Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit drie landen (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit drie landen
Afbeelding van Uit drie landenToon afbeelding van titelpagina van Uit drie landen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.98 MB)

ebook (4.26 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit drie landen

(1900)–Jan de Liefde–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

IV.
Het groote feest.

Spoedig na de wassching der kreolen, toen de nacht zijn duister kleed over woud, rivier en huizen verspreidde, verzamelden zich al de gewasschen negers der plantage onder den boom. Bij het schijnsel van eenige vuren wandelden zij met langzame, plechtige schreden rondom den boom in een wijden kring. De opperpriester verhief zijne stem: ‘Onze vader! onze moeder!’ dus sprak hij den boom aan, ‘wees ons goedgunstig en geef ons een goed nieuw jaar. Wij brengen u te eten; wij brengen u te drinken; gij zult geen gebrek hebben, maar wees ons goedgunstig en neig ook het hart van onzen meester tot ons, zoodat hij ons vele kleederen en spijs geeft en ons weinig straft.’

‘Onze vader! onze moeder!’ viel het gansche koor in, ‘wees ons goedgunstig.’ En daarbij bogen zij zich herhaalde malen. Na vele herhaalde plechtige optochten ging men uiteen, om de offers te brengen. Allereerst werd het opgevangen offerbloed gebracht en dicht bij den boom uitgestort. Daarop werd de grootste en beste helft der op dien dag geslachte en met rijst en boonen maar zonder zout gekookte offerdieren, namelijk een zwarte geit, een witte haan en vele hoenders, in schalen den boom ten offer gebracht en rondom den stam nedergezet. Ook de helft van

[pagina 18]
[p. 18]

den gevraagden wijn en het bier werd als dankoffer voorgebracht. Daarop zette men zich neder om de andere niet geofferde helft der offerdieren te eten en het overschot van den wijn en het bier te drinken. Na afloop van den maaltijd maakte men zich gereed tot den Wintidans. Op eenigen afstand vàn den boom werden eieren op den grond gelegd. De groote trommel van bijna een voet in doorsnede over welks éene opening een vel gespannen was, terwijl de andere zijde openbleef, werd aangebracht en op den grond geplaatst. Nadat het open einde door een daaronder gelegd stuk hout iets verhoogd was geworden, sloeg een sterke neger met zijne vuisten op het vel, zoodat de eigenaardige sombere tonen in den nacht wijd en zijd door de lucht weergalmden. Bij den eersten slag sprongen allen van den grond. De vrouwen klapten in de handen en riepen: ‘Onze vader! onze moeder! hoor ons!’

Nu trad eene vrouw voorwaarts om Winti te dansen. Zij was wonderlijk gekleed; haar roode kleed was geheel en al met schelpen bezet, waaraan kleine schelletjes bevestigd waren, die bij de minste beweging hun geluid gaven. De hoofddoek was wit met daarop genaaide onregelmatige roode figuren. Zoodra zij voortrad gaf de priester haar eenige eieren, die zij rauw opat. De anderen vormden een wijden kring; zij trad in het midden en begon den dans. Aanvankelijk scheen zij rustig te zijn, alleen wanneer men haar van tijd tot tijd bij het schijnsel van het opflikkerende vuur beschouwde, kon men bemerken, dat hare spieren en zenuwen sterk in beweging waren en hare oogappels wild in haar hoofd rolden, alsof zij er elk oogenblik uit zouden springen. Het duurde dan ook niet lang, of zij nam een sidderende beweging aan, sloeg wild in het rond met hare armen, rukte eindelijk den doek van haar hoofd en begon een waanzinnigen dans, waarbij zij den doek voortdurend in allerlei wonderlijke bewegingen om haar hoofd zwaaide. Voortdurend sneller werd het geluid van de trom, en voortdurend sneller sprong de Wintimama in den kring rond, totdat men ten laatste hare bewegingen niet meer met het

[pagina 19]
[p. 19]

oog volgen kon. Eindelijk zonk zij uitgeput als in diepe onmacht op den grond neder, hare oogen sloten zich, het koude zweet parelde op haar voorhoofd, terwijl de ledematen, die nog zooeven in zulk een snelle beweging waren geweest, als door een schrikkelijken kramp aangegrepen en verlamd waren. Het geluid der schellen was verstomd, de trom zweeg. Een diepe stilte heerschte in het rond; alles stond in gespannen verwachting op de uitspraak te wachten, die de Winti (Tooverwind, geest) die over haar gekomen was, door haar doen zou. Toen vernam men eerst enkele onverstaanbare tonen, alsof zij uit een andere wereld kwamen; daarop volgden afgebroken woorden en korte uitspraken, die met een holle stem werden uitgesproken.

‘Veel werk,’ zoo luidde het orakel, ‘veel moeite, weinig vreugde. God is vertoornd op de negers, daarom moeten zij den Bakra dienen; maar Hij heeft u ook een goeden heer gegeven, die niet veel straft. Offert vlijtig, dan zult gij het goed hebben. De goden zullen u beschermen en de booze geesten zullen u niets kunnen doen. De nieuwe zoutwaternegers moeten zich spoedig hunne goden uitkiezen en hen getrouw dienen, dan zullen zij gezond blijven en het zal hun goed gaan in het vreemde land.’ Zoo ongeveer luidden de uitspraken van het orakel, die ditmaal duidelijk genoeg waren, hetgeen niet altijd het geval was. Zij werden met grooten eerbied vernomen. Nadat zij opgehouden had met preken, lag zij nog eenigen tijd als bewusteloos op den grond; daarna richtte zij zich langzaam en uitgeput op, evenals iemand, die na een zwaren droom ontwaakt. Wat zij gezegd had, moest haar weder herhaald worden; zij zelve kon het zich niet meer herinneren.

Na haar kwamen er nog andere vrouwen, die hetzelfde deden. Hunne uitspraken dienden tot bevestiging van de eerste en werden eveneens met gespannen aandacht aangegehoord. De opmerkzaamheid klom ten top, toen eindelijk de opperpriester, die ook een Wintiman was, naderde om den beroemden vuur-Wintidans uit te voeren. Een der on-

[pagina 20]
[p. 20]

der den boom aangestoken en reeds half uitgebrande vuren, werd opnieuw aangestoken en daarop droog riet geworpen. Met vernieuwde kracht werd de trom geslagen, en sterker dan tevoren riepen de in de handen klappende vrouwen: ‘Onze vader! onze moeder! hoor ons!’ De Wintiman, die alleen een schort van lang gras droeg en overigens geheel naakt was, trad voor het vuur. In zijne hand hield hij een kalebas; hij greep er in en wierp een handvol van hetgeen er in was in het vuur. Het was buskruit. Hoog steeg de vlam op, daarna scheen zij weder te zijn uitgebluscht. Op dit oogenblik gelooven de negers dat de vuurgeest in den Wintiman overgaat. Hij begon daarop zijn wildendans, zonder zich te bekommeren, of het vuur opnieuw opflikkerde of niet. Evenwel niet lang. Want spoedig daarop ging het vuur onder zijne voeten uit, terwijl hij zijne fantastische sprongen ten uitvoer bracht. Eerst geruimen tijd daarna verviel ook hij in een bewusteloozen toestand en sprak hij orakeltaal. Hij bevestigde mede wat de anderen gezegd hadden.

Intusschen spoedde de nacht ten einde. Nadat de aanwezigen nog eens in plechtigen optocht, onder vele buigingen, den boom begroet, hem hunnen eerbied betuigd en zich in zijne bescherming aanbevolen hadden, gaf de priester hun verlof naar hunne hutten terug te keeren. Dezember, de Lukuman, die getoond had een der ijverigste aanbidders van den boom te zijn, was de laatste, die de plaats verliet.

‘O welke dwazen,’ zeide hij, een kalebas met eieren grijpende en de andere hand naar een grooten schotel uitstrekkende, die met offervleesch gevuld was, ‘welke dwazen, die gelooven dat de boom eten kan! Ik wil het mij in zijne plaats goed laten smaken!’

‘Wat zegt gij, vader?’ zeide plotseling een welbekende stem.

Het was de stem der dochter van zijn buurman, die langer dan de anderen daar vertoefd had. De oude Dezember schrikte, doch herstelde zich spoedig.

[pagina t.o. 20]
[p. t.o. 20]


illustratie

[pagina 21]
[p. 21]

‘Zijt gij het, mijne dochter?’ zeide hij, ‘ik heb het offer nog eens terecht gezet en den god goeden nacht gewenscht. Maar wat hebt gij hier nog te doen? Maak spoedig dat gij naar huis komt, opdat u niets overkome, want de toorn van de godheid zou u kunnen treffen, wanneer gij hier langer zoudt vertoeven; hij wil thans alleen zijn en zijn offer verteren.

Het meisje liet zich dit geen tweemaal zeggen, maar spoedde zich weg zonder om te zien, alsof de toorn van de godheid haar reeds vervolgde. De Lukuman echter, nadat hij zich overtuigd had, dat zij vertrokken was, nam zijn roof op en vervolgde ijlings zijn weg, terwijl hij in zichzelven prevelde: ‘Het is goed, dat gij u spoedig verwijdert; hadt gij eenige verdenking geopenbaard, dan had ik u iets gegeven, dat u in het vervolg het vragen wel onmogelijk zou gemaakt hebben. Gij zoudt de eerste niet geweest zijn, dien ik den mond voor altijd gesnoerd heb.’

Nauwelijks had hij zich verwijderd, toen een buidelrat met zijn jongen onder den boom sprong, om aan het offer te muizen. Zij hadden nauwelijks hunnen maaltijd begonnen, door eenige der aldaar liggende eieren uit te zuigen, of er verscheen een hongerige hond, die het recht van den sterkste deed gelden.

Toen den volgenden morgen eenige negervrouwen den boom voorbijgingen, bemerkten zij dat het offer voor het grootste gedeelte verteerd was. Zij ontmoetten een eind verder den Lukuman, wien zij hunne ontdekking mededeelden. Deze gaf zijne blijdschap daarover te kennen.

‘Wel ons,’ zeide hij, ‘de godheid heeft ons offer genadig aangenomen. Dat hij de spijzen zoo spoedig verteert, is het zekerste bewijs daarvan. Wat wilt gij nog meer? Zorgt er nu voor dat de nieuw aangekomenen spoedig hunne goden kiezen en vlijtig offeren. Zendt ze naar mij; ik zal hun wel goeden raad geven.’

En dit geschiedde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken