog bracht dus helemaal niets op behalve schade, en dat is sinds die tijd met oorlogen gebruikelijk... Waarbij ook duidelijk wordt waarom runderen en kikkers nooit in elkaars kerkkoor zijn gaan zingen.

 

En die voortvluchtige geliefden, hoe is het daarmee afgelopen?

Ze gingen wonen in dat nieuwe land waar zelfs hun namen overbodig waren, want ze waren daar de kikker en de koe. Ook weer aan de oever van een rivier; het was zelfs dezelfde rivier! Daar traden ze plechtig in het huwelijk voor een vergadering van krokodillen, terwijl gorilla's trommelden, giraffes dansten en vogels zongen uit volle borst.

Die krokodillen hadden zo'n respect voor de ongewone huwelijkspartners, dat zij ze niet opvraten.

Ze wilden die rare buitenlanders een buitengewone toeristische attractie laten worden, om de aandacht af te leiden van een industrie die tasjes van hun huiden wilde maken. En dat hadden ze goed voorzien. Vooral toen er kindertjes van kwamen, want die kindertjes waren eigenaardig...

Kleine rundjes, daar leken ze op. De eerste was een flinke jongen, die nog groter werd dan zijn moeder, zelfs groter dan een paard! Hij had bijna zo'n kleur als Mama, maar het waterbestendige had hij van zijn vader en ook die brede grijns. Het liefste was hij dán in het water, en dán op het land, net als zijn pa. Kwaken kon hij niet; wel een beetje loeien, geloof ik.

In elk geval is het voortreffelijk geweest dat die ongelijke minnaars paarden, want daar danken wij... de nijlpaarden aan!



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken