Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anansi. De spin weeft zich een web om de wereld (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anansi. De spin weeft zich een web om de wereld
Afbeelding van Anansi. De spin weeft zich een web om de wereldToon afbeelding van titelpagina van Anansi. De spin weeft zich een web om de wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.19 MB)

Scans (157.14 MB)

ebook (14.89 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anansi. De spin weeft zich een web om de wereld

(1984)–Noni Lichtveld–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 76]
[p. 76]

Hoe Anansi afrekende met zijn schuldeisers

Zo gebeurde het op een nacht dat Anansi, dikke-buik-volgevreten-liever-lui-dan-moe, vrolijk thuiskwam, bierliedjes zingend voorop eigen erf, zoiets als:

 
‘Nooit is genoeg, nooit is genoeg!
 
Laat me maar, laat me maar;
 
altijd te vroeg
 
dat ik me laatste cent
 
laat in de kroeg...’

En wat valt daar voor koude plas licht voor zijn voet om zijn stapgang te breken?

S'Akoeba, zijn vrouw, staat in de deuropening, met al haar twaalf kinderen jammerend tegen haar rokken geklemd en schreeuwt: ‘Anansi! Jij zwartharig ongedierte! Verwacht niet dat je één korrel gaargekookte rijst voor jezelf gaat vinden in dit huis! Mij en mijn kinderen laat je in ons hongersop gaarkoken. En dat is alles wat je aan kooksel gaat vinden achter deze deur. Dus donder op en vind de centen voor potvulling eerst en onmiddellijk, of ik zal je rammelen met lawaai als de magen van mijn kinderen en mij!’

En bij wijze van geluidsillustratie begint ze al die potten en pannen uit haar keuken met rammel en bam-bam te smijten naar Anansi's hersenpan, zodat hij maar net ongewond kan ontkomen.

B'Anansi - 's nachts - gaat het bos in. Daar zit zijn oude vriend, jager Van Dijk, te suffen bij een vuurtje.

‘Anansi, ouwe jongen, je komt me zo plotseling gezelschap houden...’

‘Ach, masra Van Dijk, weet je waarom? S'Akoeba, mijn vrouw, heeft de zenuwen en de kinderen hebben last van rammelworm in hun buik. Ik moet medicijn voor ze gaan kopen. Kun je me niet vijfentwintig gulden lenen?’

‘Ik zeg je, Anansi, kom bij me zitten en leen de warmte van mijn vuur. Maar vijfentwintig gulden ga ik je niet geven, want ik weet niet wanneer ik ze terug zal krijgen.’

‘Tja’, zei Anansi en begon zijn botten te warmen, ‘ik wil een precieze afspraak daarover met je maken, Brada Van Dijk. Laat me denken... Over precies een maand, vrijdag van de week om acht uur's avonds, kom dan bij me, dan krijg je je centen terug.’

‘Kan ik daarop rekenen?’ vroeg jager Van Dijk, die Anansi erg graag mocht, maar hem niet zo erg vertrouwde. ‘Als je me echt zou kunnen garanderen...’

‘Maar absoluut en zeker!’ gilde Anansi blij. ‘Je centen - je hoeft me maar twintig gulden te lenen en je krijgt ze klink voor klank terug met nog een geluk dat meer waard is dan al je centen zelf!’

Daar kon jager Van Dijk niet tegenop (hij was een goedhartig, maar ook een nieuwsgierig ventje), en zo kwam Anansi de volgende ochtend vrolijk thuis met een papieren tien-gulden voor S'Akoeba; de andere helft hield hij natuurlijk zelf. En ja, zo verliep er een week van smullen en potverteren, maar toen kwam de bodem van de rijstzak alweer in zicht. En om weer gesmijt met lege pannen te voorkomen, ging Anansi zijn ‘vriend’ Tijger opzoeken, met wie hij dan wel niet zo bevriend was, maar die - had Anansi gehoord - een pot met goud geld moest bezitten, zo geel als Tigri's eigen bontvelondergrond.

‘Ba Tigri, na mi, ik ben het, Anansi,’ begon hij heel beleefd, ‘ik ben gekomen om je te begroeten en je te bedanken bij je weet wel.’

‘Bij je wát?’ bromde Tijger verstoord. Hij was al verdacht op die grappen van B'Anansi.

‘Voorbaat,’ zei Anansi, ‘ik bedankje bij voorbaat voor de dingen die je me gaat lenen met kans op groot geluk!’

‘Wat?’ schreeuwde Tijger woedend, omdat

[pagina 77]
[p. 77]

hij er niets van begreep.

‘Is heel eenvoudig toch. Ba Tigri, ik leen van jou een klein bedragje. Laten we zeggen... twintig gulden. Daarmee ga ik een groot geluk voor jou kopen. En als je bij me komt precies over drie weken, vrijdag om kwart voor acht, dan krijg je al je guldens een voor een terug, met het geluk erbij dat op je wacht.’

Ba Tigri was zo gek of zo argwanend niet of hij stonk erin; wel was hij zo voorzichtig om Anansi geen twintig gulden te geven, maar slechts tien.

Maar ja - zo gaat dat in een huishouding - toen S'Akoeba van vijf gulden een week lang voedzame pot gekookt had voor veertien en een halve buik (waar was die andere vijf toch gebleven?), toen was die rijstzak weer zo goed als leeg. Anansi wist dat zijn laatste kwartje ook niet lang redding kon brengen en ditmaal ging hij naar plantage Kakellust, waar hij zijn vriend Haan opzocht. Hij bewonderde de harem en de donzige, nieuwe babykippetjes en toen zei hij tegen Haan: ‘Brada Kaka, met zo'n familie heb je veel geluk en je verdient nog meer geluk.

Laat me een beetje voor je werken, geef me tien gulden van je te leen en over twee weken, vrijdag, als je bij me komt om half acht in de avond, krijg je alles terug, plus een geluk erbij waar je nog nooit van gedroomd hebt.’

Haan was maar een eenvoudige jongen met een groot gezin, dus hij voelde wel voor geluk. Al had hij niet veel centen, hij wist toch met zijn grote hanepoten vijf gulden bij elkaar te krabbelen uit zijn geheime mestvaaltplaats en die gaf hij vol vertrouwen mee aan B'Anansi.

Na een weekje was het dan weer zover: rijstzak binnenstebuiten en S'Akoeba klagen dat ze het pinari-leven alweer aan zag komen dreigen. Anansi voelde zich waarachtig een beetje beschaamd, dat hij van die vijf haneguldens er nog twee had opgesnoept in de bierwinkel. Maar ja - niets aan te doen dan op pad gaan om nog ergens een centje te vinden. Ditmaal was het niet eens de mestvaalt waar hij naartoe trok, maar de vuilnisbelt en daar woonde een miserabele kerel in een Coca-Cola-kannetje: vriend Kakkerlak.

‘Ai, hoe gaat het, vriend Kakalaka!’ riep B'Anansi vrolijk. ‘Kom me eens opzoeken binnenkort! Want je kan toch niet leven van lege Coca Cola en ik heb volle zo maar bij me in de ijskast staan!’

‘Je meent het, Anansi?’ vroeg Kakalaka gevleid; niet vaak kreeg hij zulke verlokkende uitnodigingen. ‘Het lijkt me leuk om bij je te komen. Wat kan ik voor je doen ondertussen?’

‘Wel, Brada Kakkerlak,’ zei Anansi, ‘nu je het er toch over hebt, misschien heb je even vijf gulden voor me te leen, want mijn portemonnee ligt thuis. Dan koop ik vast wat lekker eten erbij vóór je komt. Je krijgt dat thuis direct van me terug natuurlijk en ik hoef niet extra uit te gaan, zodat ik fijn voor je kan koken.’

‘Natuurlijk!’ riep Kakalaka blij en hij kwam met een leeg, vies sambalflesje waar hij met de nodige moeite zeven kwartjes uitschudde. ‘Ja’, zei hij wat beschaamd, terwijl hij de kwartjes stuk voor stuk aflikte. ‘'t Is alles wat ik bezit...’

‘Meer dan genoeg!’ riep Anansi grootmoedig uit en hij gaf zelfs één kwartje aan Kakkerlak terug. ‘Hiervan bereid ik een feestmaal voor je! Precies over een week, op vrijdag, precies om kwart over zeven moet je bij me komen, waar geluk op je wacht!’

Na een halve week had S'Akoeba zo genoeg van het hierop volgende pinari-leven - één kwartje per dag voor vijftien hongerige magen, want Anansi ontzag zich niet om een dubbele portie op te blijven vreten - zo schoon genoeg had ze van dat alles, dat ze haar kinderen met beddegoed en hongerklacht en al bij elkaar pakte en vertrok naar haar mammie op plantage Woudgelegen.

[pagina 78-79]
[p. 78-79]

En wie verwacht dat Anansi nu gebroken van verdriet en wanhoop achterbleef of snel een baantje zocht bij houtzagerij of bierfabriek, die heeft het helemaal niet begrepen, want dit alles kwam uitstekend in zijn hierop volgende kraam te pas.

Op vrijdagavond, de dag van de afspraak, wie klopt er aan precies om één minuutje voor kwart over zeven? Je weet het al: Vriend Kakalaka staat daar, zijn jasje glimmend gepoetst, zijn sprieten met keurige krul, zelfs zijn stank is opgefrist met verse nootmuskaatpoedergeur. ‘Ay baya!’ Wat is Anansi vriendelijk. Hij laat Kakalaka plaatsnemen op een keurige Wenerstoel, schenkt een glaasje limonade in en zo zitten ze gezellig een poosje te praten. Ondertussen staat in het kookraam een potje te pruttelen, waaruit de heerlijkste geuren komen kringelen, zodat Kakalaka het water om zijn tong voelt.



illustratie

‘Wacht even,’ zegt Anansi, als hij op het erf gerucht hoort, ‘laat me even in dat soepje roeren.’ En hij loert uit het kookraam naar de poort, waar keurig opgedoft vriend Haan al aan komt schrijden.

‘Saang,’ roept Anansi plotseling, ‘een onverwachte bezoeker, wat vervelend nu toch... Ik zal hem gauw de deur uitwerken, neem nog een glaasje prik.’

Haan, bij de deur gekomen, laat in plaats van ko-ko-ko heel plotseling een grote ka-ka-ka-ka van zijn tongriem schallen, zodat Kakkerlak zich van schrik in de limonade verslikt en onder het bed vliegt. Anansi opent wijd de deur en zegt heel vriendelijk: ‘Wat een verrassing, broeder Haan! Wees welkom, welkom toch! Zit even neer en drink dat glaasje prik, ik heb al voor je ingeschonken...

Wacht even, dan haal ik buiten dat waarvoor je bent gekomen. Maar ondertussen, eet vast wat je vindt, onder het bed, daar zit een groot Geluk en dat is meegenomen!’

Terwijl Anansi giechelend een plas doet tegen de palmboom op zijn achtererf, vindt Ba Kaka met zijn loerend oog onder het bed de bibberende Kakalaka, te verlamd van schrik om te vluchten. Met een grote hapslik heeft Haan het zielige beest in zijn hanemaag en roept al tegen Anansi, die weer binnenkomt:

‘Dat was een mooie grap, Anansi! Heb je mijn guldens alle vijf daar bij je?’

Maar Anansi draait zich weer om van schrik, legt een fluistervinger op zijn mond en sist, als hij haastig de deur dichttrekt: ‘Sst! Wacht heel even! Een onverwachte gast... kruip onder het bed tot hij wreg is, ik zal hem gauw de deur uitmoffelen.’ En daar verschijnt Tigri ten tonele, bontjas keurig opgeborsteld, grote legerriem om zijn buik, en Anansi, uiterst vriendelijk, wijst hem de Wenerstoel en schenkt het glaasje weer vol, waarin Haan nog maar één slokje gelaten heeft.

‘Een ogenblik, Ba Tigri. Ik ga naar buiten en dan haal ik dat waarvoor je bent gekomen. Maar ondertussen eet je vast wrat je vindt onder het bed. Daar zit een groot Geluk en dat is meegenomen!’

Gelijk glipt hij naar buiten om aan de kraan een slokje te gaan drinken en hij verslikt zich haast bij de gesmoorde Kakleku van Haan, die intussen als een vette verenklont onder het bed is ontdekt en met één grote klauwhaal door Tijger naar zijn begerige tandenbek gezwiept is en alreeds vermalen in de maag van het roofdier ligt.

Tijger moet bulderend lachen als Anansi weer binnenkomt. Moet Anansi ook lachen achter zijn hand of veegt hij alleen zijn natte drinkmond af? Hij is nog niet binnen of hij loert alweer naar buiten en fluistert haastig:

‘Tigri vriend, een onverwachte tegenslag. Daar komt die jager Joop Van Dijk mijn erf oplopen. Kruip even onder het bed, dan praat ik hem vlug-vlug de deur uit.’

Maar Tigri is zo dom nog niet. Hij kent Anansi langer dan vandaag. Met een grote sprong is hij over het pruttelende potje het kookraam uitgevlogen en zit hoog bovenin de palmboom.

Als Jager binnenkomt, doet Anansi net het raam weer dicht en zegt vrolijk: ‘Hallo, masra Van Dijk, ga zitten en drink de limonade, die voor je klaarstaat. Ik ben met koken bezig en zo dadelijk zal ik een lekker bordje voor je neus zetten.’ Ondertussen denkt hij haastig na... hoe moet nu Jager vlug dat tijgerbeest ontdekken?

‘Die voeten van je, masra Joop... misschien zijn ze niet geurovereenkomstig die soep van me. Weet je wrat? Ik ga een lekker bekkentje water voor je tappen op het erf, dan mag je met mijn fijne zeep je even baden. ‘En hij heeft al een handdoek gevonden, vriend Jager bij de arm genomen en het waterbekken zo geplaatst dat het onder de palmboom staat.

[pagina 80]
[p. 80]

Vriend Jager heeft zijn schoenen uit, stroopt zijn broekspijpen op, buigt zich over de blinkende watervlakte en... wat ziet hij daar?

‘Mijn geweer,’ roept hij plotseling en omhoog kijkend naar de kruin van die palmboom heeft hij zijn geweer gegrist van naast de deur en - pief paf poef - vóór Anansi één woord kan uitbrengen... dáár ligt Tijger morsdood op de grond, middenin het uitgespatte water van het verzuimde voetbad.

‘Wat heb je nou gedaan!’ roept Anansi bibberpotend van schrik. ‘Dat is de Koningstijger! De Tijger die mij hier op het erf in bewaring is gegeven. Zevenhonderd gulden schadevergoeding zal ik moeten betalen voor dat prachtige dier... Wat moet ik doen?’

‘Kenkiwatra krinskin,’ kreunt Joop Van Dijk zijn wroeging over zijn ongecontroleerde jagersdrift. ‘Anansi, ik zal het je betalen. Zevenhonderd gulden heb ik niet, maar hier heb je er vast vijftig. En die twintig-gulden-lening scheld ik je natuurlijk ook kwijt...’

‘Het is een grote schade voor me...’ jammert Anansi terwijl hij blijmoedig het geld in zijn broek stopt en al een denkbeeldig telegram verzint naar plantage Woudgelegen.

Ja ja, jager Van Dijk heeft zijn veters niet eens vastgemaakt. En B'Anansi? Als hij naar het telegraafkantoor gaat, heeft hij een dik pak - een beetje vochtig nog - over zijn schouder. Hij weet een handelaar in de stad, speciaal geïnteresseerd in tijgerhuiden.



illustratie


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken