Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anansi tussen god en duivel (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anansi tussen god en duivel
Afbeelding van Anansi tussen god en duivelToon afbeelding van titelpagina van Anansi tussen god en duivel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.53 MB)

Scans (45.03 MB)

ebook (16.82 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

fabel
dierenverhaal/-epos


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anansi tussen god en duivel

(1997)–Noni Lichtveld–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

Het huis met vijf kamers

Kat Kaprisi had een plantagehuis geërfd van zijn grootmoeder, een flink groot huis met vijf kamers. Daarom vroeg hij vier vrienden om bij hem te komen wonen. Dat waren Mat' Dagoe, de oude hond, en Tingifowroe, de gier; later ook nog zijn neef Tigri de jaguar en Kwata Swagri, de aap. Die heren hielden wekelijks open huis; daar waren damesgasten zeer bij voorbaat welkom, met ontbijt. Toch was het lang geen bende daar in huis, want kat Kaprisi had de wind eronder. ‘Wonen mag voor niks,’ zei hij, ‘maar opruimen moet voor alles.’

Dus deden die vier braaf het huishouden, ieder zijn taak. De aap plukte vruchten en waste borden, de jaguar dekte de tafel en kapte hout. De gier kookte eten en veegde vloeren met zijn vlerken. En de hond deed de was en begoot de tuin. En meneer Kat? Die lag in zijn hangmat en dirigeerde alles.

Dat ging die anderen zo ergeren dat ze steeds genadelozer begonnen te mopperen: ‘Kaprisi, lui stuk kapokmatras! Help eens wat mee! Kan jij je eigen troep een keertje weghalen? Moeten wij weer alles achter jouw luie kattenstaart aandragen... Dat ligt daar met zijn bolle kont maar onder het balkon te bungelen, vooruit, doe ook eens wat!’

Dan zei Kaprisi steevast: ‘Ik moet nu eenmaal overdag goed uitrusten, om 's nachts op jacht te gaan. Ik zorg toch elke dag voor een gebakken muisje bij het brood? Ieder zijn taak, netjes voor alles en wonen voor niets.’

Dat begon die vrijgezellen ferm de keel uit te hangen. Zelfs hun wekelijkse feestjes waren lang zo leuk niet meer als vroeger. Vaak was vóór middernacht de sfeer al om te snijden, en de damesvisite stapte steeds vroeger op. Tenslotte, toen Kat weer lag te ronken in de ochtendstond, zei Hond Dagoe: ‘Zo'n baas, dat is geen huisbaas meer, dat is een slavenbaas. En sinds de slavernij is afgeschaft hoeft niemand dat te pikken.’

‘Onopgevoed ondier...’ bromde Tigri.

‘Dat gekat van Kaprisi hangt mij de keel uit!’ zei Kwata Aap en Tingifowroe Gier vond dat de toestand knap verrot was. Dus verzonnen ze een manier om Kat er eens flink in te laten stinken.

 

Bij het volgende feestje was er weer van alles: heerlijke koekjes en vruchten, lekkere luchtjes en kleurige lichtjes. Kwata serveerde een punch van pompelmoes en Tingifowroe pingelde op zijn gitaar, want er moest worden gedanst op het erf. Kat Kaprisi stond keurig opgetut met zijn snorren in de plooi op de galerij om zijn gasten te begroeten. Dit keer waren het alleen Eudoxia de eend, een ex van Tingifowroe, en de oude soepkip Maria met haar broer Guno, een taaie haan van tachtig. Later kwamen er nog twee otterzusjes Watradagoe en dat was een heel uitgedund gezelschapje bij vroeger vergeleken.

Kat Kaprisi danste met een ottermeisje en die tanige haan nam de andere zuster. Tingifowroe en Eudoxia waren weer één pot

[pagina 27]
[p. 27]


illustratie

[pagina 28]
[p. 28]

innigheid en Kwata danste in godsnaam maar met de oude soepkip. Hoe dan ook, er waren steeds twee dametjes te kort, zodat Ba Tigri en hond Dagoe eerst elkaar maar namen... maar niet voor lang, o nee! Maria's krasse broer bleek een geweldig tangodanser: als hij maar even aan de kant stond riepen de zusjes en de eend: ‘Guno! Guno kom dansen, Guno, doe nog een keer!’ En dan lieten ze hun partner in de steek en grepen zich vast aan zijn lellen. Dat vonden al die macho's niet zo leuk, maar toch moesten ze er wel om lachen.

Alleen kat Kaprisi kon het niet uitstaan; hij werd steeds kwaaier, niet alleen op Guno. Als hij maar een minuut aan het dansen was, klonk het alweer: ‘Changez!’ Dan tikte iemand hem op zijn schouder en gapte zijn partner. Tenslotte stond Kaprisi meer opzij dan dat hij danste, en als hij zelf die truc probeerde riepen ze: ‘Nog eventjes!’ en gingen verder of hij niet bestond.

Dat werd Kaprisi te veel; hij wou de touwtjes weer in handen krijgen. Dus zette hij domweg de pickup af en riep: ‘We gaan een spelletje doen! We gaan stoelendansen!’ De anderen deden morrend mee, maar hoe het ook zat, het lukte Kaprisi niet één keer op tijd te gaan zitten. Steeds schoven de stoelen toevallig net opzij of zat er al een ander op. Eén keer plofte hij op schoot bij eend Eudoxia, die gillend van de lach omhoogvloog, zodat hij met zijn zitvlak op de grond viel.

‘Meneer de Kater valt voor mij!’ gierde Eudoxia. ‘Ga jij dan eens een maïskoek voor mij halen, lekkere kat?’

‘En haal meteen ook wat voor ons!’ riepen de zusters Otter.



illustratie

[pagina 29]
[p. 29]

‘Dagoe, breng gauw wat eten voor de dames,’ commandeerde Kaprisi gewoontegetrouw. Maar Dagoe zei: ‘Zo dadelijk!’ en danste gewoon door, zodat Kaprisi tenslotte zelf maar ging. Zo lieten alle dames hem draven en ze namen zelfs niet de moeite om hem te bedanken, want ondertussen hadden ze het alweer te druk met swingen. Dat was algemene vrolijkheid: Eudoxia kwam niet meer bij, de meisjes Watradagoe deden het bijna in hun broek! Zelfs kip Maria had nog nooit zo'n lol gehad.

‘Het leukste feestje dat wij ooit hadden!’ riepen de gasten. ‘Volgende week weer!’ Maar Kaprisi had het helemaal niet leuk gevonden; nog nooit had hij zo'n akelig en onbevredigend partijtje meegemaakt.

‘Dat is jammer!’ riep hij. ‘Maar volgende week ben ik er niet, eh, zijn wij niet thuis!’ De anderen zwegen van verbazing.

 

‘Ik heb een plan,’ zei Kaprisi een paar dagen later. ‘We gaan met zijn allen op jacht. ‘We gaan naar de rivier en de savanne.’

‘Waarop gaan we jagen?’ vroeg oude Dagoe, die zichzelf veel te bejaard vond voor zo'n draafsport.

‘We gaan een buffel vangen,’ zei kat Kaprisi, ‘een vrouwtjesbeest.’ Daar hadden ze allemaal wel oren naar.

‘Dat is gelukkig niet moeilijk,’ zei Dagoe.

‘Dat is leuk spannend,’ vond Fowroe.

‘Een lekker wijfje, ha-ha!’ riep Kwata blij.

‘Voor allemaal drie dagen biefstuk!’ likkebaardde Tigri.

‘Nee,’ legde Kaprisi uit, ‘dat beest wordt niet gegeten. Ze krijgt hier in huis een redelijk onderkomen en wordt goed gevoed. Als ze flink melk geeft en handig is, kan ze voor ons het huishouden doen.’ Daar waren die vier toch perplex van, dat Kat zoiets uitgekookts had kunnen bedenken! Daar wilden ze wel met volle ijver aan meewerken.

Zo togen ze op jacht en de samenwerking verliep voorbeeldig.

Gier Tingifowroe vloog hoog de lucht in om naar buffelkuddes uit te kijken en gaf signalen met zijn vleugels. Ba Dagoe wees de richting, door met wapperende staart vooruit te hollen. Aap Kwata wierp een touw over de kop van een verbaasd jong buffelwijfje en Tigri met zijn vlugge jaguarvoeten loodste haar snel naar huis.

‘Bij wie mag ze nu slapen?’ vroegen ze alle vier.

‘Bij mij natuurlijk,’ zei kat Kaprisi. ‘Ik heb dat hele plan bedacht.’

‘Nee, bij mij,’ riep Tingifowroe. ‘Zonder mij hadden jullie die buffels nooit gevonden!’

‘Wie heeft de richting aangegeven?’ blafte hond Dagoe.

‘Ik heb mijn lasso gegooid,’ gilde aap Kwata. ‘En wie heeft haar thuisgebracht?’ vroeg Tigri briesend.

Kortom: daar kwam toch een hooglopende, verschrikkelijke ruzie van! Nog nooit eerder waren ze zó op de vuist gegaan dat verenbossen, plukken haar en serviesgoed over de plantage gierden. Dit was niet meer allemaal tegen Kat, maar iedereen tegen iedereen, een oorlog zoals wel voorkomt als dictatuur wordt ingeruild voor vrijheid... Daar moest een eind aan komen, dat was zeker.

Ook het arme buffelmeisje had wat te verduren: plotseling was ze door een aap ontvoerd (met achterlating van haar kalfje dat nog aan de uier was), door een tijger

[pagina 30]
[p. 30]

naar een plantagehuis gesleurd en aan een paal gebonden. En vóór ze nog iets te eten of te drinken had gekregen waren die rovers met elkaar zo aan het bakkeleien dat ze links en rechts over de grond vlogen.

‘Deze ontvoerders zijn behekst,’ stelde Misi Bofroe vast. ‘Straks gaan ze mij nog te lijf...’ Toen er weer zo'n strijder voor haar voeten rolde riep ze ineens: ‘Dokter Anansi!’ Steeds als één van de vijf oorlogvoerenden voor lijk tegen een muur of struik hing, loeide ze zo luid ze kon: ‘Dokter Anansi!’ Tot iedereen zich afvroeg wie dat kon zijn, dokter Anansi, en ze ophielden met vechten om het haar te vragen.

‘Dat is een zeer geleerde ziener, de enige die jullie probleem kan oplossen,’ antwoordde Bofroe. ‘Ik kan jullie direct naar hem toe brengen, als je me losmaakt en me een slokje water geeft.’

Dat deden ze en ze aten er allemaal ook nog een hapje bij en toen gingen ze op weg naar de toverdokter.

Dokter Anansi was een keurige natuurgeleerde webbenwever, die bij de bosrand in een hutje woonde. Hij was een echte ziener; hij bekeek zijn onverwachte gasten, hij bekeek hun probleem en toen bekeek hij een hoopje gekleurd zand dat hij uit een flesje op de grond goot. ‘Duidelijk,’ zei hij tenslotte. ‘Dit is een kwestie van voorrang. Ieder van jullie wil zeggenschap over mejuffrouw Bofroe hier, maar wie heeft hier voorrang?’

‘Ik,’ zei gier Tingifowroe, ‘want ik heb haar het eerst gezien.’

‘Nee ik,’ zei hond Dagoe. ‘Ik heb haar toch het eerst geroken?’

‘Ik, ik,’ schreeuwde Kwata Swagri boos. ‘Ik heb haar gevangen, dat is het belangrijkste.’

‘Ik heb haar naar huis gebracht!’ riep Tigri woedend.

‘Ik heb voorrang,’ zei Kaprisi. ‘Als ik de juffrouw hier niet had begeerd, dan waren alle anderen niet op het idee gekomen. Dus deze Bofroe is van mij.’

‘Dan is het probleem ook van jou,’ zei de geleerde. ‘Dan moet ook het idee eerst gepurgeerd worden.’ Hij riep zijn zoontje, die een zak met kruiden bracht en een kalebaskom, en hij mengde een drankje dat hij Kat te drinken gaf.

Daarop kreeg vriend Kaprisi verschrikkelijke buikpijn; de ene minuut moest hij kotsen en de volgende naar buiten rennen om te hurken. Hij steunde en hij huilde zo vreselijk dat de tranen iedereen in de ogen stonden.

‘Hij moet er eventjes doorheen,’ legde de dokter uit. ‘Als jullie hem niet helpen gaat hij dood.’

Kwata Swagri rolde hem in een mat, hond Dagoe haalde water voor hem, neef Tigri wreef zijn voeten en vriend Gier legde kompressen op zijn schedel. Anansi liet de verplegers bij zich komen. ‘Zie jij nu iets?’ vroeg hij aan Tingifowroe.

‘Niet veel,’ snikte de gier en poetste in zijn ogen.

‘Ruik jij nu iets?’ vroeg hij de hond.

‘Bijna niets,’ jammerde Dagoe en snoot huilend zijn neus.

‘Hoe voel jij je nu?’ vroeg hij aan Kwata.

‘Niet zo goed,’ antwoordde de aap bibberend.

‘En wat ga jij nu doen?’ vroeg hij aan Tigri.

‘Ik zou het echt niet weten,’ stelde het roofdier vast.

[pagina 31]
[p. 31]


illustratie

‘Nu zien jullie dat kat Kaprisi heel belangrijk is,’ knikte Anansi. En hij vroeg aan Kaprisi: ‘Aan wie heb jij straks je leven te danken?’

‘Aan al mijn vrienden,’ fluisterde de zieke kat.

Zo hadden ze iets om over na te denken en ze bleven tot Anansi zei: ‘Nu kunnen jullie weer naar huis.’ Dat had die ziener goed gezien, want iedereen voelde zich beter. Ze vonden dokter Webbenwever erg knap, zelfs toen hij zei: ‘Omdat Kaprisi voorrang heeft mag hij de buffel hebben.’

Maar Misi Bofroe was ook niet van gisteren; ze was allang naar huis gehuppeld, naar haar kalfje. Omdat niemand zin had weer te gaan jagen liepen ze regelrecht naar huis. Daar veegde Gier de vloer aan, aap Kwata trok de bedden recht, jaguar Tigri haalde water en Dagoe Hond ruimde de rotzooi op. En Kat Kaprisi?

Die was zo uitgehongerd na zijn ziekte, dat hij een geweldig feestmaal kookte, en niet alleen maar van gebakken muizen... En omdat iedereen het zo buitengewoon lekker had gevonden mocht kat Kaprisi voortaan elke dag koken.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken