Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anansi. De spin weeft zich een web om de wereld (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anansi. De spin weeft zich een web om de wereld
Afbeelding van Anansi. De spin weeft zich een web om de wereldToon afbeelding van titelpagina van Anansi. De spin weeft zich een web om de wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.19 MB)

Scans (157.14 MB)

ebook (14.89 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anansi. De spin weeft zich een web om de wereld

(1984)–Noni Lichtveld–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 44]
[p. 44]

Hoe Anansi werd vastgeplakt

Nadat Anansi in een nabije sloot zijn billen flink gewassen had, ging hij die nacht op zoek in de plantage van de koning, want ergens in een struik had hij zijn broek nog laten liggen. Daar vond hij ook Akoeba's grote tas; die vulde hij meteen maar eventjes met fruit en groenten.

's Morgens heel vroeg riep Ma Akoeba hem, om weer aan het werk te gaan.

‘Laat mij nog even slapen, lieve schat,’ zei hij. ‘Ik heb een nieuwe baan gekregen van de koning, omdat hij zo tevreden is over mijn werk. Ik ben nu nachtwaker, dus moet ik slapen overdag.’

Zo ging hij voortaan elke avond naar de tuin. En's morgens kwam hij thuis, met Ma Akoeba's tas vol heerlijkheden. Hij sloop dan rond op de plantage, en voor het ochtend werd, leegde hij wat fruit- en groentekistjes in de tas; die stonden klaar voor het transport bij zonsopgang. En dat hij handig was, dat wist je al: want hoe de neven van hond Waktiman ook snuffelden in de nacht, er bleken elke ochtend een paar kistjes leeg te zijn.

Dat begon Koning Kownoe te vervelen en hij zei boos: ‘Ik denk dat al die arbeiders en plukkers te veel snoepen van het fruit. Ik zal ze wel wat anders geven.’

Hij liet een kolossale lading kauwgom komen van de snoepfabriek en elke werker kreeg tien pakjes uitgereikt, die hij de hele dag moest kauwen of zijn leven ervanaf hing.

Dagoe-Hond Waktiman en al zijn bloedverwanten hielden er toezicht op, en wie zijn kauwgom uitgekauwd had, moest het uitspugen in een speciale bak en bliksemsnel een volgend stukje tussen zijn kaken steken.

's Nachts toen Waktiman en zijn trawanten weer de wacht hielden, waren ze zo moe, dat ze helemaal niet hoorden hoe Ba Anansi weer zijn slag kwam slaan. Maar toen de koning merkte dat er weer fruitkistjes leeg waren, liet hij de kauwgomrantsoenen verdriedubbelen en die middag mopperden alle fruitplukkers van de kauwspierpijn.

‘Waar is dat voor nodig!’ riepen ze woedend. ‘Houd liever's nachts beter de wacht!’

En bij zonsondergang begon het hondenkoor tegen Ba Waktiman te kankeren:

‘Wanneer mogen wij slapen? De hele dag moeten we opletten dat al dat volk zijn kauwgom in de bak spuugt en dat er als een gek wordt doorgekauwd. Wat is dat voor een hondebaan, we zijn hondsmoe!’

Toen verzon Dagoe Waktiman een list. Van al die uitgekauwde kauwgom liet hij zijn vrienden grote ballen maken. Die plakte hij op elkaar, tot hij een levensgrote pop had. Die pop gaf hij een stok in zijn hand en een werkhelm op zijn kop, en hij zette hem bij de uitgang van de sinaasappelboomgaard, niet ver van waar de kistjes stonden, die de volgende morgen moesten worden opgehaald.

‘Nu gaan we allemaal naar huis,’ zei hij tegen zijn bloedverwanten, ‘en lekker slapen zoals hardwerkende honden verdienen.’

Die nacht kwam Anansi weer aangeslopen met Akoeba's grote draagtas. Hij leegde daar drie kisten grote pompelmoezen in, en wou langs zijn gewone vluchtweg de plantage af. Maar wat stond daar? Een levensgrote wachter op zijn pad, tussen de sinaasappelkisten...

‘Hé-ho! Donder je op!’ roept Anansi onverschrokken, en hij probeert de stok uit de hand van die geheimzinnige schildwacht te trekken. Deze houdt stevig vast en Anansi wordt boos. ‘Als je niet loslaat geef ik je een klap, dat je jouw kop een kilometer ver moet zoeken!’ roept hij vervaarlijk. Maar de andere zwijgt als het graf en laat zich kennelijk niet

[pagina 45]
[p. 45]

bang maken. Anansi haalt zijn rechterarm uit... en hij verkoopt die stomme gast een draai om zijn oren, dat zijn werkhelm met een grote boog de duisternis in buitelt.

‘Ha-ha, nu heb ik je!’ roept Anansi. ‘Laat je die stok los - vlug! Laat je mijn rechterarm los....’ maar geen reactie van die slappe nachtwaker. Anansi wordt nòg bozer, hij haalt zijn linkerarm uit. ‘Als je niet dadelijk loslaat, dram ik je schedeldak in elkaar...’ En hij laat met een doffe klap zijn vuist op de kruin van die schuddebol dalen... en daar zit ook die linkerhand plotseling muurvast.

‘Aha, dacht jij dat je zo sterk bent... Ik ben een spin, ik heb nog heel wat poten..!’ dondert Anansi dreigend. Hij geeft van rechts een geweldige lel tegen de schouder van de zwijger. Geen resultaat, behalve dat hij rechts steeds vaster zit. ‘Ik waarschuw je, je krijgt een onbeschrijflijke schop tegen je...’ En Anansi voegt: bam-bam-boem! drie daden bij het woord - en prompt zit hij met nog drie poten aan dat kleverige ventje vast.

‘Je denkt dat je mij beet hebt!’ roept hij razend. ‘Maar ik ben slim...’ en achter elkaar geeft hij de rotzak een knoert met zijn kop en een bonk met zijn buik. En met een vreselijke kreet tenslotte nog een hengst met zijn enig overgebleven linkerhand. De pop zegt niks. Hij rolt omver en sleurt Anansi mee op de grond tussen de kistjes; Anansi vecht en slaat en wringt en worstelt, en moet tenslotte toegeven dat hij totaal zit vastgeplakt aan iets... zachts vreselijk plakkerigs, verschrikkelijks... dat vaag naar kauwgom stinkt.

Zo wordt hij bij zonsopgang opgeraapt door Waktiman, en opgewonden keffend draagt de hondewacht hem naar het paleis van Koning Kownoe: een stok, met daaromheen een kauwgommassa, waaruit zo hier en daar een elleboog van Ba Anansi steekt.

‘Zo, jíj́ bent de dief, Anansi!’ zegt de koning streng. ‘In de gevangenis met jou, en denk maar niet dat je nog ooit weer vrij komt!’

Als Anansi die ochtend niet thuis komt met zijn draagtas vol, stuurt Ma Akaboe haar kind Finifoetoe naar de plantage om te kijken waar hij blijft.

‘Een ramp mama...’ komt Fientje jammerend terug. ‘P'Anansi is betrapt, want elke nacht ging hij uit stelen als wij dachten dat hij nachtdienst had. En Kownoe zegt dat hij hem levenslang in het donkere hok gaat laten zitten.’ De hele spinnefamilie barst uit in geweeklaag en gesnik, tot Ma Akoeba zegt: ‘Ik ga naar het paleis de koning smeken, hij moet Anansi voor ons vrijlaten.’

‘Dan ga ik met je mee mama,’ zegt Finifoetoe. ‘Ik ken de dochter van de koning en ik weet dat ze altijd haar zin krijgt bij haar pa. Ik neem een mooi cadeautje voor haar mee’.



illustratie

Zo komen Finifoetoe en Akoeba bij de plantage; tussen zich in vervoeren ze een grote bloempot, waarin een kroton met enorme bladeren, die Finifoetoe jarenlang met zorg gekweekt heeft. M'Akoeba smeekt Koning Kownoe om Anansi los te laten, maar die wordt daar alleen nog kwader van. Finifoetoe brengt de plant met de enorme bladeren naar

[pagina 46]
[p. 46]

haar vriendin Prinses Paloeloea. ‘Doe een goed woordje voor mijn vader,’ vraagt zij.

Paloeloea zegt: ‘Helaas, wanneer mijn pa zo razend is, blijf ik daar weg.’ Maar wel zet ze de bloempot voor haar raam.

‘Je zult er veel plezier van hebben,’ zegt Finifoetoe geheimzinnig. ‘Die plant houdt de muskieten uit je kamer.’ Ze babbelen nog wat, maar als Paloeloea een glaasje prik gaat halen, is Finifoetoe plotseling weg.

Die nacht wordt het prinsesje uit haar slaap geschrikt: ‘Paloeloea, Paloeloea... zolang Anansi in het donkere hok zit zal er geen regen vallen in het land...’ klinkt een gedempte stem. Ze springt het bed uit en rent naar haar vaders kamer. ‘Papa, papa, ik heb een nachtmerrie gehad...’ De koning troost zijn kind. ‘Kom kom,’ zegt hij, ‘mijn lieve schat, ga jij maar rustig slapen, dromen zijn bedrog.’ De volgende nacht wordt het meisje weer opgeschrikt: ‘Paloeloea, Paloeloea...’ ze rent weer naar haar vader. ‘Papa, een vreselijke stem: zolang Anansi in het donkere hok zit, zal er geen regen vallen, maar hongersnood zal heersen in het land...’ En ze valt flauw van angst terwijl ze haar verhaal vertelt... Gauw brengt de koning zijn lief meisje naar haar kamer. Daar is niets griezeligs te zien; alleen de bladeren van de grote plant bewegen een beetje. De derde nacht als Kownoe zelf de wacht houdt, hoort hij plotseling een kreet van zijn geliefde kind - en ook een stem: ‘Paloeloea, Paloeloea, zolang Anansi in het donkere hok zit, zal er geen regen vallen, maar hongersnood zal heersen en de koning van het land zal dood gaan...’ Huilend van schrik omhelst het prinsesje haar vader.

‘O, alsjeblieft, laat Ba Anansi vrij... Wat hij gedaan heeft, is lang niet zo erg als wat er zal gebeuren...’

De koning troost haar en hij geeft haar duizend kusjes. De bladeren van de grote plant bewegen in de wind en daar staat Finifoetoe plotseling in de kamer.

‘Heer Koning, alstublieft...’ en spinnetranen rollen over haar spinnewangetjes. Dan komt ook Ma Akoeba binnen hollen. Ze stort zich op een knie en snottert in haar zakdoek: ‘Heer Koning, doe een weldaad aan uw onderdanen en uw kind...’

‘Vooruit,’ zegt Koning Kownoe en hij roept: ‘Laat de gevangene Anansi bij me komen.’

Daar stond die zielige bedrieger dan: een viezig vastgeplakte frommelklont van kauwgom, beddestro en spinnepoten.

‘Ik was een beetje streng,’ zegt Koning Kownoe. ‘Je bent nu vrij, Anansi. Van nu af mag je elke morgen zoveel fruit en groente komen plukken als je dragen kunt. Maar doe me één plezier: kom nooit meer's nachts terug.’

‘Bedankt meneer,’ zei Ba Anansi. ‘Ik denk dat iedereen een lesje heeft geleerd. U ziet toch dat ik niets beginnen kan? Mijn poten zitten nog steeds aan elkaar geplakt.’ En Ma Akoeba zei: ‘Geef ons vandaag alleen een zak met pinda's.’

Zo zat niet lang daama Anansi thuis, terwijl Akoeba, Finifoetoe en de andere kinderen de pinda's roosterden, en aan het doppen en het malen sloegen tot ze een geweldige bak pindakaas hadden gemaakt. Daarmee begonnen ze Anansi van zijn kale kruin tot aan zijn harige tenen in te smeren, en kijk eens aan: ze smeerden daarmee al die vieze kauwgomslierten van zijn ledematen af.

Dus kun je twee dingen van dit verhaal onthouden: ga liever's nachts niet uit om fruit te jatten, en als je kauwgom in je haar krijgt, grijp dan een flinke klodder uit de pot met pindakaas.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken