Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anansi. De spin weeft zich een web om de wereld (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anansi. De spin weeft zich een web om de wereld
Afbeelding van Anansi. De spin weeft zich een web om de wereldToon afbeelding van titelpagina van Anansi. De spin weeft zich een web om de wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.19 MB)

Scans (157.14 MB)

ebook (14.89 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anansi. De spin weeft zich een web om de wereld

(1984)–Noni Lichtveld–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

Hoe Anansi uit varen ging

In plaats van treurig en wanhopig te zijn dat de vogels hem in zijn dooie eentje op Hondepit-eiland hadden achtergelaten, zakte B'Anansi verheugd uit de boom, waarin hij de nacht had doorgebracht.

‘Die domme vleugelbeesten,’ grinnikte hij. ‘Ze hebben geen idee wat er vannacht uit hun tasjes is gevallen...’ Want Anansi was wel de grootste gulzigaard van allemaal, maar al die kilo's Hondepit-vruchten die de vogels hadden verzameld, die had zelfs Anansi niet in één nacht kunnen opeten. Vandaar dat hij een poosje rondkroop onder in het dichte struikgewas, en even later aan de waterkant zat met een ongelooflijk ontbijt. Daarna neuriede hij vrolijk voor zich heen, daarna viel hij in slaap, en daarna - wakker geworden - begon hij erover te denken, dat hij toch niet eeuwig op Hondepit-eiland kon blijven.

Dus tuurde hij een paar uurtjes langs de rivier, tot hij in de verte een aandrijvende boomstam ontdekte, die hem wel aardig leek om van dat stomme Hondepit-eiland af te komen.

Maar plotseling begon de boomstam met zijn ogen te knipperen en vooraan ging er een klep open met een verschrikkelijk aantal puntigscherpe tanden erin. Toch bleef Anansi zich gedragen of daar de veerpont aan kwam varen.

‘He-o! Kaaiman-o!’ begon hij te roepen. En zelfs: ‘Hallo, neef Kaaiman!’

Kaaiman keek door zijn donkere bril, alsof hij een droog korstje brood hoorde fluisteren en toen vroeg hij: ‘Kennen wij mekaar?’

‘Natuurlijk, neef Kaaiman!’ riep Anansi enthousiast. ‘Ik ben je bloedverwant, Anansi uit de stad! Speciaal ben ik vandaag gekomen om je deze Hondepit-vruchten te brengen, voor je kinderen... Je hebt toch kinderen?’ vervolgde hij, toen hij zag dat Kaaiman steeds langzamer met zijn kop aan het schudden was.

‘Nee,’ zei Kaaiman, ‘nog niet. Wel eieren.’

‘Nou, zie je wel!’ riep Anansi even vrolijk. ‘Ik wist het wel! Jij bent toch de zoon van die ouwe Kaaiman, die aan de Waterkant woonde? Die met die prachtige lange zwiepstaart?’

‘Ja, ja dat is zo...’ gaf Kaaiman moeizaam toe.

‘Nou, dan zie je het toch? I leel wat keren heb ik als kleine spinnejongen op zijn staart gezeten! Heel wat keren heeft die oude oom Kaaiman mij met zijn staart naar de overkant van de kreek gezwiept!’ eindigde B'Anansi en hij keek verlangend naar de andere oever, waar hij tussen de bomen een pad meende te zien, dat wel naar de stad zou leiden.

‘Wou je op bezoek komen?’ vroeg Ba Kaaiman tenslotte, en keek minstens even verlangend naar de mooie Hondepit-vruchten, die B'Anansi intussen in een tasje verzameld had.

‘Ja, ja, laten we gaan!’ zei Anansi haastig. ‘Ik heb wel weinig tijd, maar ik wil toch eventjes je kinderen... je eieren komen zien.’

Zo klauterde hij op de rug van Kaaiman, opgelucht dat hij van Hondepit-eiland was bevrijd... maar o! Dat was een vreselijke veerboot die hij had uitgezocht! Ten eerste voer het ding met een verschrikkelijke snelheid, ten tweede bleek dat Kaaiman steeds voor hele of halve duikboot speelde, zodat B'Anansi om de beurt zijn evenwicht verloor, halfverzoop, door de lucht vloog of naar adem snakte.

Meer dood dan levend zakte hij tenslotte neer in Huize Kaaiman, een modderhol onder een dak van bladeren, waar Kaaiman hem vol trots de eieren het zien, die hij bewaarde in een grote mand.

‘Waau-aau!’ zei Anansi vol bewondering. ‘Waarde neef, ik mag je wel gelukwensen met die aanstaande kinderschaar van jou!’

[pagina 30]
[p. 30]


illustratie

Zo besloot Anansi om voorlopig wat op adem te komen bij ‘Neef’ Kaaiman thuis.

De volgende dag zei Kaaiman tegen hem:

‘Anansi, heb jij geen zin om mij te helpen met de eierverzorging? Ik geef ze elke dag een bad in de rivier. Als jij ze af wilt drogen ben ik vlugger klaar, dan hebben we meer tijd om te gaan jagen of te klaverjassen.’

‘Uitstekend, zeker beste neef; je weet hoe gek ik ben op kleine kinderen,’ zei Anansi dadelijk.

Voorzichtig droeg hij de eiermand naar de rivier, en één voor één gaf hij de eieren aan Kaaiman, die in het water stond en ze een grondige sopbeurt gaf. Daarna nam hij ze één voor één weer aan, en droogde ze lekker af met een grote zachte handdoek, waarna hij ze voorzichtig in de mand legde.

Maar terwijl Kaaiman zo bezig was met luxe zeep en borstel, en steeds meer schone eieren terugkwamen in de mand, kreeg B'Anansi toch zo'n vreselijk hongergevoel in zijn buik... Hij moest er iets aan doen, hoe kon hij anders verder werken...? En voor hij wist wat er gebeurde, had hij het ei dat hij net had afgedroogd... niet in de mand gelegd, maar achter in zijn keel gestopt! En lekker... lekker was zo'n schoon warm ei...!

Een poosje later was het laatste ei gewassen.

‘Nummertje twaalf!’ riep Kaaiman vrolijk, terwijl hij het aanreikte. Daarna begon hij met een grote plons een rondje rugslag en gaf een flinke schrobbeurt aan zijn eigen krokodillebillen. Intussen deed Anansi gauw dat elfde ei weer in de mand en bovenop de grote baddoek; zo merkte Kaaiman helemaal niet dat er iets mankeerde aan zijn nageslacht.

Maar de volgende ochtend, toen Anansi het laatste ei aanreikte voor de poetsbeurt, zei Kaaiman ineens: ‘Datis dan nummertje elf, hè neef? Nog ééntje maar, dan is het weer gepiept!’ Dus nam Anansi bliksemsnel het eerste ei weer uit de mand, duwde het in de modder dat het er goor uitzag en gaf het aan Kaaiman: ‘Zeer zeker neef, hier heb je nummer twaalf!’

Zelf droeg hij de mand met de handdoek erop weer terug naar het kaaimannenhuis; zo hebben zelfs jij en ik niet gemerkt dat die mand alweer een beetje lichter was... Als je een geheim kunt bewaren... B'Anansi had wéér eventjes last van hongerbuik gehad, nu zaten er nog maar... tien eieren in de mand!

Zo ging dat een hele week door, steeds meer eieren kregen dagelijks een modderdompeling en een dubbele wasbeurt, want steeds meer eieren waren plotseling in Anansi's schrokkerige keelgat verdwenen.

‘Nee nee, neef!’ riep Anansi dan. ‘Ik draag de mand, dat weet je... Ik ben veel te bezorgd voor mijn aanstaande neefjes en nichtjes; niemand is zo dol op ze als ik..!’

Toch begon hij zich bezorgd te maken dat hij binnenkort wel door de mand moest vallen, want dagelijks werd het moeilijker om van steeds minder eieren er twaalf te goochelen.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken